De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 21 October 1911.
Koopt en laat werken bij
hen die adverteeren in
„DE VOLKSWIL",
het meest gelezen
en sympathieke blad
van Zeeland.
FEUILLETON.
De Yos Reinaarde.
—o
Leonardo da Vinci was zeer gezien
aan het hof van den hertog van Milaan.
De hertog hield hem in hooge eere en
dweepte zóó met den schilder, dat hij
iedere gelegenheid te baat nam, om
diens lof uit te bazuinen, Nu was er
aan zijn hof een geestelijke, die ook
nog al werk maakte van de schilder
kunst en deze lofuitingen niet verdu
ren kon. Hij deed alles wat hij kon,
om Da Vinci in het oog van den hertog
te verkleinen.
Eens toen de koning druk bezig
was zijn beschermeling in de hoogte
te steken en vooral diens ijver en
vlugheid prees, kwam het den jaloer-
schen man in de gedachte Leonardo
een strik te spannen. Hij ging een
weddenschap aan met den hertog, dat
Leonardo niet in staat zou zijn, in
veertien dagen een grootsch ontwerp
van het laatste avondmaal des Heeren
op karton te brengen, althans wanneer
de hertog de grootte er van bepaalde
en het behoorlijk zou afgewerkt zijn.
De hertog nam de wettenschap aan
en zoodra hij Da Vinei bij zich ont
boden had, deed hij dezen de voor
slag. De schilder begreep terstond,
uit welken hoek de wind woei en dat
zijn jaloersche vijand hem wilde ver
lagen in het oog van zijn begunsti'ger.
Tot het uiterste geprikkeld, gaf hij
onmiddellijk ten antwoord|„Over
veertien dagen verzoek ik Uwe Hoog
heid op mijn werkplaats; het stukzal
gereed zijn."
Nauwelijks echter had hij dit woord
uitgesproken en was huiswaarts ge
gaan, of hij voelde eenige spijt. Mocht
hij zijn goeden naam, zijn roem in de
waagschaal stellen voor een gril
Mocht hij er de kunst aan wagen
Wie kon hem verzekeren, dat zulk een
Volkslezing door L. M. DE BOER.
o
„Ik groet u, eed'le vorst I geloof,
„Nog nimmer had een koning
„Een dienaar, zoo getrouw als ik,
„Ontvang mijn huldbetooning.
„Maar 'k zie, hier zijn maar al te
veel,
„Die mij uw hulde rooven
„Door laster, aanklacht, en bedrog,
„Als gij hen woudt gelooven.
„Maar neen 1 gij nietGod loone U 1
„Gij wilt uw oor niet leenen
„Aan hen, die vol van bitt're gal,
„Zich tegen mij vereênen.
„Dat past ook aan geen koning, Heer 1
„Nogthans, 'k wil 't Gode klagen,
„Dat er zooveel schavuiten zijn,
„Te veel in onze dagen.
„Die overal in aanzien staan,
„Vooral bij rijke hoven,
„En iedereen beschuldigen
„Men mag hen niet gelooven.
„Zij zijn schavuit geboren, Heer!
„Den braven aan te klagen
„Is steeds hun lust en vreugd geweest.
„God moog' hen eeuwig plagen I"
grootsch ontwerp binnen veertien dagen
in zijn ziel gerijpt zou zijn? Wellicht zou
hij nu iets moeten leveren, dat mid
delmatig of onder het middelmattige
bleef en hem zelf niet voldoen kon,
al mochten anderen het bewonderen.
Doch, de belofte was gegeven en hij
trok aan den arbeid.
Den ganschen dag bracht hij in
gepeins doorallerlei plannen vlogen
hem door het brein. Hoe zou hij het
tafereel nemen? Welk oogenblik zou
hij kiezen Het avondmaal zelf, de
uitdeeling van brood en beker, of de
afscheidsredenen, of het wegzenden
van Judas, of de voetwassching Nu
eens scheen het een, dan weder het
andere hem ten beste, doch hij kon
tot geen besluit komen. De nacht
viel in en hij had nog niets ontwor
pen," geen lijn op het papier gezet.
Hij hoopte uitkomst van een gerusten
slaap en zette de zorg zooveel moge
lijk van zich af, doch te vergeefs, zijn
slaap was onrustig en gejaagd.
In het midden van den nacht viel
hij in een kalme sluimering en zie,
daar kwam hem een droombeeld voor
den geest.
Een engel stond voor hem en zeide
„Leonardo! Leonardo! gij zijt hoogst
onvoorzichtig geweest en hebt een be
lofte gedaan, die gij voor niemand
verantwoorden kunt. Mocht gij de
schoöhe talenten u geschonken, aldus
op het spel zetten, mocht gij God ver
zoeken en dat bij zulk heilig onder
werp Doch ik zal u die zonde ver
geven, mits gij mij gehoorzaam
heid belooft, opdat uw schilderstuk
niet tot uw verheerlijking maar tot
Gods eere zij."
Ik beloof het U, Heer I" riep Leo
nardo uit, en heete tranen van berouw
rolden hem langs de wangen.
„Versta mij wel," hernam de engel,
„ik zal u een hemelsch ontwerp laten
„Helaas, Reinaaid, helaas Reinaard 1
„Gij booswicht vol van logen",
Riep koning Nobel- „ach, hoe vaak
„Hebt gij ons reeds bedrogen.
„Met schoone taal vol huich'larij,
„Maar 't zal u nu niet baten.
„Gij krijgt mij nimmermeer te vriend,
„Al moogt gij jaren praten.
„Ja, ja, gij hebt mij fraai gediend,
Daar achter in de wouden.
„Waar bleef de vree, dien ik bezwoer,
„Dat allen moesten houden
„Helaas", riep jamm'rend Kante-
kleer
„Wat heeft hij mij beschoren,
„Mijn dierb're Koppe en mijn kroost,
„Ik heb ze al verloren 1"
„Houd gij uw mond, heer Kantekleer,
„Laat mij, uw koning, spreken",
Zei deze - ,,'k zet hem wel te recht
„Voor al zijn slechte streken.
„Ai Reinaard, dat gij mij bemint,
„Dat heb ik ondervonden
„Hoe hebt gij bei mijn boden, Bruin
„En Tibert zwaar geschonden!
„Nog bloedig is heer Bruine's kruin,
„Doch 'k wil u niet meer schelden,
„Maar dit staat bij mij vast uw keel
„Zal 't heden nog ontgelden."
De eene aanklager na de andere
treedt nu met zware beschuldigingen
zien, dat gij zult teekenen, zooals ik het
u geef, niets meer en ook niets min
der."
„Ik versta u, Heer, en ik beloof het
in oprechtheid," zei de schilder voor
de tweede maal.
Daarop opende de Engel een hemel-
sche rol en zie wat den schilder voor
den geest gezweefd, maar wat hij te
vergeefs had getracht helder voor zich
te stellen, verscheen hem in de tref
fendste gedaante.
Hoe waarHoe aangrijpend Hoe
verheven Hoe eenvoudig Beide han
den strekte hij uit om de rol te grijpen,
maar de Engel weerhield hem en zeide:
„Niet alzoo, Leonardogij hebt thans
het tafereel aanschouwd, prent het in
uw verbeelding, en werk het uit. Eiken
nacht zal ik u één van de twaalf aposte
len vertoonen, heden vergun ik u al
leen het gelaat van den Heiland nauw
keurig te bezien en zoodoende zal
uw arbeid in veertien' dagen gsreed
zijn.
Nadat de Engel met de rol ver
dwenen was, verscheen in een wolk
het beeld van Christus, Die, in het
midden van den disch gezeten, de
oogen van den schilder boeide, tot
dat het beeld hem diep in de ziel
was gegrift.
Leonardo ontwaakte verkwikt, al
was de slaap onrustig geweest, en
toog aanstonds aan den arbeid. Alles
vlotte hem buitengewoon goed, helder
stond hem het nachtelijk visioen voor
oogen en hij bracht een dag door vol
genot, vol stichting; want zijn hand
scheen als vanzelf de trekken te schil
deren van den Heiland, Dien hij lief
had.
Welgemoed en dankbaar legde hij
zich dien avond ter ruste, benieuwd
of zijn droomgezicht ook ditmaal blij
ken zou waarheid te zijn. Inderdaad
nauwelijks had jhij de oogen ge
sloten, of daar verscheen de Engel
opnieuw en hij zag het gelaat van
Johannes, den discipel, dien Jezus lief
had.
Welk een teederheid lag er op uit
gespreid, hoe scheen het de getrouwe
afbeelding van zijn Meester tot zelfs
in zijn houding, want ook hij hield
het hoofd eenigszins gebogen, als
droeg hij den last der verdrukking
mede. Des morgens na zijn ontwaken
was hat visioen niet uit zijn herinne
ring verdwenen en den tweeden
dag werd de beeltenis van Johan
nes op het karton gebracht. Zonder
zorg legde de schilder zich voortaan
eiken avond neder geen enkelen nacht
bleef het hemelsch bezoek uit, en hij
verlangde 's avonds met gretigheid naar
het oogenblik, waarop de Engel zou
verschijnen.
Het waren opgewekte dagen en
nooit had Leonardo in zoo korten.tijd
zooveel kunnen tot stand brengen.
Eén voor één kwamen de beelden in
hun rechten stand, geen enkele, die
niet voor zichzelf sprak en de betee-
kenis had Petrus en Nathanaël, Jo
hannes en Thomas en al de anderen
nooit had hij de verschillende ka
rakters zoo begrepen.
Eindelijk kwam de laatste verschij
ninghet beeld van den discipel, die
zijn Meester verkocht. Hoe menschelijk
is het gelaat van dien man, die rond
liep met het zwartste verraadZijn
tegen Reinaard op. Reinaard verde
digt zich met behendigheid, doch
wordt ten slotte ter dood veroordeeld,
terwijl Tibert, Bruin en Isegrïm door
den koning uitgezonden worden om
den galg gereed te maken. Rein zag
hen na en dacht
ga gij er maar heen
lk zal er wel voor zorgen,
Dat gij mij niet te pakken krijgt,
Op heden noch op morgen.
De koning gaf nu het bevel Reinaard
weg te leiden
Doch deze sprak: „Laat men toch
eerst,
„O vorst! den galg bereiden:
„Ik wil intusschen al het volk
„Mijn laatste biecht verkonden.
„Opdat ik nog vergiffenis
Erlange voor mijn zonde.
De koning geeft zijne toestemming
en Reinaard vangt aldus aan
„Hoort dan, gij allen, wie gij zijt,
„En 't moogt U wijsheid geven,
„Hoe mij de zondedienst van kwaad
„Tot erger heeft gedreven.
„Ik was als kind steeds lief en zacht,
„Een dotje, om te stelen.
„Toen men mij speende, ging ik zoet
„Met jonge lamm'ren spelen.
„Ik hoorde naar hun zoet geblaat
arm stoot het zoutvat, het symbool
van den vrede, omver. Dat alles wijst
den verrader aan.
Des namiddags van den veertienden
dag stond Leonardo voor zijn karton
en genoot van zijn werk den volgen
den dag zou de hertog komen zien
wat hij had verricht. Opeens gaat de
deur open, een paar magere, beverige
handen klemmen er zich omheen
daar gluurt om den hoek van de deur
het nijdige gelaat van zijn vijand, die,
benieuwd of hij de weddenschap zou
winnen, geen rust had gehad al den
tijd, voor het afwerken der teekening
bestemd. Welk een gelaatNijd,
afgunst, spijt, verdriet, haat alles
speelde om dien mond en Leonardo
kon niet nalaten, hem met zekeren
triomf aan te staren. Doch de hate
lijke man verdwijnt even spoedig als
gekomen is. Zóó snel kon hij echter
niet heen gaan, of Da Vinci had hem
goed gezien. „Wacht," dacht hij, „dat
is een echt Judas gezicht, zooals men
er geen tweede zou kunnen vinden
dien zal ik niet laten heengaan zonder
hem te vereeuwigen. Deze figuur, die
men nauwelijks opmerkt in het tafe
reel, is de" ware Judas niet. Neen,
zóó moet Judas er uitgezien hebben,
zooals ik hem straks heb aanschouwd".
De schilder genoot van dien prachti-
gen inval, het gelukte uitstekend, de
gelijkenis was duidelijk voor iedereen,
de valschheid stond in heldere trekken
op het gelaat te lezen.
Vermoeid van den arbeid legt hij
zich eindelijk ter ruste. Daar ver
schijnt de Engel opnieuw, maar met
bedroefd gelaat. Somber ziet hij hem
aan, heft vermanend den vinger omhoog
en zegt hoofdschuddend: „Leonardo, gij
hebt niet goed gedaan."
„Waarom niet, Heerik kon geen
beter beeld vinden voor Judas, dan wat
ik koos."
„Ik had u Judas laten zien, en gij
hadt mij beloofd alles weer te geven,
zooals ik het u getoond had."
„Ja, maar Heer, deze trekken waren
veel treffender dan die ik had staan".
Toen betrok het gezicht van den
Engel, en hij werd toornig„Zorg
dat alles weer worde, gelijk het ge
weest isgij zocht uw eer en niet de
eer van Hem, Wiens laatste avond
maal, Wiens lijden gij schetsen moest."
„Neen toch, Heer, dat is de bedoe
ling niet. Ik zal u gehoorzamen, doch
het is jammer; geloof mij, het zou de
algemeene aandacht trekken zij zou
den er allen naar zien."
„Juist, dat is het, wat ik afkeur. Gij
zoudt maken dat allen zagen naar Ju
das en ik wil dat zij allen zien naar
Christus."
H. PIERSON.
De hooge kaasprijzen.
O
Men schrijft aan het Handelsblad:
De kaashandel doorleeft thans een
ongekenden toestand. De kaasprijzen
toch zijn zoo abnormaal hoog, als
ze nooit te voren waren. Wordt in
normale omstandigheden ongeveer
f 30 oi nog minder per 50 K.G.
betaald, thans nadert de prijs van
de Edammerkaas de 50 gulden. Een
„Tot dat het lot beschikte,
„Dat ik bij toeval een verbeet,
Wiens bloed ik zuchtend likte.
„Dat smaakte mij zoo zoet, dat ik
„Het vleeschookop ging eten,
„En toen ik daar de smaak van had
„Wou 'k van niets anders weten.
„Ik loerde dag en nacht in 't woud,
„Waar ik ze blaten hoorde
„Zoodat ik reeds den tweeden dag
„Twee bokjes daar vermoordde.
„Zoo ging het verder dag op dag,
„'k Werd stouter met de jaren
„Zoodat geen gans, of kip of eend
„Meer voor mij veilig waren.
„Totdat mijn mond zoo bloedig werd,
„En wreed mijn hart en zinnen,
„Dat ik verscheurde, wat ik zag,
En wat ik kon overwinnen.
Vervolgens verhaalt hij van het ver
bond, dat hij met Isegrim, den vraat-
zuchtigen wolf gesloten had, om te
zamen op jacht te gaan en den buid
onderling te verdeelen.
„Maar kwam het dan aan 't deelen
toe,
„Dan moest ik mij genoegen.
„Met wat hij in zijn hebzucht mij
„Slechts grommend toe wou voegen.
„Stal hij een kalf, een schaap of ram,
„Dan ging hij zóó aan 't greinzen,
verschil, dat ongeveer 80 cent per
Edammerkaasje beteekentEn dat,
waar nu zelfs de qualiteit met de
week minder begint te worden.
Die prijs verhooging geldt ook voor
de Friesche kaas, die thans in Noord-
Holland wordt aangeboden voor 40
gulden en meer, terwijl anders on
geveer de helft wordt betaald.
Als oorzaken voor deze ongekende
duurte noemen de boeren èn de min
dere melkopbrengst èn het duurdere
bijvoeder, dat door den boer moet
worden gekocht Of echter deze twee
factoren een zóo hoogen prijs billij
ken, is iets, dat aan sterken twijfel
onderhevig is. Meer te verdedigen is
het denkbeeld, dat de boer profiteert
van de gelegenheid, daar hij weet,
dat de koopman tot koopen gedwon
gen is, zelfs al zullen de prijzen nog
hooger gaan iets, wat de kaasboe
ren voorspellen.
Dezen weten en bemerken, dat de
kaasboeren elkander de stapels onder
den neus wegkoopen. Een voorbeeld!
Een boer wil een kaaskooper een
stapel laten voor 45'/2 g terwijl
deze hem nemen wil voor 45 g
waarmee de kaas, de omstandigheden
in aanmerking genomen, goed be
taald is. Terwijl de koopman zich
even afwendt, komt een collega naar
den stapel en de boer, ziende dat er
goede vraag is, vraagt 46«/2 gulden
en verkoopt den stapel daarvoor
aan den tweeden kooper.
Dezelfde omstandigheid, die de
boeren aanzet tot het vragen van
steeds hooger prijzen is oorzaak, dat
er in den kaashandel enorme ver
liezen worden geleden. Wat toch is
het geval
Gewoonte is, dat de buitenlandsche
kaashandelaren in het voorjaar van
Hollandsche kaaskoopers enorme hoe
veelheden kaas op voorkoop koopen,
met levering gedurende het geheele
jaar. Als prijs wordt dan gewoonlijk
vastgesteld die van het oogenblik,
dus die, welke geldt in de week, dat
het contract wordt afgesloten, ot die
welke het vorige jaar heeft gegolden.
De koopman, verplicht tot leveren,
ook nog in deze maanden, van de
nu nog niet geheel opgevraagde voor-
koopen, is thans genoodzaakt telkens
weer te koopen op de markten.
Bovengenoemde enorme verschillen
nu zijn oorzaak van de zeer groote
verliezen, welke sommige firma's lij
den. Ook in Zuid-Holland zijn deze
zeer groot. We hoorden van firma's,
die tengevolge der hooge prijzen van
40.000 tot 80.000 verloren, ja zelfs
van één, wier verlies meer dan een
ton bedraagt.
Een gevolg hiervan is geweest, dat
men zich zelfs tot den Minister heeft
„En zette zóó'n verwoed gezicht,
„Dat ik wel af moest deinzen.
„En 't zelfs niet wagen dorst, een deel
„Daarvan voor mij te vragen
„Ia menigmaal is het gebeurd,
„Als ik, met list en lagen,
„Een os of varken voor hem won,
„Dat hij met vrouw Herlinden
„En a! zijn kind'ren, zeven sterk,
„Den buit zat te verslinden,
„Terwijl ik niet met al verkreeg;
„En 't zelfs nog moest verdragen,
„Dat men mij aan 't bekloven been
„De tanden stomp liet knagen.
„Nogthans uit liefde voor mijn oom,
„Bleef ik geduldig zwijgen
„En troostte mij, dat ik genoeg,
„Zoo ik slechts wou, kon krijgen.
„Want weet het, Heer'k bezit een
schat
„Van goud en zilverwaren,
„Die men op zeven wagens niet
„Hierheen zou kunnen varen."
Toen Koning Nobel dit vernam
Riep hij„Wel vos Reinaarde
„Hoe kwaamt gij toch aan zulk een
schat
„Verklaar mij dat mijn waarde!"
„lk zal 't u zeggen", sprak Rein
aard,
„'k wil niets u meer verhelen