No. 107. Zaterdag 14 October 1911. 3e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.. Richting: V'oor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. w? Stichter: H. A. van Dalsum. Gentschestraat C 6 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. De Volkswil en de Revolutie. DE VOLKSWIL EEDACTIE: Abonnemeut per drie maandon NEDERLANDf 0.50. BELG1Efr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen word,en dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Yrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f 0.25. li. o 2. „Ofschoon wij niet op een woord wenschen te vallen, hetwelk de dis cussie noodeloos rekken zou, wenschen wij „De Volkswil" op te merken dat het bij ons niet gebruikelijk is de Link- sche partijen als niet-Christelijk aan te duiden tegenover de rechtsche. Wij althans bezigen meestal de tegenstel ling Rechts en Links." ad. 2. Wij nemen van deze verkla ring akte. Maar constateeren, dat de Zeeuw dan niet had moeten zeggen, dat Groen de principieele scheidings lijn trok tusschen de aanhangers der beginselen van de Revolutie en de Evangeliebelijders. Want een Evange liebelijder zal toch wel een Christen zijn, en een principieele tegenstelling tegenover een Christen moet dan zijn een niet-Christen. 3. „Ook is het minder juist om te spreken van staatsbeginselen welke steunen op het Evangelie." Toen Groen van Prinsterer de te genstelling „Tegen de Revolutie het Evangelie" poneerde, had hij hiermede deze waarheid in het oog dat het Evangelie was (is) het eenige maar ook het afdoende geneesmiddel voor de kwalen der eeuw. Geen doode orthodoxie, geen ouderwetsche vormen begeerde Groen terug,maar wel oprecht geloof, persoonlijke bekeering, onderwerping aan Gods Woord en Wet, aan elke waarheid uit Gods Woord afgeleid, aan elk gezag van Gods gezag ontleend, hartelijke om helzing en beleving van de onveran derlijke waarheden der Hervorming, Van dit standpunt uit rondom zich heen ziende, vond hij zijn geestver wanten en medestanders onder alle belijders van den Christus. Nooit was hij alleen op weren, steeds ook op werven bedacht. Van daar zijn sympa thie voor Roomsche belijders als De Maistre en De Bonald, en voor Luther- sche als Stahl en Von Gerlach, of- ichoon hij was en bleef Calvinist. En nu leidde hij uit het Evangelie ie beginselen af, die, ook voor staats- •echt en staatsbouw ten zegen' moes- .en strekken. Wil de Volkswil dit nu onder staatsbeginselen verstaan hebben, dan s ons dit goed; mits de lezer dan maar >nthoude, dat wij niet erkennen staats- >eginselen die steunen op het Evangelie, maar wel uit 't Evangelie ïfgeleide beginselen, uit welke het itaatsrecht behoort te worden gebouwd in gesterkt. Zoo zal de schrijver het trouwens »ok wel hebben bedoeld want im- ners reeds in een der volgende clau- ules gewaagt hij al niet meer van taatsbeginselen, doch van „b e g i n- e 1 e n", welke (beginselen) hij „ver at" vindt in de door hem aangehaalde, ing verjaarde „Verklaring van de rech- en van den mensch." ad 3. Wij nemen van deze verkla- ing alweder akte. Dus staat niet te- enover -de Revolutie het Evangelie elve, maar staan daartegenover de i t het*Evangelie afgeleide beginse- in. Maar we vragen wat is het doel an het Evangelie Heeft dit voor doel m den weg te wijzen die leidt tot de Hemelsche Zaligheid, of heeft dit voor doel om den weg te wijzen hoe de menschen hunne tijdelijke belangen moeten leiden Wij gelooven van het eerste, en dit zal ook de Zeeuw wel gelooven. Maar dan moeten ook de beginselen, die uit het Evangelie worden afgeleid, dezelfde strekking hebben de strekking van de belangen der ziel met betrekking tot het eeuwige leven. De Zeeuw zal wel weten uit het Evangelie, dat Christus leerde dat de geheele Wet en de Profeten is vervat in dit woord Heb God lief en uw naaste gelijk uzelven. Wie God en den naaste lief heeft zal ook rechtvaardig zijn, want wie onrechtvaardig is jegens God of den naaste kan God of den naaste niet lief hebben. Dit zijn jegens den naaste de twee beginselen, die uit het Evangei.e kunnen worden af geleid, die van naastenliefde en recht vaardigheid, en uit deze afleiding zou den kunnen worden opgebouwd de beginselen voor staatsrecht en staats bouw. Deze beginselen echter zijn terug te vinden in de artikelen van de Déclaration doe, wat niet schaadt aan anderen. Als ik een ander niet schaad in wat van nature het zijne is de beginselvrijheid der Revolutie dan geef en laat ik den naaste het zijne. En wat wil het Evangelie meer of anders We verwijzen hiervoor verder naar wat we hebben gezegd, in onze Er is geene tegenstelling ad het derde beginselDe vrijheid in de uitoefe ning der natuurlijke rechten. Dat de Verklaring van de rech ten van den mensch verjaard is? De Déclaration is niet een maken van de rechten van den mensch, ze is er een erkennen van dit onder scheid houdt de Zeeuw niet in het oog. „Groen wilde zeggen met zijn „Tegen de Revolutie het Evangelie", dat het Evangelie was (is) het eenige maar ook het afdoende geneesmiddel voor de kwalen der eeuw." Ongetwijfeld, maar alleen, als het Evangelie niet wordt misvormd. Dit nu wordt gedaan, door het Evangelie te maken tot een strijdvraag in de zaak van beheer der wereldlijke belangen, doordat Christus met ronde woorden verklaarde, dat Zijn Rijk niet is van deze wereld, om dat Christus' rijk dan wordt verklaaid te zijn wel een rijk van deze wereld en ook met ronde woorden verklaarde, dat hij geen rechter wilde zijn in het bepalen van ieders deel in eene ouderlijke erfenis, omd^t Hij daarmede te kennen gaf, dat dit zaken zijn die moeten worden beoordeeld door de menschelijke wetten. Wel moeten deze menschelijke wetten rekening houden met het natuurrecht waarvan God de Bron is doch de Revolutie had voor doel dit na de Hervorming ont kende of misvormde natuurrecht weder in de menschelijke wetlen terug te brengen. 4. „De Inleiding schrijft de open bare rampen en het bederf der regee ring toe aan miskenning van de rech ten van den mensch. Wij schrijven ze op grond van Gods Woord toe aan de miskenning van her recht Gods." ad 4. De rechten die de mensch van nature heeft de rechten der Déclaration heeft hij krachtens de natuur van zijn wezen van mensch, deze natuur heeft hij van zijn Schep per, die God is, en de aanranding van de natuurlijke rechten van den mensch is daardoor van zelve eene aanranding van het recht Gods, dat geschonden wordt in Zijn schepsel. 5. „De Revolutie heeft [de afschaf fing van den godsdienst op baar ge weten." ad 5. De godsdienst i s niet afge schaft, want zij leeft. Zij was in den tijd die aan 1789 voorafging feitelijk gestorven in de hoogere stan den door lichtzinnigheid of cynisme, in de lagere standen door onwetend heid. Er is wel brooddronkenheid geweest uitgegaan van menschen die zich van den volkswil in de Revolutie een oogenblik hadden meester gemaakt en deze brooddronkenschap schafte den godsdienst af en stelde er voor in de plaats de Godin der Rede, maar hoe lang duurde dat Een blauwen Maandag. Wat de Revolutie heeft gewild is ditdat er geen staatsgods dienst meer zou zijn, doch dit is geen afschaffen van den godsdienst, het is een terugbrengen van den gods dienst als politiebeambte tot een gods dienst van God en de zielen dienen." 6. „Het is niet juist, dat vóór 1789 de vorst in de meeste landen was een absoluut vorst en het beginsel van het gezag." ad 6. De Zeeuw doet beroep op Groen, dat er ook vroeger standen waren „in Frankrijk met name, de Adel, de Geestelijkheid, later de Derde Stand," en door deze standen was de Staat in Europa een getemperde mo narchie. Dit is waar, maar dit bewijst niets. De Stenden werden wel gehoord in zake belastingen en nog niet eens altijd maar niet hierin bestaat het absolutisme of niet van den vorst. Het absolutisme bestaat hierin, dat de ge heele wetgeving en hare uitvoering waren in handen van den vorst en in zijn naam van z ij n e ambtenaren, en hierop geen invloed werd uitgeoefend door de geregeerden het bestaat hier in, dat de geheele wetgeving afhangt van het persoonlijk welbehagen, al dan niet beinvloed door recht of wil- lekeu, rvan den vorst. Dit nu was de toestand geen in vloed van den onderdaan op de wet geving, de wil des vorsten is de wil én het recht van den Staat. 7. „De oorsprong, de bron van alle gezag is God, derhalve ook van het Staatsgezag, dus de oorsprong van dit Staatsgezag ligt niet in de behoefte aan de behartiging van het algemeen welzijn." ad 7. Deze behoefte tot behartiging van het algemeen welzijn is een na tuurlijk gevolg van de sociale natuur des menschen. Deze sociale natuur heeft God, de Schepper, in den mensch gelegd. Hij heeft den mensch, den eenling geschapen, Hij heeft de een lingen doen vormen gezinnen, en uit deze gezinnen zijn gegroeid maat schappij en staten, en in die gezinnen en maatschappij en staten heeft Hij gelegd een gezag ten bate van de een lingen, waaruit gezin, maatschappij en staat zijn samengesteld, en dit alles gaat krachtens de natuur des men schen. God is alleen de bron van het gezag als de Schepper de Verordenaar van alles wat bestaat. Maar in den Staat heeft Hij ook een gezag gelegd, waarvan de oorsprong wel is ontsprongen uit de Bron van alles, maar dit ontspringen is gevolg van de sociale natuur des menschen, die medebrengt wederkeerige hulp tot bevrediging der menschelijke behoef ten. Wat gevolg is van iets kan er niet tegelijk de oorsprong van zijn, en de oorsprong ligt in de noodzakelijk heid tot behartiging der algemeene behoeften. Het staatsgezag is daar om dienaar van het algemeen welzijn, niet de exploitant van het algemeen welzijn. Ligt de oorsprong van het Staatsgezag niet in de be hoefte tot behartiging van het alge meen welzijn, waarin dan wel Wat is dan wel zijn taak Met afgetrok ken denkbeelden kan men wel filoso feeren en droomen maar niet regee- ren, en dit is weder wel volgens het Evangelie, want dit leert, dat het Godsrijk niet is in woorden maar in daden, en het regeeren bestaat in da den, niet in filosofeeren. Vervolg in het Bijblad. Het Vrije Woord voor Abonnés. o Een hoofdartikel uit de „Zeeuwsche Koerier" van Zaterdag 30 Sept. j.L, waarin eenige veranderingen zijn aan gebracht en zoo geschikt is gemaakt voor de lezers van de „Volkswil." De veranderingen zijn gespatieerd. Geo n n l ti u r 1 ij k gevolg. Als men in den tegenwoordigen tijd de handelingen van vele d e g e I ij k e volksmannen nagaat, dan weet men wezenlijk niet waar zich het meest over te verwonderen of wel over de weergalooze vasthoudendheid der leiders dan wel over het hel dere doorzicht hunner zelf bewuste volgelingen. Hoe zou dat eigenlijk komen? Wat zou er toch de oorzaak van zijn dat een deel en gelukkig steeds een toenemend deel, zoo vertrou wensvol dergelijke leiders volgt en zich ter dege bewust is, dat men wel f e i t e 1 ij k op den goeden weg is De vraag stellen is haar beant woorden. Dat doorzicht spruit voort uit een flinke dosis ontwikkeling en uit een helder inzicht. Er is onder de Van Dalsum-mannen want daar hebben we het over een gioote hoeveelheid menschen, die den man met zelfbewuste trouw volgen. Menschen, die het heusch goed meenen en hem nog maar steeds terecht blijven beschouwen als de wezenlijk verdrukte onschuld. Menschen, wien het eenvoudig niet hapert aan een juisten kijk op inge wikkelde zaken En dat noemen we een winst, een groote winst in onze streken. Een winst, die door het versprei den van goede, gezonde lectuur en door het gesproken woord moet ver groot worden, Die goede dosis helder inzicht openbaart zich bij personen uit alle kringen. En alsof dat nog niet genoeg was, huldigen zelfs menschen, die in onze sociale instellingen huizen Van Dalsum's „beginselen". Kijk, er is veel dat verbazing wekt in onze gewesten, maar dat is ons nu toch heelemaal niet te geleerd. Dat, zooals hier en elders, personen, die sinds tientallen van jaren met el- ken godsdienst gebroken hebben, niet met Van Dalsum meegaan, verwondert ons niet, integendeel, dat vinden we heel natuurlijk en 't zou ons juist verwonderen als het anders was. Dat eenvoudige en weinig-ontwik kelde menschen hem op het goede pad volgen is verblijdend en niet onbegrijpelijk. Maar wat te zeggen van hen die dan meedoen in Boerenbonden en Geitenbonden, die lid zijn van Onder linge Bijstand en Kruisverbond, d i e zich redacteur noemen van een lokaal blad? Wij zouden den gedachtengang van die lui wel eens willen kennen. Want, wezenlijk, de consequentie ontgaat ons, Daar ziet men menschen heel over tuigd met een sobriëtas-bloempje op den jas loopen, om een inrichting te helpen tot stand brengen tot redding van den kranken evennaaste, en daar naast ziet men dezelfde krachtig mee helpen om den naaste, en nog wel die uit eigen streken, er moreel geheel onder te brengen. Die tegenstrijdigheid loopt toch al te zeer in de gaten, is het niet waar Begint deZ. K. zich te b e- k e e r e n Land van Hulst. Ego. o— Mijnheer de Redacteur Gelieve onderstaande a. u. b. in de Volkswil op te nemen. Voor het plaat sen hiervoor dan bedankt. Vogelenzang. Een steen uil was laatst in een kerk Begonnen met gevaarlijk werk Hij wou de Volkswil aan stukken pikken En zag zich zelf hierdoor verstrikken. Het volkhet lachte overluid De uil, was hierdoor ook gestuit. Maar wat nu nog het volk zou willen Om samen 't beest eens op te tillen En smijten zulks de kerk dan uit Tot afscheid van dien booze guit. Een duifje uitsteen. Het duifje vraagt den naam van Steen uil niet te schenden, waar hij ook vlieg of waar hij zich zou wenden. Duifje. o Mijnheer de Redacteur Het verheugt mij uit een welge meend hart, omdat u zoo een uitste kenden vriend hebt gevonden in den schrijver die zich noemt „Idem" in het tweede bisschoppelijke blad de Zeeuw sche Koerier, die u toch nog wil op knappen met een bord karnemelksche pap. Men moet er waarlijk om lachen om zoo een kwajongensstreek, maar ik denk dat die schrijver u liever met gal en edik zou laven, indien hij zulks gedaan kon krijgen zooals is gedaan nu ruim negentien eeuwen terug. En wie die schrijver wel mag zijn Ik denk dat ik niet ver zou moeten zoe ken want misschien is het de Zeeuw sche Koerier zelf die zulke lage ge- meene stukken durft te schrijven aan het adres van zijn besten vriend jen vrienden van vroeger die hij vroeger weled. heer noemden en zelfs beste vrienden, zooals ik zelf heb onder-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 1