Goed bedoeld, maar
het gaat niet.
DL PILS EN VAN DALSUM.
DE KATHOLIEKENDAG TE BREDA-
0
We hebben vernomen, dat enkele
boeren een fonds willen stichten om
van Dalsum finantieel te steunen, en
dat er reeds bijdragen van f 25 en
f 10 per jaar en zoo zijn toegezegd.
En dit als gevolg van het 8 c h a a m-
t e g e v o e 1, dat bij enkelen opkomt
wegens de stelselmatige zich in alle
kringen uitbreidende samenspanning,
om hem als notaris te ruinee
ren omdat hij op eene andere wijze
niet te krijgen is.
We zeggen dank voor de goede
bedoeling, maar weigeren een
aalmoes te ontvangen.
Ook hebben we vernomen, dat er
plannen zijn om door middel van
een volksrekest aan de Kouingin te
wijzen op de onrechtvaardigheden,
waaraan wij van de zijde der auto
riteiten bloot staan Maar ook dit is
niet uitvoerbaar. Wie toch zou dur
ven teekenen De een zou zich ver
ontschuldigen uit vrees voor den pas
ter, de ander omdat hij land in
pacht heeft Van diën en een ander,
een derde omdat hij in een huis
woont van den dieë, een vierde om
dat hij kleine kinderen heeft, een
vijfde omdat hij groote kinderen heelt,
een zesde omdat hij werkt bij een
boer die tegen van Dalsum is enz.
Iedereen voelt wel dat, als van
Dalsum hier eens niet zou kun
nen blijven omdat zijn schoorsteen
toch moet kunnen rooken, er hier
ongelukken zouden gebeuren, dat
hier dan eerste klas opstoppers zou
den worden uitgedeeld, dat de on
derdrukking en de schaamteloosheid
en het schaamtegevoel het leven hier
onhoudbaar zouden maken en dit
zou dan maar verdiend loon zijn.
We willen een woord zeggen
Er zijn velen, die zich in geweten
verplicht achten ook iets voor ons
oyer te hebben, omdat wij zooveel
over hebben voor anderen. En zij
beschouwen dan aan hun gewetens
plicht te hebben voldaan door op
ons te stemmen. Maar deze wijze
van doen strijdt tegen alle gezond
verstand, want tegelijkertijd hande
len zij zooals wijlen mijnheer Jules
Vogelvanger heeft gedaan. Deze had
geijverd voor stemmen verleden jaar
om ons statenlid te maken, maar
aan iemand, die van hem een per
ceel land wilde koopen zeide hij, als
we accoord krijgenkunt ge laten
beschrijven waar ge wilt, maar niet
bij notaris van Dalsum. Dit is
algemeen het wachtwoord in de pas-
toriën, op de kantoren, in de boer
derijen, in den boerenbond, in de
winkels, bij de geldschieters, in de
sterfhuizen, maar als iemand in
nood zit, als hem zijn pacht is op
gezegd, als hij een raad van ver
trouwen noodig heeft, dan is alge
meen het wachtwoord ga naar van
Dalsum.
Alleen onder den kleinen man
is eergevoel te vinden, en vooral
onder die huisgezinnen, welker leden
gewoon en yerplicht zijn in andere
streken hun brood te verdienen, om
dat in deze oog en hart door vergelij
king van het hier met het elders
vatbaar zijn voor het hebben
van een hart
De boosheid der menschen denkt,
dat zij ons wat kan doen zij schaadt
en onteert zich zelve en staat tegen
ons machteloos, omdat wij in
Gods hand zijn, en die boosheid heeft
er moeten zijn, omdat wij aan
Gods hand zouden worden geleid tot
den Hemel, om daar eene belooning
ta ontvangen die wij hier niet vragen.
En als dan op den Oordeelsdag alle
harten zullen worden openbaar ge
maakt voor alle menschen, dan zal
het schaamtegevoel overmeesteren
hen, die ons nu verachten, en zal er
vreugde zijn bij hen, die ons nu ver
trouwen.
Wat hier in ons district gebeurt
is geen gewone strijd, het is de strijd 1
tegen ons van de woede der hel die
ziet, dat eene bevolking, van welke
zij zich reeds zeker had geacht, haar
ontsnapt door den aan God opge
dragen arbeid, gebed en lijden van
van Dalsum.
Geen boerenfonds lot het geven
van een aalmoes, geen rekest aan de
Koningin wie ons wil steunen in
onzen arbeid voor het heden en de
toekomst van onze bevolking steune
ons door zijn gebed
o
In Zelandia van Woensdag 2 Aug.
komt een stuk voor overgenomen uit
„De Tijd", onder den titel„Cause-
riën uit het Zuiden." Aan het slot
daarvan komt de volgende zinsnede
voor
„Als vandaag een Katholiek op
staat in het land van Hulst, die het
volk weet in te nemen en warm te
maken, laat het van Dalsum los en
volgt den nieuwen leider. Want van
Dalsums dwaling zit er bij het volk
niet in en loopt hem na omdat het
in hem den democraat ziet. Een
man als dr. Poels b.v. in Zeeuwsch-
Vlaanderen, een man, die de gave
des woords op v. D. voorhad,
want deze kan schrijven, doch niet
spreken en heel de streek ging
om."
Dat is een bewering op zeer losse
schroeven.
Als de streek omging, zou ze moeten
terugvallen in de oude voegen. Dr.
Poels zou, evenals ginder in Limburg,
het vo'k trachten zoet te houden, zoo
als het steeds hier is geweest voor
van Dalsum's optredenhij zou het
weer in denzelfden dommel wiegen
als waarin het eeuwen heeft geslui
merd.
Het Zeeuwsche volk zijn evenwel de
oogen geopend en het bezit te veel
gezond verstand, om zich door mooi-
praterij de voordeelen te laten ont
futselen, die het door de belangelooze
daden van dhr van Dalsum heeft
veroverd. De Zeeuw laat zich even
min met woorden paaien als de Lim
burger, want het zal den schrijver van
bovenvermeld stuk wel bekend zijn,
dat dr. Poels' optreden in Limburg als
aalmoezenier van den arbeid dikwijls,
zeer dikwijls fiasco lijdt.
Dr. Poels heeft de gave des woords,
wordt er gezegd, o, ja, maar daden
zijn anders.
Kent de schrijver in „de Tijd" dan
niet den felsten tegenstander in 't
Hulsterland van van Dalsum Wel
zekerOm zijne welbespraaktheid is
deze meermalen door zijne partij tegen
van Dalsum in 't vuur gezonden. Hoe
heeft hij zich niet uitgesloofd in rede
voeringen om yan Dalsum te nekken,
verdacht en belachelijk te maken
En wat heeft zijn radde tong bewerkt?
Niets minder dan nederlaag op neder
laag zoowel voor hemzelven als voor
zijn aanhang. Door dien vloed van
woorden zonder ziel heeft hij het volk
zich nog vaster om van Dalsum doen
scharen, zoodat het thans een borst
wering vormt om zijn leider, die noch
dr. Poels noch de meest eminente
spreker zal kunnen bres schieten. En
ook wat een welsprekendheid der
begaafde redenaars op den kansel is
niet verkwist?
Daarom, daden heerendaden
winnen het hart van het volk
Land van Hulst. EGO.
o—
In de R. K. Kerk te Hulst werd op
den kansel afgelezen, dat op Zondag
3 September een katholiekendag zou
worden gehouden te Breda, waartoe
de geloovigen werden aange
spoord heen te gaan en waarvoor de
kaarten te krijgen zouden zijn bij den
Koster.
Die zaak schijnt dus uit te gaan van
de geestelijkheid, van dezelfde die in
de sociale beweging niet ziet een
middel tot onderlinge menschenhulp
doch slechts een middel tot beersch-
zucht. Ze deed ons terugdenken aan
den laatsten Katholiekendag, die ge
houden is te Hulst.
Eerst een comedievertooning van
een optocht, en dan de Katholieken
dag zelf, die in zijn opzet en in zijn
uitvoering is gebleken geen ander doel
te hebben gehad dan om van Dalsum
te beleedigen.
Men zal het ons wel niet kwalijk
nemen als we zeggen, dat we dien
dag van 3 September nuttiger hopen
te besteden dan om naar eenige klets
praatjes te gaan luisterenwat een
ander doet moet hij weten, maar wij
gaan niet naar Breda.
Het Vrije "Woord voor
Abonnés.
—o
Hulst, den 21 Aug. 1911*
Antwoord aan den beruchten onbeken
den briefkaartschrijver van Holst.
Mijnheer de Redacteur
Tot mijn groote voldoening, las ik
verleden Zaterdag in de Volkswil, dat
u twee briefkaarten had ontvangen,
waarin mijn goeden naam en mijn
persoon in gelasterd worden. Och
kom Heer, vergeef het hun, want zij
wtten niet wat zij doen
En daar ik meermaals dergelijke
gemeenheden heb ondervonden van de
zoogenaamde fijne kliek 1welke uit
blinkt door christelijke naastenliefde
om hare katholieke medeburgers in
een bespottelijk daglicht te stellen, wijl
ze haar eigen leden altijd verheerlijkt
willen zien, kom ik tot de conclusie
dat zoo een heerschap lijdende is aan
grootheidswaanzin. U weet immers
wel, beruchte briefkaartschrijver van
Hulst, dat er op St. Nicolaas in de
Nieuwstraat, en in Selzaete ook nog
plaats is voor zulke domme zot
ten als jij bent. En wanneer ik u,
trotsche, hoovaardige godloochenaar,
over de markt zie trippelen, dan denk
ik aan het spreekwoord toepasselijk
op uHoogmoed komt ten val, dit
heb je al zelf ondervonden nietwaar
godloochenaar en grootheidswaanzin
lijder Uwe grootheid begint al te
dalen, dat begrijp je zelf maar al te
goed, dit hebben de middenstanders
en het volk van Hulst u gelapt, hoor
beruchte briefkaartschrijver, want de
burgerij heeft al lang het zuur aan u
en uwe roemruchtige familie. Wanneer
je een kleermaker noodig hebt, laat
je hem komen van elders, schoenma
kers moeten hier niet eten, want op
St. Nikolaas werken ze schooner en
beter dan hier, heb je iets anders noo
dig dan breng je het mede uit Ter-
neuzen niet waar? We weten het wel
al zijn we dom en gek. We laten óns
niet bij de neus nemen door een ver
waande zot, zooals jij bent, en wan
neer uw grootheidswaanzin u aan
spoort om nog eens een eereplaats te
willen bekleeden, dan geef ik u de
stellige verzekering, dat we u, lage
vuilschrijver, een buis zullen passen
die tot over uw hielen reikt, groot
genoeg om de geheele Hulstersche
prullewinkel in te laten versmachten,
je denk wel wijs te zijn, maar je dom
heid laat je uitschijnen door uw laag
heid, daar uwe lage briefkaarten ge
schreven zijn met drukletters. Neen,
gevallen grootheid, ik noem u werke
lijk dom en laag, om den feestdag
van de Moeder. Gods te onteeren door
uw vuile briefkaarten te schrijven, dit
strookt toch niet samen met uw fijne
christelijke overtuiging, op uw naam
als katholiek, en dat nog wel een
fijne Welnu,, vuile lage briefkaart-
schrijver, wij hebben al jaren lang
zaken gedaan nietwaar? Heb je al
iets geks of narachtigs aan mij onder
vonden Ik geef u de vrijheid dit te
publiceeren. Neen mijn waarde boe
zemvriend, het is de tegenvaller in
den laatsten verkiezingstijd, die u nog
op de maag ligten dit wil bij u
maar niet zakken. Vraag bij uwen huis
dokter maar eens een goed laxeer
middel, dat zal je heel wat verluchten
in je vermoeid en afgemarteld hoofd.
Ik heb waarlijk kompassie met u.
Wat moet er toch in je hart en hoofd
zijn omgegaan, wanneer je plaats moest
maken voor onzen achtenswaardigen
volksvriend. Troost je maar en denk
het is een zichtbare straf van God, Hij
heeft immers ook de hoovaardigen uit
den Hemel gedreven, en zoo ben jij
ook gevaren. Pas maar goed op en
wordt niet moedeloos, want anders
kom je zeker en vast in een van de
eerste gekkenhuizen terecht, in Cou-
dewater, St. Nikolaas of Selzaete. Dus
goed begrepen mijn lieve boezem
vriend, want aan het werk kent men
den meester.
En nu nog een woordje over mijne
verkiezing als lid van den raad.
Sedert meer dan vier jaren ben ik
aangezocht door vele gegoede inge
zetenen van Hulst, om mij candidaat
te laten stellen voor lid van den raad,
doch door omstandigheden dit niet
kon aanvaarden, maar daar ze nu niet
afhielden heb ik besloten het candi-
daatschap te aanvaarden. Ook van uw
partij (vuilschrijver) ben ik candidaat
gesteld, maar begreep wel met mijn I
gek verstand dat ik wellicht zou kun
nen dienen als een strooien man ge
lijk uw medebroeder in Christus onzen
Heer Jan Baart, en ik pakte het zeker
ste voor het onzekerste, ik liet mij
candidaat stellen door de ordelievende
kiesvereeniging „De Vriendenkring."
Het zijn allen wel gekken in uw oogen,
maar ze lappen het u maar, nietwaar
lage vuilschrijver? Maar ik moet be
kennen dat ge onder de middenstan
ders, flinke, rondborstige en heldere
koppen hebt, die u wél durven uit
dagen eens een uurtje met hen te
komen redekavelen over de mistoe
standen en rechtsverkrachting die velen
al hebben ondervonden. Nu mijn
waarde boezemvriend, ik ben gekozen.
Of de burgerij en de middenstanders
gek of lolmakers zijn, u moet het toch
maar met leede oogen aanzien dat ik
lid van den raad ben, en ik moet
rechtuit bekennen dat ik nog nooit
door een verkiezingspartij zoo laag,
zoo gemeen ben behandeld als door
de zoogenaamde fijne kliek
En wanneer ge lust hebt uw hand-
teeken te zetten, zooals ik hieronder
doe, dan ben ik bereid ten allen tijde
u te woord te staan, en noem mij
Uw boezemvriend
J. PH. C. DE PAEPE,
Lid van den Raad.
U geachte heer Redacteur van de
Volkswil bij voorbaat mijn dank voor
de verleende plaatsruimte.
o
Hulst, 22 Augustus 1911.
Mijnheer de Redacteur
U vraagt in uw blad van ^Augus
tus 1911 of wij ook aanwijzingen
kunnen geven om achter den schrijver
te komen van die twee briefkaarten.
Dit is vooreerst zeer moeilijk, want
men mag zijn gedachten zoo maar niet
schrijven. Het was anders zeer wen-
schelijk dat de schrijver of schrijvers
bekend waren. Ten le omdat de
schrijver reeds lang in de gevangenis
of Coudewater moest zitten, oftewel
in de andere wereld, want die man is
meer dan zot of krank ten 2e dat het
geen personen zijn om vrij onder het
menschelijk geslacht rond te loopen,
zulke schrijvers hooren in een apen
kooi thuis ten 3e dat zulke personen
zeer gevaarlijk zijn, die voor niets zou
den schromen, zelfs is mijn gedacht
deze dat zoo iemand zelfs wel zou
durven moorden en branden. En het
mooiste van de zaak is dezeHet
blijkt uit den schrijver zijn kaarten
dat het nog een man is of schijnt te
zijn die op den voorgrond der fijne
partij staat. Maar mooie briefkaarten
schrijven is immers geen kwaad, of
dat hoort niet onder de wraakroepende
zonden, het is immers tegen mijnheer
van Dalsum en dan mag alles, zelfs
zou men het zoo ver durven brengen
als men maar iets op touw zet tegen
den heer van Dalsum, dat men er een
stoel in den hemel mee zou verdie
nen O wat een verantwoording
voor hen, die ons voorhouden van
geen haat of nijd tegen elkander, of
dat wij elkander lief moeten hebben,
O wat een huichelaars, die ons deze
voorbeelden geven, en zelf werken om
iemand broodeloos te maken. O, o,
gij vrome lieden, denkt u niet aan den
dood, of bedenkt ge niet dat ge vele
menschen een doodsteek geeft door
uw onrecht, of gelooft ge er zelfs
niets van wat ge een ander voorhoudt?
Maar het geeft immers niets wie men
is of wat men doet, de grootste schurk
is nog in de oogen der fijne huiche
laars de beste als men maar mee gaat
met de groote fijne wiekooi. Ja de
naam wiekooi is nog te fatsoendelijk
voor zoo een zooi, want de gemeenste
streken die een mensch kan bedenken
durven zij volbrengen. Indien het mocht
gebeuren dat ze den schrijver der kaar
ten konden ontdekken, dan had hij
zijn loon als ze hem op de Markt op
een brandstapel plaatsten met degenen
er bij die voor een ander een brand
stapel wenschten en voorzeker de be
volking zou juichen en jubelen.
En nu nog een enkel woord tot U
edele heer van Dalsum. Te lang hebt
ge de bevolking tegen gehouden, en
te kalm, want was het waar wat men
van u schreef, dat u het volk opruit,
dan voorzeker waren er al andere
dingen gebeurd. Het volk is steeds
kalm geweest voor U edele heer maar
voor niemand anders, en toch hebben
zij het niet verdiend dat u het volk
zoo kalm heeft gehouden, want zij
schroomden zich niet om U edele heer
op den Katholiekendag, gehouden te
Hulst, uit te fluiten en te roepen. En
dat waren dan zulke deftige heeren,
tenminste zij willen voor deftig door
gaan. En is het nu ook niet best
mogelijk dat iemand van die fijne
fluiters of roepers die kaarten geschre
ven heeft? Men mag toch denken?
Nu mijnheer de Redacteur, verder
kan ik U geen inlichting geven en
dank u voor de verleende plaatsruimte
en noem ik mij uw getrouwe
SJEF KROM.
o
Hulst, den 20 Aug. 1911.
Mijnheer de Redacteur.
Vergun mij s.v.p. een plaatsje in
uw veel gelezen blad. Bij voorbaat
mijn oprechten dank.
Toen ik Zaterdag 19 dezer uwe
courant las en o.a. ook de twee u
toegezonden briefkaarten was ik schier
sprakeloos van verontwaardiging over
zulke vuilaardige taal.
In No. 1 lees ik dat Ge U hebt
laten gebruiken om Borm, Fricot en
J. F. v. de Walle gekozen te krijgen.
Paepe is er voor de lol bijgenomen.
DeftigIk dacht zeker dat de orde
lievende Kliek zeer tevreden was over
den uitslag of herinnert zij zich niet
meer dat de Champetter op 11 Juli
heeft uitgeroepen dat er een scheur
in 't laken was gekomen door de ver
wisseling van Dries met Hangelbroeck?
Daaruit verwachtte men dat onze can-
ditaten niet gekozen zouden worden
maar U en de Vriendenkring lachten
om zoo'n scheur, die is netjes ge
stopt en de mazen zijn zoo klein dat
de kliek er niet meer door kan, zij
hebben dus klaar met de lakens uit
te deelen en zij zijn er ons niet eens
dankbaar voor. Hoe gemeen niet waar
En dan durft men nog schrijven dat
Gij gerust uwe biezen kunt pakken
denken ze soms weer om Jozef terug
op zijn zetel te krijgen Dat zal
nooit meer gebeuren, die heeft zich
te fatsoenlijk ged-agen en is gevallen
voor den verwaanden Vreemdeling.
Die zal er nog meer doen vallen want
de tijd is rijp zoodat binnen enkele
jaren 99 percent der bevolking aan
onze zijde is. Dit is blijkbaar ook
de vrees der kliek die reeds siddert
tegen 1913.
En nu, meneer de schrijver van
briefkaart No. 2Gij hebt de onver
standigheid begaan om met het Hul
stersche volk te spotten Maar wees
er verzekerd van dat we Hein getrouw
blijven tot in den dood en niet zullen
omdraaien als een kliek die tot alles
in staat is. En dat krantje (de Volks
wil) nou dat zal blijven bestaan dat
heeft meer abonné's als de vuile bla
den Koerier en Zeberlandia te samen
Is het soms haat die U bezielt want
gij weet zeker wel dat de twee Bis
schoppelijke bladen nog geen duizend
abonné's tellen en nog altijd vermin
deren? Zelandia schrijft wel dat het
aantal abonné's voortdurend toeneemt
wat een grove leugen is want ge ziet
immers den dood voor oogenDan
schrijft u nog over de gevangenis en
Coudewater, dit is precies iets wat
u lijkent. Ten eerste in de gevangenis
was u op uw plaats. Daar kon men
u onderzoeken en dan verklaarde men
u stellig voor gek zoodat ge gauw in
Coudewater terecht zoudt komen. Im
mers iemand die zijn verstand bezit
zal zulk een gemeene taal niet schrij
ven. Wees dus zoo goed en bewaar
deze regelen en denk daar eens over.
Mocht gij in de gevangenis of Coude
water belanden dan hoop ik u een
remedie te sturen om uw gezond ver
stand terug te bekomen en gij niet
langer tot de laagste maar wel tot de
fatsoenlijke klasse zult behooren.
U, M. de R. dank als boven en teeken
mij
KLAASJE ZEVENSTER,
—o
Hulst, Aug. '11.
Mijnheer de Redacteur
Zijt s. v. p. zoo goed en sta Jan
Content een kleine plaatsruimte af om
dien grappenmaker van die briefkaarten
zijn zaligheid eens te geven.
Aan den
anonymen briefkaartensch ijver
Wezenlijk, grappenmaker, ge behoeft
waarlijk niet benieuwd ie zijn wie van
de twee de gekste taal voert, want
uw verstand schijnt, te oordeelen naar
uw geschrijf, al lang beneveld te zijn,
en ik begrijp niet dat ze u al niet
lang in een gekkenhuis hebben gesto
ken. Mijn verstand stond stil toen ik
al die vuiligheid van u las. Ge schijnt
toch wel met een duivelschen haat
bezield te zijn. Toen ge uw fari-
zeesch werk voltooid en gepost had
ging je misschien met een opgeruimd
hart naar huis alsof ge wel v ij f en
vijftig duizend frank ver
diend jhad, niet Nu, de fijne kliek
geluk gewenscht met zoo'n grappen
maker, hoor I
Mijnheer de Redacteur, ik voor mij
ben warempel blijde, dat u dje brief-