Van alles wat.
vijf en dertig jaar en daarboven, die
sinds hun jeugd de drinkgewoonte heb
ben aangenomen.
„Zij, die in de laatste twaalf jaar
de school hebben doorloopen en er
in meerdere of mindere mate kennis
van het alcoholisme hebben opgedaan,
bewaren er mogelijk een meer of min
der levendige herinnering aan, die een
groot aantal van hen zal terughouden
van de ergste uitspattingen. Dat de
misdadigheid van de jeugd is toege-
genomen, dat de apachenwereld hare
recruten vindt onder de jongelieden,
moge waar zijn, maar laat ons niet
vergeten, dat het schoolbezoek veel
te wenschen overlaat, doordat de wet
van 1882 niet toegepast wordtde mis-
dadigersbent wordt ongetwijfeld aan
gevuld uit die wezens, die hunne eerste
jaren hebben doorgebracht in luiheid
en ledigheid en als straatslijpers.
„Maar daarentegen de instelling van
de z.g. vriendenvereeniging in de
scholen met hare avondjes voor ont
wikkeling en uitspanning, de lezingen
over de meest verschillende onderwer
pen, vaak veraangenaamd door licht
beelden het scheppen van patronaten,
die tusschen opvoeders en jongelieden
een intiemen band vormen de door
gesprekken en het lezen van boeken
uit de bibliotheken verkregen kennis,
waardoor de nieuwsgierigheid op aard
rijkskunde, artistiek, economisch of
ander gebied opgewekt wordt, eene
nieuwsgierigheid waaraan voldaan kan
worden door middel van rijwiel, auto
mobiel of goedkoope gezelschapsreizen
het toenemen van de sport, gymna-
stiekbeoefening enz., al deze nieuwe
zaken of terugkeer tot oude, hebben
tot resultaat gehad, dat de jeugd uit
de herberg blijft.
„Niettegenstaande de betreurens
waardige mislukkingen hier en daar
(en vooral in de werkliedencentra)
welke eene ontmoediging brengen in
het hart van de ijverige onderwijzers,
ben ik van meening, steunende op de
voldoening gevende verklaringen uit
alle hoeken van het land in groot getal
ingekomen, „dat de pogingen aange
wend op de scholen niet enkel ver
lies zijn geweest; het is billijk om te
erkennen, dat de matigheid werkelijke
vooruitgang heeft gemaakt in Frank-
rijksederteenige jaren, niettegenstaande
den twijfel daaromtrent geuit door Dr.
Bertillon".
Of de mol zoo nattig is
o
De heer j. Hendrik van Balen, te
Brummen, schrijft aan het Nieuws,
naar aanleiding van een artikel over
de mol in dat blad het volgende
Het is zeker alleszins prijzenswaard
van den Heer Vorstius, om in de bres
te springen voor onze mol waar het
't uitroeien van dit dier betreftmaar ik
geloof toch dat er een storm van ver
ontwaardiging zou opgaan, als men
de mol onder de beschermde dieren
wilde opnemen.
Ik betwijfel of de heer V. ooit een
mol aan 't werk heeft gezien, in het
voorjaar in een moestuin. Men heeft
b.v. zijn kouden bak vol prachtige
salade- of andere plantjes, om uit te
planten, en geniet eiken dag bij het
gezicht er van, tot men op een kwa
den dag rijen, reeksen plantjes opeens
geel en verdroogt ziet liggen. Men
onderzoekt naar de oorzaak en
ontdekt dat er een mol in den bak
aan het werk is geweest. Het is een
ruïne Het resultaat van weken zorg
in een oogenblik verwóestWat doet
men Natuurlijk vangt men de mol
en trapt de aarde dan weer aan. Maar
hoe zien er dan die mooie planten
uit en wat blijft er van over!
Een anderen dag zit er een onder
uw doperwtjes, die al een hand hoog
zijn en zij liggen soms geheele rijen,
geel en verdord tusschen de rijzen.
Zoo gaat het met groenten, met bloe
men enz. Een kostbare plant wordt
geheel ondergraven, zoodat de wortels
geen voedsel meer vinden, enz. enz.
Vraag het alle tuiniers maar eens.
Dit is één
Het tweede is dit
De mol is een veelvraat in de meest
uitgebreide beteekenis van het woord.
Hij eet dagelijks zooveel wormen als
hij zelf weegt. Stel u een mensch
voor die dagelijks zijn eigen gewicht
aan vleesch noodig had
Welnu, de vraag is nu of de mol
zóó nuttig is als men zegt, juist door
die vraatzucht.
Want welke rol vervullen de wormen
in de natuur? Zij zijn bet die den
aardbodem omwerken en draineeren.
Zij doen in geen geval kwaad, maar
zijn hoogst nuttig. En deze nuttige
dieren worden in massa's verslonden
door de mollen.
Nog een derde punt is er
Door graven van tallooze gangen
ondermijnt de mol de waterkeeringen.
Bij hoog water maakt de mol dat hij
wegkomt, maar hij laat zijn woning
open achter, open voor het indringende
water dat die gangen uitspoelt en wijder
maakt, zoodat er gevaar kan onstaan
voor een dijkbreuk.
Wat mij betreft, zou ik niet gaarne
mijn stem geven om den mol te be
schermen. En ik denk dat velen in
den lande zóó denken. In ieder ge
val zou die bescherming zich nooit
mogen uitstrekken tot tuinen, want
daar kan geen mol geduld worden.
Geen enkele kweeker zou zich aan
zoo'n wet kunnen onderwerpen.
O
Dijk verschoven. In den polder Het
Durgerdammer Die, bij Durgerdam, is
Zondagmiddag de dijk, over eene lengte
van 30 meter, met een stuk land ver
schoven en weggezakt, waardoor al
het land, ter grootte van 34 hectare,
overstroomd werd. De boerderijen van
de veehouders J. de Vries en K. Bijl
moesten ontruimd worden, terwijl het
vee spoedig in veiligheid werd gebracht.
Deze week heeft men de ringsloot aan
beide zijden van den doorbraak afge
damd, om den watervloed te sluiten,
welk werk door het instorten van een
der dammen zeer belemmerd werd.
(N. R. Ct.)
—o
Slag van een paard. Deze week
kreeg de milicien G. Willems van de
2e batterij, 2e regiment veldartillerie,
te 's-Hertogenbosch, bij de rijles in
de manége aldaar, van een hollend
paard, een slag op het hoofd, zoodat
de getroffene met een zware schedel-
gewend met het verzoek tusschen
beiden te treden en te trachten de
bedoelde contracten verbroken te
krijgen, daar hier zeker van force
majeure kan worden gesproken. Tot
heden echter nog zonder resultaat.
De kaaskoopers hopen op spoedige
verandering. Enkelen voorzien een
reactie en wel een zeer sterke. Zij
baseeren die hier op, dat het kaas-
verbruik veel minder zal worden,
daar kaas nu zoo langzamerhand
eerder onder de luxe-artikelen, dan
onder de levensmiddelen kan worden
gerekend.
Hoe dan ook, te hopen is het
zeker, in het belang van den Neder-
landschen kaashandel, waarbij de
producenten toch ook na zijn be-
trokken, dat een spoedige verande
ring intreedt, opdat nog niet grooter
schade zal worden aangericht, een
schade, die zeer ernstige gevolgen
zou kunDen hebben.
Drankbestrijding'.
O
In „de Wegwijzer" van April-Mei 1.1.
vindt men een artikel over „de resul
taten van het anti-alcoholisch onder
wijs in Frankrijk." Sedert 1897 is dit
onderwijs officieel ingevoerd op de
openbare scholen aldaar. Bij rond
schrijven van 1 Maart 1909 heeft de
Fransche Minister een enquête bevolen
omtrent de resultaten van dit onder
wijs, en door Dr. Aubert daarover een
rapport doen samenstellen. Daaruit
nemen we hier twee brieven over, een
van een pessimist en een van een op
timist, waaruit voor menigeen op
dit gebied nog wel wat te leeren
valt.
„Ik beken het zonder verlegenheid,
het werk van een onderwijzer heeft
niet veel invloed in den strijd tegen
den alcohol. Slechts op kinderen van
zes tot dertien jaar kan eenige invloed
uitgeoefend worden, die nog niet de
drinkgewoonte hebben aangenomen en
die reeds lang de lessen van de school
vergeten zullen zijn, wanneer hunne
makkers van de werkplaats of van de
kazerne ze mede zullen nemen naar de
plaatsen, waar de kwaal van het al
coholisme tot ontwikkeling komt."
„En welk een zwak pantser is de
herinnering aan onze lessen tegen de
argumenten van de verleiders, die onze
leerlingen ontmoeten op den leeftijd
van zestien tot vijf en twintig jaar!
Moeten wij wegens die onmacht den
strijd verlaten en onverschillig blijven
tegenover de verwoestingen welke de
drankzucht maakt in ons schoone
Frankrijk
„Als wij erkennen dat het tot hiertoe
verkregen resultaat gering is, is dit
geen uiting van moedeloosheid, maar
van openhartigheid, welke niet ver
zwakt wordt door de gunstige resul
taten hier en daar verkregen door
schoolhoofden, welke betere middelen
hadden om te kunnen slagen. Omdat
ik weet dat de resultaten van ons on
derwijs onvoldoende zijn verwaarloos
ik niets, wat zou kunnen strekken om
wat meer resultaat te verkrijgen.
„Ik moet toch stervenen wat kan
„Zoo'n schat me dan nog schelen.
„Zoo weet dan, koning'k heb dien
schat
„Door diefstal mij verworven
„En had ik dit toen niet gedaan,
„Gij waart reeds lang gestorven
„Ach!" riep de koningin ontsteld.
„Wat zegt gij daar, Reinaarde
„Mijn man, mijn dierb're man ver
moord
„Ai, zegt nog meer mijn waarde
,,'k Bezweer, bij uw zieleheil,
„U nader te verklaren
„Ach, wil de volle waarheid
„Ons allen openbaren
„Weet gij soms iets van een verraad,
„Mijn vorst en heer gezworen
„Ainoem de samenzweerders dan,
„Laat ons hun namen hooren."
Vol list en bedrog spant Reinaard
nu zijne netten uit om Isegrim en Bruin
ten val te brengen, en zelf uit zijne
hachelijke positie te geraken wat hem
maar al te goed gelukken zal, daar hij
speculeert op de hebzucht van het
vorst'lijk paar.
Met droeven blik en op somb'ren
toon ving Reinaard dus aan te spreken.
Hij richtte zijne woorden het eerst tot
de koningin en sprak
„Heil u, Vorstinne-
„Maar ik zou willen dat men er zich
rekenschap van gaf, dat men door op
ons alleen te steunen bij de zorg voor
het voorkomen en genezen bij tegen
woordige en toekomende geslachten
van het nationale gevaar, gebracht
door alcoholisme en absinthisme, men
zich blootstelt aan jammerlijke misre
kening.
En de brief met de meeste hoop
volle verwachting van de hand van
eene hoofdonderwijzeres uit het depar
tement la Manche
„Ik ken de resultaten niet die in al
de gezinnen verkregen zijn. Bij som
migen is het alcoholisme zoo diep
vastgeworteld, dat de woorden en het
voorbeeld der kleinen, naar ik vrees,
geen ander gevolg hebben gehad, dan
die gemakkelijk op te wekken vertee-
dering der dronkaards zonder eenig
kloek besluit. Maar sommige personen
zijn verbaasd, vragen eens wat nader,
stellen er belang in, mopperen er te
gen of steken er den draak mede
vaak wordt dan het dochtertje de op
voedster, die in vele gevallen meer
overtuigt dan de moeder. Ik weet, of
liever gevoel de verandering, bewerkt
in de gedachten dermeisje%; zij haten
met een jeugdige, levendige haat den
alcohol, die het familieleven verwoest,
het gezelschapsleven verderft en vooral
eene voortdurende kwelling is voor de
moeders, die er door gemarteld worden
in hun lichaam, hun ziel, hun leven,
in die zwakke en teere wezentjes, die
zij in de wereld brengen, om ze de
prooi, het slachtoffer te zien worden van
dien vreeselijken geesel.
„Zij weten nog in 't geheel niet, die
kinderen, hoe zij hem zullen bestrijden,
daar de toekomst voor haar nog zoo
vaag en ver weg is, maar zij hebben
slechts verachting en walging voor de
dronkenschap wat haar tot hiertoe al
leen verbaasde en belachelijk toescheen,
wordt nu verschrikkelijk en misdadig
in hare oogen.
„Het blijft niet alleen bij de gedachte
en gevoelens maar zij "volgen ook met
ijver de voorschriften van den Bond,
niettegenstaande de herhaalde pogingen
van hare omgeving om dit tegen te
gaanik weet ook, dat zij thuis de
menschen inlichten en dapper allerlei
vooroordeelen trachten weg te nemen.
„Bij de lessen der ouderen hebben
wij niet meer met kinderzielen te ma
ken en het komt mij voor, dat ik ze
minder volkomen onder mijn invloed
heb maar zij gelooven mij toch wel en
ik geloof te kunnen hopen, dat geen
van haar een alcoholist zal huwen, al
was hij ook zeer rijk. Over dit resul
taat ben ik al tamelijk tevreden, daar
ik heb opgemerkt, dat men bij haar wel
eens strijden moet tegen eene te groote
neiging voor het materieele."
Uit het rapport van Dr. Auber, neem
ik nog de volgende merkwaardigheden
over
„Stellig zijn de resultaten van de
anti-alcoholische veldtocht door ver
schillende plaatselijke toestanden en
de meerdere of mindere toewijding van
de onderwijzers, maar de algemeene
indruk, welke ik uit dit werk heb ver
kregen, is „dat de jongelieden van vijf
tien tot dertig jaar voor het grootste
deei matiger zijn dan hunne ouders"
de strijd tegen den alcohol bfijft bijna
zonder uitwerking bij personen van
„Al hadt gij niets gesproken, ik,
„Die slechts op sterven zinne,
„Ik duld geen schuld meer op mijn
ziel.
„Maar wil me er van bevrijden
„Ik zou er immers in de hel
„Te meer om moeten lijden.
„Indien gij stilte wilt gebiên,
„Wil ik u vreemde dingen
„Verhalen van een snood verraad
„Van uwe hovelingen.
„Nogtans daar waren onder van
„Mijn allerliefste magen
„En dreigde mij geen hellestraf
„lk zou ze nooit verklagen.
„Maar die hier weten van een moord
„En stervende nog zwijgen,
„Die zullen daar zoo zegt het woord,
„De zwaarste straffen krijgen."
De koning bezwoer Reinaard om
vooral de volle waarheid te zeggen.
„Zeker, zal ik dat, dierbare vorst
antwoordde Reinaard. „Ik wil mijn hart
ontlasten van alles, wat het reeds zoo
langen tijd bezv/aard heeft.
„Of zoudt gij kunnen denken,
„Dat ik, die weldra sterven ga,
„Mijn maagschap eerst zou krenken?
„Neen, ik, o vorst! hoe zondig ook
„Voorheen in woord en daden,
„Nooit zou ik voor die lange reis
„Een leugen op mij laden".
De koning legt nu allen de diepste
stilte op, en Reinaart vangt zijne aan
klacht aan, waarin hij zijn eigen over
leden vader en Grimbert, zijn verde
diger, van het snoodste verraad be
schuldigt. Dit deed hij natuurlijk opdat
men hem te eerder gelooven zou, wan
neer hij door zijne beschuldigingen
ook zijne vijanden Isegrim, Bruin en
Tibert in het verdert wilde storten.
Aanhoort het nu, hoe hij begon
„Voor tijden vond mijn vader
„Den schat van koning Hemerlin
„Zijn goud en goed te gader.
„Doch met dien schat kreeg hij een
trots,
„Die hem zoo fel verteerde,
„Dat hij zijn vrienden van voorheen
„Verwaand de rug toekeerde.
„Hij zond den kater Tibert nu
„Naar de Ardenner wouden,
„Om daar met Bruin, den grooten beer
„Een samenkomst te houden.
„Hij vroeg of Bruin in Vlaanderen
„Hun koning wilde worden.
„Bruin had dit reeds voorlang begeerd,
„En ging zich haastig gorden,
„En trok op reis naar Vlaanderwerst
„Met Tibert den verrader,
„Die hem in 't zoete land van Waes,
„Geleidde naar mijn vader.
„Mijn vader zond bij Bruines komst
„Om Grimbert den hoog wijze;
„En eind'lijk nog naar Isengrijn,
„Den hongerigen grijze.
„Als vijfde samenzweerder moet
„Men Tibert niet vergeten
„Zij kwamen in een dorp bijeen,
„Dat Hyfte was geheeten.
„Daar tusschen Hyfte en stad Gent,
„Bij duisternis der nachten,
„Daar hielden zij hun parlement
„In duivels naam en krachten.
„En zwoeren op het woeste veld
„Plechtstatig met hun vijven,
„Om u, hun wettig vorst en heer
„En uw geslacht te ontlijven.
„En in uw plaats mijn oom, heer Bruin,
„Tot koning te gaan maken,
„Om dan hem te verheffen op
„Den hoogen stoel te Aken."
Vervolgens verhaalt hij, hoe hij
achter het geheim gekomen was. Grim
bert, de das, had eens, bij gelegenheid
dat hij te veel gedronken had, wat
hem nog al eens overkwam, aan zijne
vrouw Hermelinde verteld.
„Mijn vrouw nu is een wondermensch,
„Zij zwoer hem bij haar trouwe,
„Dat zij 't geheim bewaren zou,
„Gelijk een rechte vrouwe.
„Zij zocht mij haastig op in 't bosch,
„En ging 't mij daar vertellen
„En noemde zooveel teekens ook
breuk in het militaire hospitaal werd
opgenomen. De toestand is zorgwek
kend. H.
o—
Tabak. Een der grootste tuinders
van Loosduinen, de heer Henri v.
Spronsen, heeft dit jaar een proef ge
nomen met het kweeken van tabak.
Het gewas is uitstekend gegroeid, zoo
dat de proef op uitgebreider schaal
zal hervat worden, H.
o
Een cipier. In de buitensocieteit
te Zutphen betrapte de politie Zondag
avond op heeterdaad wegens diefstal
van een tafelkleed een bewaarder aan
de cellulaire gevangenis aldaar.
H.
—o
Politieleeawen. De eigenaar van
een groot landgoed in de omgeving
van Kaapstad, laat sedert eenigen tijd
zijn bezittingen des nachts bewaken
door twee woestijnkoningen. Alvorens
de grondbezitter er toe gekomen is
het met deze zonderlinge waakdieren
te probeeren, heeft hij er verscheidene
politiehonden op nagehoudendeze
deden hun best, bleken bekwame, goed
gedresseerde honden. Doek boosdoe
ners wierpen de beesten stukken ver
gift vleesch toe en zoodoende stierven
de politiehonden, de een na de ander.
Toen schoot het den grondbezitter te
binnen, dat leeuwen met een opmer
kelijk instinkt alle verdachte spijzen
onaangeroerd latendus besloot hij
woestijnkoningen tot waakdieren aan
te stellen. Het succes moet volkomen
zijn. Als een loopend vuurtje heeft
zich het gerucht verspreid, dat het erf
en tuin van den rijken grondeigenaar
door leeuwen bewaakt worden en nie
mand waagt het meer om over de tuin
muur tè klimmen. Er wordt geen vrucht
meer gestolen. Want de twee geduchte
dieren loopen den ganschen nacht
rond, toonen zich schildwachten bij
uitnemendheid.
o
Houd den rug warm.
Ie. Om de nieren voor verkoeling
of kou-vatten te behoeden, welke
zeer gewichtige lichaamsorganen door
de natuur bestemd zijn zoo warm mo
gelijk gehouden te worden-in een
gezonden toestand zijn ze in een laag
vet besloten. Zorgt men niet voor
warm houden, dan kan dit verlies
van eiwit een vermagering van het
lichaam tengevolge hebben.
2e. Ter beschutting der longen
deze zitten tusschen de schouderbla
den en die plaats dient men dus bij
koud weer goed te beschutten. Lie
den, die over de 50 zijn en, zij, die
aan een moeilijke ademhaling lijden,
moeten daar een stuk flanel dragen.
De rug warm houden is even nood
zakelijk, zoo niet noodiger, dan het
behoorlijk warm houden der borst.
—o
Op het hal. „Juffrouw, u schijnt
zeer opgewonden te zijn. Veroorloof
mij, dat ik uw pols voel.
„Ja, maar onder voorwaarde, dat ik
ook mijn tong mag uitsteken."
„Van Grimberis med'gezellen,
„Die ik herkende als gewis
„En alle kon bewijzen,
„Datmij, van angst en schrik, het
haar
„Omhoog begon te rijzen.
„Mijn hart werd mij zoo koud als ijs,
„Daar ik oom Bruine kende,
„Als valsch en kwaad en vol bedrog
„En zonden, zonder ende.
„Ik dachtwordt oom eens koning
hier,
„Dan staat het wis te vreezen,
„Dat hij voor allen groot en klein,
„Een dwingeland zal wezen.
„Den koning kende ik als vroom
„En zacht en goedertieren,
„En edelmoedig jegens al
„De groote en kleine dieren.
„Mij dacht, dat werd een kwade ruil,
„Die ons geen heil en zegen
„Zou brengen en mijn harte werd
„Daaronder haast verlegen.
„Diep peinsde ik dag en nacht steeds
door,
„Hoe ik het toch zou leiden,
„Dat ik mijns vaders boozen raad
„In stilte mocht bestrijden.
Wordt vervolgd.