Van alles wat. verwacht van: 0.5 millioen ton in 1915, 2 millioen ton in 1925, 3.5 mil lioen ton in 1935, 5 millioen ton in 1945, 6 millioen ton in 1950. Het aantal werklieden dezer mijnen kan dan gestegen zijn tot 30000, ter wijl de diverse staatsmijn-installaties alsdan te zamen zullen gekost hebben minstens 70 millioen gulden. Gedurende de tweede helft dezer eeuw kan verder de normale productie dezer mijnen gesteld worden op 8.5 millioen ton, met een personeel van 41000 man. Deze productie zoude naar schatting bestaan in 3 millioen ton magere ko len, 1.5 millioen ton vlam- of ketel - kolen, 2.5 millioen vet- of cokeskolen, 1.5 millioen ton gaskolen. Uit de Maasvelden, waarvan onge veer 6000 hectaren exploitabel zijn, kunnen 25 jaren na den eersten schacht- aanleg jaarlijks 2.5 millioen ton steen kolen te voorschijn worden gebracht, hetgeen een personeel zal vereischen van 10 a 12000 man. Alleen voor Zuid-Limburg voorziet dus de hoofd-ingenieur voor de tweede helft dezer eeuw eene kolenproductie van 13.5 millioen ton door plm. 64000 mijnwerkers. Van de kolenvelden in Noord- en Midden-Limburg (Peel en Vlodrop) acht hij 16000 hectaren met vrucht ontginbaardaar is plaats voor een 12-tal ontginningszetels, waarvan de aanlegkosten kunnen worden geraamd op 125 millioen gulden. Bij volle exploitatie zouden deze, met een personeel van 50000 man, jaarlijks ruim 10 millioen ton steen kolen te voorschijn kunnen brengen. Zoodat over een halve eeuw alleen de provincie Limburg evenveel steen kolen zoude produceeren (23.5 millioen ton) als thans geheel België doet. (Zooals men weet, bedraagt de totale consumptie van steenkolen in Neder land 6 a 7 millioen ton). Zulk een geweldigen aanwas is in middels niets buitengewoons. Zooals niet zoo heel lang geleden eenige cijfers in dit blad omtrent het Ruhr- bekken aantoonden, is daar de voort gang niet minder snel geweest. Even zoo in het Saargebied, waar in 1860 nog slechts 12159 man werkten, in 1880 reeds 22918, in 1890 nog 22988 (tien jaar stilstand), in 1900 echter 41848 en in 1908 reeds 51563. Bijna de geheel Duitsche kolen- industrie toont een dergelijken snellen aanwas, waarmede juist de intense vooruitgang van dit land op econo misch gebied samenvalt. (Centrum.) Verdwaalde dochters. o— 's Avonds laat belt men bij mij. Een deftig onbekende juffer treedt binnen en valt weenende op de knieen Ach. Mijnheer help mij toch Ik ben voor u gansch onbekend doch geloof mij in Godsnaam red mijn leven, mijn eer, mijn ziel 1 Ik kom uit een vreemd land, verlokt door een schoon aan bod voor eene plaats van gouvernante. Ik heb meer dan een diploma van onderwijzeres van muziek en teeken kunst. En nu ben ik, och Heer in een rijk maar ontuchtig huis. Sedert op het droge en strekte zich onmach tig uit het lange gras. Ondertusschen had Rein in stille rust zijn hoentje opgepeuzeld, en wan delde toen naar de rivier om een ver- frisschend bad te nemen en zich tevens van Bruin's dood te vergewissen. „Ja ja, het is mij welgegaan"; Zoo sprak hij vroolijk. „Die 't zwaarst mij kon verklagen „Bij koning Nobel aan het hof, „Dien heb ik nu verslagen. „Nu ben ik vrij en zonder zorg, „Herleef, heradem weder." Doch op eens, terwijl hij den oever nadert, ziet hij Bruin den Beer daar liggen in het gras, zijn wonden lek kende. „Vermaledijd, dat moogt gij zijn, „Lamfroitriep hij, „gij pummel „Gij zijt nog dommer dan een zwijn, „Dan de aller ergste lummel. „Hoe kwam oom Bruin toch uit de klem „Hij zat zoo goed gevangen. „Hoe menigeen zou een brok „Van zulk een vangst verlangen. „O wee, Lamfroit, wat schoone pels „Liet gij u daar ontglippen. „O wee, vlegel, die gij zijt „Ik wreek mij aan uw kippen 1" vier dagen vervolgt men mij met de afschuwelijkste voorstellen dag en nacht heeft men mij bewaakt om 't vluchtten te beletten. God dank ik ben ontsnapt maar ik ken niemand in deze stad zend toch een dépêche dat mijn ouders mij geld zenden of mij afhalen. Verberg, laat mij overnachten in een braaf huis tot men kome Nooit zult ge een beter werk verricht hebben, nooit zal ik mijnen redder vergeten. Het nachtverblijf werd gevonden en de telegram verzondenTwee dagen nadien kwam een heer de vader zijn dochter halen. Met tranen in d'oo- gen drukte hij mij weenende de hand. Aandoening verontwaardiging en ook dankbaarheid braken hem de stem wijl de verdwaalde dochter hem snik kend om den hals viel. Hij vertrok haastig alsof de schrik hem vervolgde. Eenige dagen na dien kreeg ik een aandoenlijken brief, waarin vader en moeder en dochter mij hunnen dank uitdrukten voor de redding van 't meisje, en mij tevens geld zonden om aan andere ongeluk kige meisjes hulp te kunnen geven. Zoo hooren we op onze dagen, veel van dergelijke beklagenswaardige schepselen. Het verhaal van haar el lendig leven is altijd 't zelfdeIk ben in de stad onschuldig aangekomen, geen gevaar bewust. Een deftig heer heeft mij een logement bezorgd, in afwachting dat ik een goede be diening zou krijgenmaar die man heeft mij verleid en sedert dien heb ik in schande geleefd. Mijn ouders weten niet waar ik ben vruchteloos heeft men mij gezocht en God geve dat ze nooit vernemen wat van mij, ongelukkige, geworden is. Ik heb geleefd onder een valschen naam ik ben opgeschreven met valsche papieren. Gelukkig nog de meisjes die eindelijk een walg van zulk een leven krijgen en door Gods genade gered worden Maar hoeveel zijn er niet, die jaren tot speelbal dienen van kerels zonder eer noch faam en dan de verleider, die haar in 't verderf heeft gestort, den eenen of anderen dag zich van 't leven zien berooven. Haouders denkt hier eens goed na? Gaat niet om met de toekomst de eer en de ziel uwer lieve dochters Bewaakt ze van nabij werp ze niet ten prooi van mannen die onder een of ander schijnheilig voorwendsei uwe woning binnensluipen om u van uwe dierbare panden te berooven Gazet van Stekene. 0 Het grootste gevaar voor vlieg- menschen. Het niezen is wel een der grootste rampen, welke een aviateur kan overkomen. Zoo verklaart zich ten minste de aviateur Harry At- wood, die in Noord-Amerika de langste duurvlucht gemaakt en een nieuw record heeft geslagen. „Gedurende mijn vlucht over Cle veland (Ohio) vloog een klein insect in mijn neus. Ik voelde een neiging tot niezen en ging er zoo sterk mo- Moe van het vloeken treedt hij sarrend en tergend op Bruin los, maakt een beleefde buiging, en spreekt, hem aan op sarkarstischen toon „Heer Priester, vader! wees gegroet! „Kent gij den Vos Reinaarde „Wilt gij hem zien Hier is de schalk, „De grootste schurk op aarde „Zeg mij, heer Priester, zoete vriend; „Indien 't u mag behagen „Van welke orde zijt gij, dat „Gij een roode kap moet dragen. „Zijt gij soms abt, of prior, Heer? „Hij ging u hard naar de ooren, „Die u den kruin geschoren heeft: „Gij hebt uw scalp verloren. „Gij hebt uw handschoen afgedaan „Wilt gij uw getijden zingen „Ik bid u, bid ook eens voor mij „En and're boetelingen". Met nauw verbeten woede hoorde Bruin zijn verrader aan eindelijk kon hij het niet langer uithouden, en, daar hij geen kans zag den snellen vos te bespringen, sprong hij in de rivier en dook onder om op een afstand weer boven te komen eu naar de overzijde te zwemmen. Hoe za! hij bij moge lijkheid naar het hof van koning No bel kunnen terugkeeren. Hoort wat hij doet. Op zijne derrière gelijk tegen in. Daar ik ten slotte bemerkte, dat niezen onvermijdelijk was, spande ik alle zintuigen in om bij het niezen de macht over mijn machine niet te verliezen. Het was de eerste keer, dat ik hoog in de lucht moest niezen, en de gedachte kwam in mij op, dat zoo menig aviateur, die thans niet meer onder ons is, waarschijnlijk op deze wijze den dood heeft gevonden, al door het ruggelingsch buigen van het hoofd, door het verlies van de spankracht der zenuwen en waar schijnlijk ook door een kleinen druk van den hefboom, waardoor de ma chine zijn evenwicht verloor en het niet meer kan herstellen. Ik hoop dat ik nooit meer in myn leven behoef te niezen, wanneer ik boven in de lucht ben. Dat is een van de donkerste scha duwzijden van de aviatiek." o De spoorlijnen der wereld. De spoorlijnen der wereld hebben eene gezamenlijke lengte van meer dan 1,000,000 kilometer. Het grootste aandeel hierin hebben de Amerikaan- sche spoorwegen met 513,824 kilo meter, op de tweede plaats komt dan Duitsehland met 60,089 kilometer. Verder komt Rusland met 59,403, Britsch-Indië met 50,667, Frankrijk met 48,579, Oostenrijk-Hongarije met 43,717, Canada met 38,783, Engelend met 37,475 kilometer. Het gezamenlijke exploitatiekapitaal beloopt 222 milliard. o Je moet het maar welen. Wilt gij uw linnen tafellakens en servetten een lang leven verzekeren, vouw ze dan, wanneer ze uit de wasch komen, de eerste maal in vieren en de volgende maal in drieën zoo steeds om en om. Ge vouwt ze dan niet voortdurend in dezelfde plooien en behoedt ze voor 't doorslijten op de vouw. o— Vaoder en Dochter. Maor Grietje, wa scheelt oe Ge kiekt zoo beduusd... Wat is er gebeurd, zeg? Wést flink veur de vuustl Ik was ien den hof onze kiepkes aon 't voeren, En schrok, toen ik Hent over'thekke zag loeren. Is dat urn te schrikken 'k Begriep er niks van, De jong kumt toch dukkels genoeg bij ons Sn. Maor, vaoder, hie zei mien„Ik wou wel van 't jaor Gaon trouwen... Ik vraag oe... Wij lieken elkaor!" Schoof hij zich voort met zijnen staart, Vol schaamte en misère. En werd hij zoo te zeer vermoeid, Dan ging hij tusschenbeiden Wat op zijn achterpooten voort, Of went'len op zijn, zijden. Toen hij de hofpoort nader kwam, En men hem aan zag komen, Nu rollende, dan op zijn staart, Toen meende men te droomen. Den koning brak bijna het hart, Zoodra hij Bruin herkende Hij riep diep bewogen toe, Begaan met zijn ellende „Is dit mijn trouwe dienaar Bruin „Moest hij daartoe geraken „Hij is ter dood gewond, o wee „Wie kon hem zoo mismaken Bruin kwam intusschen zoo nabij, Dat hij zich kon doen hooren. Hij stond en zuchtte jammerend „O Koning, 'k ben verloren 1 „Wreek mij, en ook uw eigen eer, „Door Reinaard snood vertreden „Hij bracht mij door bedrog en list „In tal van moeilijkheden. „Ja schand'lijk heelt hij mij mismaakt „Want, in een klem gevangen, „Verloor ik daar mijn eene oor, „En bei mijn schoone wangen." DU 's lillik van Hentl Nou ie dat het gezeid, Nou zet ie gen vuut meer ien huus 1 Wel verdreid 1 En toen ie da zei, wist ik nie wat ik heurde Ik wier er beduusd van, en vuulde da 'k kleurde. Nêm daodlik den pen opge mot hum maor schrieven Asdat ie veurtaon van den durpel kan blieven 1" Maor vaoder, me dunkt toch, ien stee van zoo'n brief Is 't beter, dat ge eiges hum aonsprêkt, wablied 1" Best, kiend Jao, dan za'k hun ter deeg doen verstaon, Da 'k kwaod bin, umdat ie zoo slecht het gedaon. Zoo slecht? Da's wa sterk, lieve vaoderkiek, Hent Wil trouwen... de trouw is toch óók Sacrament. Daor hedde geliek ien maor dat ie 't dorst waogen Um ou, die 'en schrik veur hum vuult, zóó te vraogen... Een schrik veur hum? Vaoder, da hê'k nie gezeid Ik schrok maor, went 'k was op zien vraag niet bereid. Precies, meiddie vraog kwiem vour ou onverwacht, Ge had dus aon trouwen met Hent nooit gedacht. Gedacht? Somtieds wèl; maar da Hent al zoo gauw Zou vragen,.. Och, vaoder, ge kiekt ook zoo nauw 1... Nou raok ik de kluskwiet? Dern, lig nie te temen, Zeg, wilde'm Graog, vaoder Dan motte'm maor nemen B. v. M. o Vervallen verklaren van het lidmaat schap van den Baad. Een Gemeente raadslid in Friesland had zich bij ge mis aan voldoende werkkracht aange boden om met anderen tegen een vast uurloon baggerwerk voor de gemeente te verrichten. Hij is toen in dienst der gemeente genomen tegen een vast uurloon zonder eenige aanneming of verbinding noch omtrent het werk zelf, noch omtrent den tijd. Eenige Eenige inwoners van de betrokken gemeente hebben aan Ged. Staten schorsing van bedoeld Raadslid ge vraagd, op grond van art. 24 der ge meentewet. Ged. Staten hebben bij hun beslis sing op dat verzoek o.a. overwogen, dat naar hun meening het tusschen de gemeente en bedoeld raadslid aan gegaan arbeidscontract niet valt onder bij art. 24 der gemeentewet verboden deelnemen aan levering of aanneming ten behoeve van de gemeente „dat immers onder levering in den zin dier wetsbepaling klaarblijkelijk alleen is te verstaan levering van roe- vermaledijd, dat moog ik zijn 1" Zoo riep de vorst in woede, „Als ik dit niet op Reinaard wreek „Zwaar treffe hem mijn roede!" Koning Nobel roept nu opnieuw den ganschen raad bijeen. Met alge- meene stemmen wordt besloten Rei naard ten tweede male op straffe des doods, ten hove te ontbieden. Tibert zou de bode zijn. „Heer Tibert," zoo sprak de koning genadig tot den Kater „gaen eer gij keert „Breng Reinaard mee ten hoven. „Zij allen zeggen dat hij u „Nog 't beste wil gelooven. „En komt hij niet,'t wordt zijn verderf. „Men hangt hem zonder dagen „Daar ginder aan den hoogsten boom, „Tot schande van zijn magen."— „Ach heerik ben een schuchterwicht". Sprak Tibert met veel zuchten „Ik ben zoo zwak klein en teer, „Wat staat mij niet te duchten 1 „Heer Bruin die sterk en moedig was, „Kon Reinaard niet verwinnen „Wat zou ik arme kater, dan „Nog tegen hem beginnen?" „Toen sprak de koning: Heer Tibert „Zijt gij dan geen ervaren, „Voorzichtig wijs en kundig man „Gij zult de zaak wel klaren. rende goederen en het verrichten van werkzaamheden in tijdelijken dienst eener gemeente tegen een vast uur loon niet is te beschouwen als aan neming van werk ten behoeve van de gemeente." Aan adressanten is medegedeeld, dat schorsing niet op den weg van Ged. Staten ligt en voor vervallen verklaren van het lidwaatschap geen termen aanwezig worden geacht. Algem. Hdbl. o De nog steeds aanhoudende droogte in Friesland gaf T. E. H. te IJ. aan leiding de volgende verzuchting in de Leeuw. Ct. te plaatsen Toen Friesland 't leek Zeeland geheel was bedolven Door hooggaande waat'ren met schui mende golven, Toen zijn uit Den Haag twee Minis ters gekomen. Zij hebben gebreideld de bruisende stroomen. Zij hebben verdreven de woelende zee Wel waren het drooge Ministers, die twee. s Nu Friesland 't lijkt Drente van dorst ligt te smachten, Want droog zijn de poelen en vaarten en grachten, Omochten opnieuw twee Ministers nu komen, Om water te brengen in bruisende stroomen En liefst dan „Marine" met Water staat mee, Want dat zijn de natste Ministers, die twee. o R. K. Politieambten-Tereenlgiog. Door Z. D. H. den Bisschop van Haarlem is tot Geestelijk Adviseur van bovenge noemde Vereeniging benoemd de Zeer Eerw. Heer Pastoor E. A. M. Mersel. Ook zijn de Statuten der vereeni ging door Z. D. H. goedgekeurd. N. Dagblad. o Een snuggere kennis. Iemand, die zijn tweelingbroeder, op wien hij spre kend geleek, zoodat men hem er nau welijks van kon onderscheiden, door den dood verloren had, ontmoette een ouden kennis, die hem op deze wijze aansprak „zeg eens mijn waarde wie van jullie beide is dood, jij of je broeder —o Tijdelijk verbod van rijstnitvoer uit Indië. In verband met den uitvoer van rijst uit Ned.-Indië wegens rijst- schaarschte in naburige landen en stijging der rijstprijzen dientengevolge, heeft de Gouverneur Generaal tot tegen- gang van verdere afvloeiing waardoor de belangen van de inlandsche be volking zouden worden bedreigd, den uitvoer van rijst uit Indie tijdelijk ver boden behoudens eerbiediging van reeds afgesloten contracten. Dit ver bod is op (26 September) in wer king getreden. o— „Hoe menigeen volbracht een list, „Wat kracht niet kon volbrengen. „Ga heen gehoorzaam mijn gebod „En wel moog' 't u gehengen Met een bezwaard gemoed ging Tibert heen. Aan het kasteel Mauper- tuis gekomen, vond hij Reinaard voor zijn tuindeur gezeten, zich koesterende in de laatste warme stralen van het zonnetje. Een opengeslagen getijboek lag naast hem. Mevrouw Hermeline verdroogde juist haar jongste telgje de andere kinderen stoeiden in het mulle zand. Boven de deur was een bord aangebracht waarop de heilige Floriaan stond afgebeeld, die een huis met water besproeide en intusschen een naburig huis in brand slak. Daar onder stond Heilige Floriaan, Bescherm dit huis, Steek and're aan Tibert maakte een diepe buiging voor Reinaarde en de zijnen en ving dus aan „Gegroet Reinaarde! God moge u „Een goeden avond geven „Gij moet met mij ten hove, of „Verbeurd is wis uw leven Reinaard sprak: „Tibert, edel held, „Wees welkom, zoete neeve „Ik bid u toe, dat God u „Veel eer en voordeel geve 1 Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 6