De Volksvil BIJVOEGSEL van van 11 November 1911. OYER Yffl ALS MIDI. EENVOUDIG LEVEN OP 'IVAÏIKAAN. Burgerlijke stand. i FEUILLETON. De Kleine Lord. o Naar aanleiding van de duurte van verschillende levensmiddelen treedt van zelf de vraag, of en in hoeverre visch in aanmerking kan komen om voor een deel in de behoefte aan goedkoop volksvoedsel te voorzien, nog in sterkere mate dan anders op den voorgrond. Het feit moet worden geconstateerd, dat de visch nog vol strekt niet als volksvoedsel kan wor den beschouwd, hoe vreemd zulks wellicht ook moge schijnen, gegeven de omstandigheid, dat Nederland van ouds een belangrijk visch producee- rend land is geweest. Dat het gewenscht is na te gaan, of daarin wijziging kan worden ge bracht, behoeft wel geen betoog. Ver schillende vragen vereischen hierbij beantwoording le. Is de voedingswaarde van visch van dien aard, dat uitbreiding van het gebruik onder de volkeklasse aanbeveling verdient 2e. Laten de prijzen zoodanige uitbreiding toe; 3e. Is de hoeveelheid visch met zoodanige lage pryzen, dat zij voor de volksklasse bereikbaar zijn, vol doende groot om eenigszins be langrijke uitbreiding mogelijk te maken. Omtrent de voedingswaarde heb ben verschillende onderzoekingen plaats gehad, waarvan de uitkomsten zyn gepubliceerd. Moge de wensch hier ook geuit worden, dat van be voegde hand een overzicht der ver schillende resultaten zal worden ge geven, en het vraagstuk der voe dingswaarde van visch eens meer uitvoerig voor medici, hygiënisten en oeconomen zal worden behandeld zoo noodig aangevuld door eigen on derzoekingen waarbij dan in by- zonderheden aangetoond zal behoo- ren te worden, waarom het gebruik van visch goed en gezond is, zoo kan toch, waar de resultaten der in het buitenland ingestelde onderzoe kingen zoo positief gunstig blijken te zijn, zonder bezwaar hier een kort overzicht daarvan worden gegeven, en kunnen gevolgtrekkingen daaruit worden gemaakt Volgens de onderzoekingen van König en Splittgerber komt zoowel de samenstelling als de calorische waarde vt»n vischvetten overeen met die van de vetten van warmbloedige dieren hetzelfde geldt ook voor het eigenlijke vischvleesch alleen het koolstofgehalte van het vischvleesch schijnt in het algemeen wat hooger te zijn dan dat van warmbloedige dieren, en in overeenstemming daar mede werd de verbrandingswaarde van het vischvleesch ook iets hooger bevonden. "Wat nu de waarde betreft van het vischvleesch uit physiologisch oog punt dus de verteerbaarheid en de eigenlijke voedingswaarde, in vergelijking met andere vleeschsoor- ten, waar het uiteraard in hoofdzaak op aankomt zoo werd door on derzoekingen van verschillende ge leerden, en zoowel door proefnemin gen met kunstmatige als natuurlijke vertering overtuigend aangetoond, dat het vischvleesch ten aanzien van de eiwitstofwisseling volkomen gelijk waardig is te achten met rundvleesch. Rosenfeld b.v. verklaarde het visch vleesch als voedingsmiddel op ééne lijn te stellen met rundvleesch en zulks zoowel voor de huishouding, de athletische sport, alsook voor de manschappen, dienende bij leger en vloot. Het is hier niet de plaats de uitkomsten der verschillende proefne mingen in bijzonderheden mede te deelen daarvoor moge naar de oorspronkelijke verhandelingen van de onderzoekers worden verwezen hoofdzaak is, dat hunne uitkomsten het recht geven zonder eenig voor behoud de gevolgtrekking te maken, dat de voedingswaarde van visch eene zoodanige is, dat haar gebruik aan de volksgezondheid ten goede kan komen en dus hare popularisee ring ook uit hygiënisch oogpunt alle aanbeveling verdient. Bij de beantwoording der vraag, of de prijs van visch een meerder gebruik door het volk toelaat, valt in de eerste plaats in het oog te houden, dat de elementaire samen stelling van vi^ch en rundvleesch wel dezelfde is, maar dat, door bijkomstige omstandigheden, om dezelfde hoeveel heid voedingsstoffen te verkrijgen, men meer vischvleesch dan rundvleesch moet gebruiken. Daarmede houdt ook verband het bekende verschijnsel, dat men na een vischmaal weer zoo spoe dig honger gevoelt. Dit blijkt uit de onderzoekingen, voor het Duitsche legerbestuur in 1887 verricht door den officier van gezond heid Engelbrecht, toen hem opgedra gen was de mogelijkheid van het ge bruik van visch als voedsel in het leger na te gaan. Uit zijn daarover uitge bracht rapport blijkt, dat hij o. a. vast gesteld heeft, hoeveel eiwit en vet men per Kg. en gros ingekocht vleesch van vee en visch ontvangt, dus voor vee het zg. slachtgewicht en voor visch het dier, in den regel zonder ingewanden, maar met kop, graten, staart, vinnen, huid, enz., behalve in de gevallen, waarbij vermeld is „zon der kop". Allerzielendag'. —O „Argkoud veur den tweeden November! Gevrorenda hêt 't nie gedaon. As 'n waos leit de mist op de velden, Die gêft er zoo'n doodskleurken aon." „Er leven nog blaoi' aon de boomen, Maor 't fris en 'et gruun is er af: Het wiendje hoeft efkes te blaozen, Dan vallen ze en vienden hun graf!" „Hoe bin ik van mergenzoo triestig?... 't Leid anders zoo niet ien mien aord 'k Mot blij zin, d2 God ien den Hemel Mien leven zoo lang het gespaord." „Ien 't derp bin 'k de oudste van allen, En 'k stao op de wereld alleen Mien man en twee zoons en drie dochters Verloor ik, al jaoren geleên." „Ik bin veur de rust van hun zielen Ielk jaor nog ten Hooglied gegaon, Maor nooit, dunkt me, vuulde ik mien harte, Zoo triestig, zoo wonderbaor slaan." „Mien man en mien kienders ik mein ze Ien 't wit veur mien oogen te zien. 't Is aorig zou 't veurgevuul we zen Komspul der verbeilding, mis schien." Zoo miemerend kwiem ze aon de karkdeur En wiste heur traonen en zweeg, Gaf de erme vrouw Peters 'en aolmoes, En maokte drie kruuskes en neeg. Erst stond je 'en klein bietje te ruste Da licht ien de verte en da zwart En da treurig geklaog van 'et urgel, Da greep haor zoor diep ien 't hart. Toen Hetze twee keerskes ontsteken Veur 't heilig Maria-altaor. De kuster besloot dat 'et vremd was, Went ze offerde 'reen maor ielk jaor. lijk heel eenzaam en verlaten, hoewel Cedric dat nooit gemerkt had en het pas begon te beseffen, toen hij ouder werd en hoorde waarom er bij hen nooit loge's of visites kwamen. Toen vertelde men hem, dat zijn mama een wees en alleen op de wereld was, toen zijn papa met haar trouwde. Zij was jong en mooi en woonde als gezel schapsjuffrouw bij een oude dame, die niet lief voor haar wasen eens zag kapitein Cedric Errol, die een bezoek kwam brengen, dat zij met tranen in de oogen haastig den trap opliep en zij zag er zoo zacht en lief en bedroefd uit, dat de kapitein haar niet kon vergeten. En nadat er allerlei won derlijke dingen gebeurd waren en zij elkaar goed hadden leeren kennen en liefhebben, waren zij samen getrouwd, hoewel allerlei menschen daarom boos op hem waren geworden, het ergst van allen kapitein Errols vader, die in Engeland woonde en een schat rijke, deftige mijnheer was, met een heel ongemakkelijk humeur en een onoverkomenlijke hekel aan Amerika en de Amerikanen. Hij had twee zo nen, ouder dan kapitein Cedric en het was eene vaste wet, dat de oud ste van die zonen den titel moest er ven en al de buitenplaatsen, die prach tig en verbazend groot waren stierf de oudste zoon, dan werd de tweede de erfgenaam, en zoo was er heel weing kans dat kapitein Cedric ooit zelf rijk zou worden, al behoorde hij tot zulk eene deftige familie. Maor straks, toen de liekdienst gedaon was, Toen kwiem ie tot ander besluut Hie vond haor geknield veur haor stoeltje, Maor 't keerske des levens was uut. B. v. M. —o „Ik ben een doodgewoon, eenvou dig man, en denk er niet over mijne levenswijze te veranderen." Dit was de opmerking die Paus PiusX maakte, toen hij in 1903 tot Paus verkozen werd. Hij heeft dan ook in niets zijne levenswijze veranderd, en zijn tegen woordig leven is eenvoudig, als toen hij nog slechts de zoon van een dor peling was. Hij heeft een afkeer van alle vormen die niet beslist bij zijn hooge roeping behooren. Hij staat 's morgens om 5 ure op, gebruikt on geveer anderhaif uur later zijn ontbijt, en wanneer de meeste eraan beginnen te denken hun bed te verlaten, is hij reeds in zijn studeerkamer druk aan 't werk. Om 1 uur dineert zijne Hei ligheid. Zijne diners zijn eenvoudig en sober, want zijn maaltijden ver schillen zeer weinig van die, welke hem voorgediend werden toen hij nog gewoon pastoor van Solzano was. Toen hij tot Paus verkozen werd, was hij verbaasd over het groote aantal bedienden in de pauselijke keuken. „O neen, riep hij uit, het is niet noo dig er zeven koks op na te houden, om mij een weinig soep te bereiden." Voel ballen. Ziet ze hollen, ziet ze draven, Ziet ze baden in hun zweet, Zie hoe zij zich amuseeren Als hansworsten aangekleed. Hoort ze brullen, hoort ze schreeuwen, Ziet ze kloppen, ziet ze slaan, Met hun mooie kleur'ge kieltjes En hun voetbalklompen aan. Kijk ze eens parmantig stappen, Als ze naar het slagveld gaan, Met hun taschjes in hun handen En hun Zondags pakje aan. O, wat loopen ze als dandy's, Met hun neuzen in den wind, Om zich straks te gaan vermaken Met het speelgoed van een kind. Het publiek staat langs het lijntje, Voetbalvrienden klein en groot, Staan hun keel kapot te schreeuwen, Brullen zich de koppen rood. Jonge dames tuk op vrijers, Gillen ook maar voor de lol, Als zoo'n kikvorsch met z'n zwembroek Met den bal gaat op den hol 1 O, wat geuren ze die dandy's, Met hun kuiten dun of dik, Boven afgezakte sokken, Och wat zijn ze in hun schik. Als zoo'n held in pure geestdrift, Iemand haast door midden trapt, Kijkt ie of ie net wil zeggen Heb ik 'm dat niet fijn gelapt 't Voetbalspel is o zoo nuttig, 't ls zoo edel en zoo goed, 't Is versterkend voor de spieren, 't Geeft den menschen kracht en moed. Om zoo'n voetbal voort te schoppen, Nu wilde het toeval, dat de natuur aan den jongsten zoon gaven had ge schonken, die zij aan de beide ande ren onthouden had. Hij had een mooi gezicht, een krachtig welgemaakt lichaam een sterk gestel, een vriende lijken glimlach en een vroolijke, in nemende stemhij was dapper en edelmoedig, bezat het beste hart van de wereld en scheen een eigenaardig talent te hebben, om alle menschen, die in zijne buurt kwamen, gelukkig te maken. Maar met zijne broeders was het geheel anders gesteld zij waren in het geheel niet mooi of vriendelijk en knap. Toen zij als jongens te Eton waren, hielden hunne makkers niet van hem aan de academie voer den zij niets uit zij verspilden hun tijd en hadden maar heel weinig ware vrienden. De oude graaf, hun vader, werd telkens door hen teleurgesteld en gegriefd zijn erfgenaam deed den oud-adelijken naam weinig eer aan en het liet zich aanzien, dat er niets van hem worden zou dan een zelfverkwis- ter, een onbeduidend mensch, zonder mannelijke, edele eigenschappen. Het was bitter hard, dacht de oude graaf, dat de derde zoon, wien niets dan een zeer gering fortuintje te wachten stond, al de gaven en talenten, al de kracht en schoonheid en innemendheid moest hebben. Somtijds was het bijna of hij een afkeer had van den knappen jongen man, omdat deze al de goede hoedanigheden bezat, die bij den aan zienlijken naam en de rijke bezittingen Is toch heusch niet ieders werk, Daarom zijn die voetbalspelers, Allemaal zoo ijzersterk. Op een veld met witte strepen, Soms met touwtjes afgezet, Strijden ze als ware helden, Geven ze elkaar hun vet. Tweemaal elf groote kerels, Trappen raak en trappen mis, 't ls toevallig dat hun aantal, Juist het gekkennummer is. Ja zoo'n wedstrijd is wel aardig, Voor het zwak geslacht vooral, Vier en veertig bloote beenen Zien te spelen met een bal. Om de pret nog te verhoogen Trapt men soms bij ongeluk Een geachte medespeler Lijf en ledematen stuk. En genoemde jonge dames Krijgen ook de voetbalkoorts, Kletsen over leuke ventjes Voetbalsterren en zoo voorts Dikke beenen, witte tanden, Mooie scheiding, krullend haar, Voetbalvrienden en vriendinnen Trouwen altijd met elkaar! Friesche Courant. O— Bosclikapelle. Huwelijks-aangiften. 27 Oct. Eduardus de Rijk, oud 27 j., jm. en Ida Vioen (van Stoppeldijk) oud 23 j.f jd. Geboorten. 4 Oct. Albertus Jacobus, z. van Jacobus Gelderland en van Ma ria d'Hont. 15 Oct. Bertha Catharina, d. van Petrus Remorie en van Rosalia de Schepper. Mathilda Barbarina, d. van Adrianus Crombeen en van Regina van Meelen. 17 Oct. Johannes Fran- ciscus, z. van Gerardus de Schepper en van Francisca Mathilda Ottjes. Overlijden. 2 Oct. Anna Maria Mag- dalena Vaal, oud 2 j., d. van Constan- tinus en van Maria van Acker. Koewacht. Geboorten. 18 Oct. Pe trus Alphonsius Maria, z. van Alphon- sus B. Bernaert en van Ida Maria Cath. Beijsen. Overlijden. 28 Oct. Sedina Rosalia Maria van den Berghe, oud 6 m., d. van Petrus en van Maria Dom. de Vos. Osscnisse. Huwelijks-voltrekkingen. 15 Oct. Cornelis Balkenende, oud 26 j., jm. en Suzanna Vinke oud 25 j., jd. Overlijden. 18 Oct. Christiaan Buijs, oud 78 j-, echtgenoot uit het eerste huwelijk van Apolonia Hiel en uit het tweede huwelijk van Apolonia Roe- lands. 19 Oct. Maria Rosalia Seij oud 4 m., dochter van Alphonsus en van Rosalia Maria Pauwels. Overslag. Overlijden. 29 Oct. Petrus Simoen, oud 65 j., echtgenoot van Maria Louisa Reynebeau. Philippine. Huwelijks-voltrekkingen. 28 Oct. Gustaaf van Vooren, oud 24 j., jm, en Clara Louisa Pauwels, oud 23 j., jd. Geboorten. 26 Oct. Theophiel, z. van Edmond de Decker en van Celina Emma Maria Dumoleyn. Overlijden. 30 Oct. Lucie Paulina van Hurck, oud 29 j., echtg. van Fran- cius Norbertus Pauwels. behoordenen toch kon hij niet laten om in de diepste diepte van zijn trotsch en stug gemoed heel veel van zijn jongsten zoon te houden. In eene van zijne booze buien had hij hem naar Amerika gestuurd, om te reizen en het land te leeren kennenhij meende, dat het beter zou zijn Cedric maar eens een tijd lang te verwijderen dan zou hijzelf niet zoo dikwijls uit zijn slecht humeur worden ge bracht, als hij hem vergeleek met zijne broeders, die hem door hun slecht ge drag in die dagen heel wat leed be rokkenden. Maar toen er omstreeks zes maan den verloopen waren, begon hij zich eenzaam te gevoelen en naar zijn zoon te verlangen hij schreef dus een brief aan kapitein Cedric om te zeggen, dat hij terug moest komen. Dit schrijven kruiste zich met een brief, dien de kapitein juist aan zijn vader ver zonden had en waarin hij hem ver telde van zijne genegenheid voor een allerliefst Amerikaansch meisje en van zijn plan om met haar te trouwen. Toen de graaf dit bericht ontving kende zijne woede geen grenzen. Hoe driftig hij doorgaans ook was, nog nooit had hij zich zóó door zijne gramschap laten vervoeren als toen hij deze tijding ontving. Zijn kamer dienaar, die er bij was, toen de brief kwam, dacht, dat hij een toeval zou krijgen van drift. Een uur lang raasde hij als een woedende tijger, en toen ging hij zitten en schreef aan zijn zoon Eene groote verrassing. o Cedric zelf wist er niets van. Geen mensch had er ooit met hem over ge sproken. Hij wist, dat zijn papa een Engelschman was geweest, omdat zijne mama het hem verteld had maar zijn papa was gestorven, toen hij nog heel klein was en hij herinnerde zich weinig meer van hem dan dat hij lang was, blauwe oogen en een groote snor had en dat het dolprettig was om op zijn schouder door de kamer gedragen te worden. Toen zijn papa dood was, had Cedric dadelijk begrepen, dat het maar beter was er maar met zijne mama niet veel over hem te spreken. Toen zijn vader ziek werd was Cedric weggezonden en toen hij terugkwam, was alles voorbijen zijne moeder, die ook erg ziek was geweest, kon nog ternauwernood in haren grooten stoel bij het venster zitten. Zij was bleek en mager geworden al de kuil tjes waren uit haar lief gezichtje ver dwenen hare mooie oogen stonden zoo droevig en zij was geheel in het zwart gekleed. „Liefste", zei Cedric (zijn papa had haar altijd zoo genoemd en het kleine ventje had het hem leeren nazeggen) „liefste, is papa nu weer beter Hij voelde hare armen beven en daarom keerde hij zijn krullekopje om en zag haar aan. De uitdrukking van haar gezicht deed hem beseffen, dat hij zeker zou moeten schreien. „Liefste", herhaalde hij, „is hij weer beter Op eens gaf zijn warm, liefhebbend hartje hem in, dat hij wel zou doen, als hij zijne beide armpjes maar om haar sloeg en haar tal van kusjes gaf en zijn zacht wangetje tegen de hare vlijde dat deed hij dus en toen legde hij haar hoofd op zijn schouder en schreide heete tranen, terwijl zij hem zóó vast hield alsof zij hem nooit weer los zou laten. „Ja, hij is beter," snikte zij„hij is heel, heel weer beter maar wij wij hebben nu niets meer dan elkander. Neen, niets meer Hoe klein hij ook was, toch be greep hij, dat zijn knappe sterke papa nooit terug zou komen dat hij dood was, net als andere menschen, waar over hij wel eens had hooren spreken, hoewel hij volsterkt niet bereep wat er eigenlijk gebeurd en hoe dat groote verdriet gekomen was. Het was om dat zijne mama altijd schreide, wanneer hij over papa sprak, dat hij zich in stilte voornam maar niet te veel over hem te spreken, en hij merkte ook, dat het niet goed was als zij zoo lang in het vuur of uit het raam zat te kijken, zonder zich te bewegen of te praten. Hij en zijne mama kenden maar weinig menschen en leefden eigen

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 5