De groote Revolutie.
No. 111.
Zaterdag 11 November 1911.
3e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
W?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Gentschestraat C 6 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
Kardinaal
W. M. van Rossnin.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant 10.25.
(Ingezonden.)
o
Toen wij als kind in onze gelukkig
ste levensjaren volgens dichter van
Haren van 3 tot 7 jaar aandachtig
luisterden naar de vertellingen van
Blauwbaard, was ons haastig kinder
oordeel, dat die Blauwbaard een ge-
meene kerel waswij dachten er niet
aan, of die kerel soms zoo gemeen
was gemaakt door zijne katachtige
vrouwen, dat hij evenals een zooveelste
Socrates een zooveelste Xantippe als
levensgezellin, als het zonnelicht zijne
huize had binnengeleid.
Toen wij als jongens even aandach
tig luisterden naar de gruweldaden
van den bleekstroeven Robespierre,
van den reus Danton en van den
dwerg Marat, het beruchte triumviraat
in het schrikbewind van 1793, met
Toucquier Tinville als openbaren aan
klager, was ook ons jongensoordeel
direct geveld, en zeiden wij weerWat
een gemeene kerels, wat een bende
stijl Duijs die moesten ze ditdie
moesten ze dat 1 althans ze moesten
hen niet Duys maar die anderen
minstens één keer den kop afhakken
Toen wij echter als Hoogere Bur
gerscholier of als Gymnasiast ook
meer ontwikkelden hoorden vertellen
en onderwijzen, en uit leergierigheid
boeken wisten te krijgen, die ons van
vader en moeder een ferm, frisch pak
slaag, van mijnheer pastoor een duch-
tigen uitbrander en als toegift een op
stopper met zijn brevier bezorgden,
was die kastijding toch niet in staat
te voorkomen, dat wij, zelfstandig
geworden, een heel anderen kijk kre
gen op die gemeene kerels, en milder
gingen denken over het Parijsche
vischmarktpersoncel, over de walge
lijke omgeving van la fille de Madame
Angot, en daardoor vanzelf anders
gingen beschouwen de revolutie, in het
bijzonder de „groote revolutie."
Waar de Volkswil doelt op den wil
van het volk, zal het leerstellige in
„Er is geen tegenstelling tusschen de
beginselen van de Fransche revolutie
uitvloeisel van Rousseau's contrat
social en die van het Evangelie, wel
geen kost zijn voor de breede schare,
doch zal een causerietje over de re
volutie het volk meer in zijnen slinger
vallen, en duidelijk maken, dat dere
volutie noodzakelijk was.
De revolutie is de aartsvijandin van
den goeden ouden tijd, zegt Victor
Hugo, en is, evenals de chirurg voor
zijn vijanden de kanker, de revolutie
zonder genade. Zij is eene operatie,
verricht zonder beven. Ook gezond
vleesch wordt er opgeofferd, maar
Boerhave zegtGeen etter, geen ge
zwel kan verwijderd worden zonder
bloedverlies, dat de voorwaarde is
van het welslagen der operatie.
Dat gezwel duidt aan den rotten
toestand, de corrupte maatschappij die
steeds haat ontdekt, en liefde als mis
daad beschouwt.
Daarbij lijdt de een aan vrijdenkers
vrees, de ander aan priestervrees
beiden lijden aan dolheid, beiden wil
len menschen visschen, zielen redden,
ieder op zijne manier, dat is op gansch
tegenstrijdige manier.... Doch ter zake.
Was de toestand zóó rot, het geloof
werkelijk zóó laag, het koningschap,
de adel, het priesterdom zóó slecht,
dat het terrorisme het antwoord moest
zijn
Wij zullen zien, en de oudste doch
ter der kerk eens van nabij gaan be
kijken.
Frankrijk vertoonde in de 17de en
18de eeuw vele trekken van overeen
komst met het Romeinsche Keizerrijk.
Vooral ten opzichte van de weelde en
de daarmede gepaard gaande onzede
lijkheid. De camarilla gaf het voor
beeld.
Aan bouwwerken werd onder Lode-
wijk XIV jaarlijks plus minus 800 mil-
lioen francs besteed. Vele dier bouw
werken dienden tot kooitjes voor zijne
minnaressen La Vallière, de Montespan,
de Maintenon. Dat geld voor die schan
delijke verkwistingen moest het arme
volk opbrengen adel en geestelijkheid
waren van alle opbrengsten grooten-
deels vrijgesteld. In 1709 stierven in
Frankrijk ongeveer 30000 menschen
van honger. Slagveld,gevangenis, hon
ger, galg, brandstapel vormden de
roemrijke regeering van den zonne
koning, voorgelicht door kardinaal
Mazarin, evenals Richelieu het deed
Lodewijk XIII.
Onder Lodewijk XV werd het nog
fraaier.
De geheime zedeloosheid werd nu
eene publieke. Zonder minnares werd
men beschouwd als een stumperd.
Leefde men alleen met zijne wettige
vrouw, en had men vele kinderen, dan
gold zulks als niet tot den goeden
toon behoorende, (Begint onze tijd
ook niet iets daarvan beet te krij
gen
De voornaamste minnares van Lo
dewijk XV, Madame de Pompadour,
hield een afzonderlijk hof. Zij regeer
de ministers, geestelijke en wereld
lijke overheden keken haar naar de
oogen. Hare opvolgster Madame du
Barry maakte het nog eens zoo bar.
Ziehier eenige posten uit het budget
der Staatsuitgaven van 1740:
Koninklijke tafel 7 millioen, verma
kelijkheden 840,000, geschenken aan
de maitressen 800,000, aan de stallen
1,890,000, garderobe 1,900,000, ge
heime uitgaven 44.000.000 enz. enz.
Te zamen 510 millioen.
Madame du Bary kostte den Staat
in vijf jaren niet minder dan 180 mil
lioen. En wij durven mopperen
over 40 millioen aan de soldaterij
En over een lintje hier en daar.
Op die wijze zou ik nog bladen
kunnen vullen.
Stel daartegen over wat La Bruyère
zegt van den boerenstand.
Hoe stond het daarmede geschapen
in dien goeden ouden tijd
Men ziet op het land een soort van
wilde dieren, mannelijke en vrouwe
lijke.
Ze zien er'vuil en bleek en door de
zon verbrand uitzij wroeten in den
grond richten zij zich op, dan ver-
toonen zij een menschelijk gelaat. En
inderdaad het zijn menschen zij trek
ken zich 's nachts terug in holen, waar
zij leven van brood, water en worte
len, zij zaaien en werken om het geld
te kunnen opbrengen voor bovenge
noemde uitspattingen.
De armoede was verschrikkelijk.
Madame de Sevigné verhaalt dat men
gras en allerlei ontuig at uit de goten.
Moeders stierven met de zuigelingen
aan de borst. Vaders doodden uit
wanhoop hunne kinderen. En de re
geering ging door met belastingen af
te persen om te kunnen zwelgen en
te zwijnen.
Is het wonder dat eene verschrikke
lijke uitbarsting der lang verkropte
volkswoede het gevolg moest zijn
Mij dunkt, uit deze paar regels moet
men begrijpen, dat eene revolutie
noodzakelijk wasen dat de boven
genoemde gemeene kerels door hunr.e
gemeenheid een weldaad hebben „be
gaan."
Zondag ontvingen wij van onzen
Romeinschen correspondent het tele
grafisch bericht, dat de hoog eerw.
pater W. M. van Rossum C.S. S R.,
Consultor Generalis van de Congrega
tie des Allerheiligste Verlossers en
Consultor van het H. Officie, benoemd
is tot Kardinaal van de Roomsche
Kerk.
Kardinaal Van Rossum, een Neder-
landsche Kardinaal Vergissen wij ons
niet, dan was Kardinaal Enckevoirt,
de vriend van Adriaan IV, de laatste
Nederlander, die in het H. College
werd opgenomen. Niet alleen voorde
Congregatie der Redemptoristen, voor
geheel Katholiek Nederland beteekent
deze verheffing een hooge eer, een
historische gebeurtenis.
Wanneer Z. Em. Van Rossum waar
dig gekeurd werd, om deel uitte ma
ken van het Co 1 1 e g i u m Sacrum,
den Pauselijken Senaat, dan dankt hij
dit op de allereerste plaats aan de
voortreffelijke eigenschappen, aan de
hooge deugd en zeldzame eruditie,
aan de ongemeene verdiensten van
zijn eigen parsoon. Meer dan ooit toch
draagt deze benoeming een persoonlijk
karakter, wijl zij niet, gelijk in de
meeste gevallen, de voltooiing en de
bekroning van hiërarchische waardig
heden is, welke in zekeren zin den
Kardinaalshoed vorderen.
Het Romeinsche purper siert ditmaal
een man, die uitsluitend door de voor
treffelijkheid van zijne gaven en deug
den van gewoon pater tot de hoogste
waardigheid, na die van het pausschap
is opgeklommen. Reeds voordat pater
v. Rossum in 1895 ons vaderland ver
liet om als Consultor Generalis den
Generaal der Redemptoristen ter zijde
te staan in het Bestuur zijner Congre
gatie, waren de oogen van degenen,
die zijn innerlijk wezen doorgrond
hadden, die zijne buitengewone vroom
heid en den strengen ernst van zijn
religieuzen geest kenden, op hem ge
vestigd. Dat hij voorbestemd was tot
groote dingen was een algemeen voor
gevoelen van zijne medebroeders, die
hem als voorbeeld van kloosterlijke
volmaaktheid beschouwden en een even
hoog denkbeeld hadden van zijne theo
logische wetenschap als van zijne
practische levenswijsheid. Zijne be
noeming tot professor in de godge
leerdheid en rector van het klooster
huis te Wittem. is wel een bewijs, dat
men zijne deugd en kennis toen reeds
wist te waardeeren.
o
Niettemin zullen weinigen, buiten
degenen die dagelijks vertrouwzaam
met hem omgingen, vermoed hebben,
welke schoone en edele ziel in dezen
religieus woonde. Pater Van Rossum
was de minzaamheid en toegankelijk
heid zelve, en toch zou men niet ge
makkelijk gemeenzaam met hem wor
den. Het geheim van het bijzondere
respect, dat zijne verschijning in
boezemde en zoowel zijne vrienden als
zijne medebroeders eenigszins op af
stand deed blijven, was niet hierin
gelegen, dat hij iets over zich had,
wat zweemde naar brilleeren of
imponeeren. Neen, juist het zich
onweerstaanbaar opdringend vermoe
den, dat hij iets heiligs ln zijn bin
nenste verborg en aan de oogen der
buitenstaanders trachtte te onttrekken
iets intiems, de stille pracht en bloei
van zijn inwendig zieleleven het
onbewust aanvoelen van iets geheel
bijzonders, dat hem verwant maakte
aan het geslacht van de uitverkoren
zielen, dat was het, wat een gewaar
wording van eerbied en ontzag over
dengeen deed komen, die het voorrecht
had met hem in nadere aanraking te
komen.
Algemeen geëerbiedigd, genoot hij
tevens groot vertrouwen en wist hij
de genegenheid te winnen van dege
nen van degenen, die hem van nabij
kenden of als religieus tot hem in een
bijzondere betrekkingstonden, door de
goedheid van zijn hart, de bezadigd
heid van zijn oordeel, de onkreukbare
eerlijkheid van zijn karakter. Hij was
een rechtschapen man. In hem had
men den waren man gevonden, als de
Generaal zijner Congregatie hem be
lastte met de visitatiën van de Belgi
sche kloostershij was de aangewe
zen persoon, toen de noodzakelijke
hervorming van een deel der semina
ries in het zuiden van Italië, den Paus
deed uitzien naar mannen, die, zelf
diep doordrongen van den echt pries
terlijken geest, dezen moesten doen
herleven in sommige jammerlijk ont
aarde inrichtingen, waar de jeugdige
Levieten tot bedienaren der Kerk wor
den opgevoedonwillekeurig richtte
men op hem zijne blikken, wanneer
moeilijke theologische en pastoreele
vraagstukken een bijzonder onderzoek
en studie eischtenhij was dit
bleef tot dusverre voor de wereld ver
borgen, maar nu de H. Vader zelf hem
in zijn oppersten Raad opneemt, mag
het wel gezegd in de neteligste
gevallen de vertrouwde raadsman van
den Paus, die aan z ij n oordeel een
zeer bijzondere waarde hechtte.
o
Katholiek Nederland mag daarom
misschien een oogenblik verbaasd
staan, dat hij, een Nederlander, hij, de
nederige en eenvoudige religieus, is
uitverkoren tot het Kardinalaatniet
aldus, niet althans in dezelfde mate
degenen, die gelegenheid hadden ge
vonden, dezen kloosterling te leeren
kennen en waardeeren in het beste en
intiemste van zijn wezen, voor God en
Zijne Engelen alleen volkomen bloot
liggend.
De Kardinalen, gezamenlijk het Col
legium Sacrum vormend, zijn de amb
telijke raadslieden van den H. Stoel
en sinds 800 jaren de kerkelijke Keur
vorsten, krachtens hun waardigheid
belast met de keuze van de Pausen
en uiteraard zelf allereerst in aanmer
king komend. De eer, den Kardinaal
bewezen in Landen en aan Hoven,
welke in zijn pauselijken Meester den
Stedehouder van Christus en den Ko
ning van het geestelijke Wereld-Konin
krijk weten te eerbiedigen, is de eer,
die toekomt aan Prinsen uit den bloede.
In hun hoedanigheid van Pauselijke
Raadslieden en Groot-Kiezers ligt hun
groote beteekenis, maar tevens de on
miskenbare aanwijzing, dat zij vóór
alles mannen dienen te zijn naar het
hart van God, naar den geest van
Christus en Zijne Bruid, de Roomsche
Kerk, welker bestuur en zorgen zij
tot op niet geringe hoogte met den
algemeenen Vader der Christenheid
deelen.
o
Voor de Nederlandsche Katholieken
een eer, is de verheffing van het Kar
dinalaat van dezen volbloed Nederlan
der, die in zijn hart Nederlander ge
bleven is en ons katholiek volksleven
steeds zeer van nabij met bijzondere
belangstelling volgde, dat leven innig
meeleefde, tegelijk een waarborg te
meer, dat men het oog op bijzondere
belangen van de Hollandsche Kerk
provincie, welke te Rome te beharti
gen vallen, aan de zijde des Pausen
de man nimmer ontbreken zal, om
Z. H. op de meest gezaghebbende en
indrukwekkende wijze voor te lichten.
Dezen waarborg hebben zij niet noo-
dig, maar wij zijn Z. H. Pius X toch
van harte dankbaar, dat Hij op dezen
zoon van het Nederlandsche volk, dat
eeuwen lang geen stem meer in het
Heilig College kon doen klinken, Zijn
oog heeft doen vallen. Het is een
stil gekoesterde wensch, dat, meer
dan vroeger, ook de niet-Italiaansche
volkeren door een Kardinaal bij den
H. Stoel vertegenwoordigd worden,
hetzij officieel door één of meerderen
hunner Bisschoppen, hetzij niet offi
ciéél door een hunner voortreffelijkste
zonen, gelijk hier geschiedt, dpdat de
algemeenheid, het mondiaal karakter
der Kerk in eene inter-nationale sa
menstelling van een Pauselijken Hooge-
raad ten volle en effectief tot uitdruk
king kome.
De Katholieken in het algemeen en
zeker de Nederlandsche Katholieken
in het bijzonder zijn te bescheiden en
te eerbiedige onderdanen van den
H. Stoel, om dien wensch ooit luide
uit te spreken of hem in hun hart tot
een soort postulaat van het Neder
landsche Katholicisme te maken. Niet
temin mag het nu wel gezegd, dat de
daad, door dezen Paus gesteld, door
ons Nederlandsch-Roomsch hart ver
staan wordt en andere verwachtingen
verlevendigt, welke in de stilte van
ons gemoed besloten blijven.
Amstelbode.
liV
Een zeer interessant artikel bevat het
jongste nummer van de „Daily Mail",
dat, al gaat het niet over actueele ge
beurtenissen, toch een kwestie van
belang behandelt, het optreden van
de Italianen tegenover de Arabieren.
Het artikel is geschreven door den
fotograaf van de „Daily-Mirror", die
blijkens zijn „kiekjes" de gebeur
tenissen in Tripoli in alle lagen heeft
gevolgd maar die Woensdag, 2 dagen na
den grooten slag Tripoli heeft verla
ten om zijn correspondenties verstuurd
te krijgen.
Hetgeen hij vertelt toont duidelijk
aan, dat ondanks alle officieele tegen
spraken van de regeering het optre
den der Italianen tegenover de Ara
bieren uiterst onmenschelijk en schan
delijk geweest is.
De correspondent, Frank Magee, be
schrijft allereerst, hoe de groote strijd,
waarbij de verraderlijke overval der
Arabieren plaats had, ten einde liep, en
uit de oasen en de plantages troepen
Arabieren naar de stad werden ge
bracht.
„Spoedig werden langs het kerkhof
en dan over het vrije veld een der
vele transporten gevangenen aange
voerd Arabieren in witte gewaden,