De Volkswil Judas de Volksverachter, BIJVOEGSEL vail van 12 Augustus 1911. De Wilbrorduskerk te- Hulst. o— 8 Augustus heeft het stadje Hulst in Zeeuwsch-Vlaanderen de eer van een bezoek gehad van een 200 tal leden der Fédération archéologique et historique de Belgique, welke haar 22e congres van 5 10 Augustus te Mechelen gehouden heeft. Bij die gelegenheid werden ver schillende historische gebouwen van Hulst bezocht en o.a. de Wilbror duskerk, de eenige misschien in Ne derland, die gemeenschappelijk door Protestanten en Katholieken, ieder voor een gedeelte wordt gebruikt. In opdracht van de Ned. Herv. ge meente heeft Ds. L. M. de Boer eene geschiedenis der kerk samengesteld, gedeeltelijk ontleend aan de Beschry- ving van de Stadt Hulst door Borge- meester Jacob van Lansberge, Anno 1685, welke aan de leden der Belgi sche vereeniging werd aangeboden. Wij ontleenen er het volgende aan De eerste kerk in Hulst was een kapel, aan St. Petrus gewijd, welke door de Noormannen verwoest en door Robert de Vries hersteld werd. De tegenwoordige kerk, aan St. Wilbror- dus gewijd, dateert van vóór 1270. In 1468 is tengevolge van het hemelvuur de kerk met bijna de geheele stad en verscheiden hofsteden in den onmid- dellijken omtrek afgebrand. In 1562 was er een dergelijk onheil. De bliksem sloeg in den toren, en niet alleen deze en het dak der kerk, maar ook het klooster van de Observanten en 160 huizen werden in de asch gelegd. Daar bij bleef het niet. In 1663 sloeg de bliksem wederom in den toren, die tot dicht bij de kerk werd vernield, terwijl ook het houtwerk en het dak van het koor en de kapellen ver brandde. Al de klokken en het uur werk smolten, behalve de uurklok, die viel en op het kerkhof terecht kwam. Hoewel gloeiende vonken en brandend hout alom in de stad neerkwamen, zoodat de kruitmagazijnen met natte zeilen moesten bedekt worden, is het mogen gelukken de brand tot de kerk te bepalen. In 1665 begon men met den herbouw van den toren, en de geheele kerkbouw was in 1686 gereed. Vóór den tweeden brand (in 1562) waren er in de kerk vele grafteekenen. o.a. die van markgraaf Albert van Baden, gesneuveld in dienst van Maxi- iniliaan van Oostenrijk in 1488. De monumenten schijnen bij dien brand vernield te zijn. Aan bovenstaande mededeelingen uit de kroniek van Jacob van Lans- berghe, voegt Ds. De Boer het vol 83 JFEU1LLETON Geschiedkundige roman nil den lijd der Machabeën. DERDE BOEK. (o)—o—(o)— 4. LYSIA'S AFTOCHT VAN JEIIU- SALEM. Radeloos had hij God gesmeekt, niet toe te laten, dat ginds in het ge bergte het volk, hetwelk hij honderden malen met gevaar voor zijn eigen leven tegen de Syriërs had beschermd, hem nu in den hoogsten nood laf in den steek zou laten. Dag en nacht keek hij uit naar hulpmaar er daagde nergens redding op. Reeds spoedde de derde dag ten einde, reeds waren de hoofden van het verhongerde volk vergaderd, nog slechts één enkel uur, en hij zou troosteloos vóór hen moeten verschijnen en bekennen, dat zijn hoop ijdel was geweest, dat hij de heilige stad niet langer kon houden. Bleek en met een gelaat, dat van slapelooze nachten getuigde, stond Ju das op den stadsmuur onafgebroken te turen naar Golgotha, van waar het leger tot ontzet moest komen, wan- neer de ontsnapte boden in hunne gende toe Toen in 1795 Zeeuwsch-Vl. aan Frankrijk werd afgestaan, verlieten vele Protestansche families de stad en vele Katholieke vestigden er zich, zoodat weldra de Katholieken de overhand kregen. Een tweede gevolg der in lijving was dat de tractementen, door de Bataafsche Republiek aan de drie predikanten toegekend, werden inge trokken, terwijl ook de kerkelijke goe deren in dien troebelen tijd weinig opbrachten. Gelukkig werden al spoe dig twee predikanten naar elders be roepen en alleen Ds. Leendert Geene bleef. Eerst in 1814, toen Zeeuwsch- Vlaanderen weer bij Nederland kwam, kreeg deze zijn rijkstractement terug. In 1806 schreef Napoleon een brief aan kerkeraad en kerkbestuur te Hulst en vroeg om een deel der kerk, die toch te groot was voor de verkleinde Protestantsche gemeente, te willen af staan aan de R.-Kath. parochie, wier kapel te klein was geworden, en even eens om de kerkelijke en diaconale goederen tusschen de twee gezindten te verdeelen. Zulk een verzoek was natuurlijk een bevel en er werd dus aan voldaan. De Protestanten behiel den de zoogenaamde Preekkerk en de consistoriekamer met de daaraan gren zende gedeelten van het vroegere kerkhof, terwijl het overige aan de Katholieken werd toebedeeld. De drie bogen onder den toren en de beide zijschepen werden dichtgemetseld met dubbele muren en opgevuld met turf, zoodat men elkaar wederzijds niet kon hinderen. Gelukkig bracht de verdeeling van kerk en kerkelijke en diaconale goe deren geen onaangename verhouding tusschen Protestanten en Katholieken teweeg. Men leefde als volgelingen van één Heiland vriendschappelijk bij een en hield voortaan zijn eerediensten onder hetzelfde dak en bij overeen komst op dezelfde uren, terwijl de R.-Kath. gemeente de verplichting op zich nam tot het laten luiden der klok voor de bijeenroeping der gemeenten ter godsdienstoefeningen. Zoo is het tot dezen dag gebleven. Ds. De Boer deelt over het protestant sche gedeelte van het gebouw nog het volgende mede Vroeger waren aan den ingang der z.g. Preekkerk twee zijmuren zichtbaar, blijkbaar bestemd voor een portiek, dat echter nooit voltooid is. In 1841 zijn ze afgebroken en men vond toen in het muurwerk in een hollen steen drie muntstukjes: een zilveren Fran- schen stuiver van Lodewijk XII, ter waarde van 4 mijten Vlaamsche (5 centen), vermoedelijk geslagen tusschen 1499 en 1515, en twee koperen mun zending geslaagd waren. Opzettelijk had hij de wachten rechts en links verder zuidwaarts op gestuurd, om ongestoord te zijn. Alleen Noman hield hem gezelschap. Reeds neigde de zon ter kimme. Om Golgotha hing een paarse nevel. De toppen der bergen kwamen naar het scheen zóó dichtbij, dat men ze met de hand kon vatten. Waarom kwamen zij niet vandaar af, de red ders, zonder wie Israël verloren was, waarom kwamen zij niet „Heer, binnen een uur wordt gij in het Sanhedrin verwachtreeds zag ik Jojada naar de vergadering gaan," al dus onderbrak Noman het drukkende zwijgen. „Gij zijt zeer bleek en door gebrek aan voedsel zóó zwak, dat gij haast niet op uw beenen kunt staan. Neem dit brood, het zal u opmonteren." Hij legde een stuk harden brood koek op den rand van den muur. „Ik héb het niet noodigzeide Judas haast barsch. „Eet het zelf op; het is alles, wat je heden gekregen hebt." „Krijgt gij dan meer? En- toch hebt gij uw ratsoen onder de kinderen verdeeld." Judas antwoordde niet. Zijn koorts achtig brandend ongeduld wierp in fol terend ongeduld een zoekenden blik in de verte. „Zelfs de raven komen niet meer naar den tempelberg, sedert zij weten, dat mijn pijl onder hen schiet," ver- volgde Noman. „Maar stildaar ten, blijkbaar van Luxemburg, een waarde hebbend van twee mijten en geslagen omstreeks 1500. Waarschijn lijk heeft men het plan tot bouw van de portiek niet kunnen volvoeren om verschillende rampen die stad en om streken troffen, watersnood in 1511, 1528 en 1532, en een op pest gelijkende ziekte in 1528. In de Protestantsche kerk is prachtig besneden houtwerk, vooral aan den kansel, en ook zeer goed Vlaamsch snijwerk aan doophek en gouver- neursbank, thans de regeeringsbank genoemd. Verder liggen er eenige be langrijke zerken, o.a. die van den heer Van Sterrebeeke met een voorstelling van het laatste oordeel, die van Corne lls Jansen, den vader van den Gent- schen bisschop Cornelius Jansenius, een van een abdis met boek en staf enz. Ten aanzien van het bijhouden van het grafregister der kerk was eene be paling gemaakt, die men zou wenschen dat overal had gegolden als de koster slecht schreef, mocht hij zelf niet het register invullen, maar moest dat laten doen door een goed schrijver, „opdat het selve niet beklad werd en voor de nasaat ten onnutte gemaakt werd. De drie zware koperen kroonluchters zijn in 1659 door eenige aanzienlijke families aan de gemeente geschonken. In 1876 sloeg de bliksem weer in den toren. Uurwerk, klokkenspel en klokken smolten, terwijl het dak van de R.-Katholieke kerk en van den Zuideringang verbrandde. Treffend was het oogenblik, toen te midden der vlammen het klokkenspel begon te spelen, totdat langzamerhand de eene toon na den anderen zwakker klonk en eindelijk zweeg. Al te ijverige brand weermannen wierpen brandende bal ken uit den toren in de Protestantsche kerk, waardoor het klankbord van den preekstoel verbrijzeld werd, terwijl het alleen aan het welberaden optreden van een ouderling en een deurwachter te danken was, dat die kerk niet uit brandde. In 1877 werd naar het ontwerp van den heer B. Cuypers, rijksarchitect te Amsterdam, de toren van den eersten omgang af herbouwd, nu in zuiver Gothischen stijl. In 1903 werd aan den toren, die op vier zware pilaren in het kruis der kerk gebouwd en 290 voet hoog is, een meesterstuk van bouwtechniek volbracht. De van den tweeden omgang pl.m. 100 voet hooge torenspits hing reeds één meter uit het lood. In twee uren tijds is dit verholpen. De aanvoerder van dit werk was de heer B. H. Reuling uit Hulst, architecten de heeren Lophorst uit den Haag en Frederiks uit Mid delburg. (N. R. Ct.) SlccSitlioon'ïiden. —o Als correspondente der „Vereeniging tot behartiging der belangen van Slecht- hoorenden" voor de provincie Zee land, maak ik gaarne gebruik van uwe toestemming om door middel der pers, tot behartiging deze belangen op te wekken. Tot wie ik mij in dezen richt In de eerste plaats tot de slecht- hoorenden zeiven. Het is van het grootste belang, dat zij weten, dat er lotgenooten zijn, die zich vereenigd Een op krengen azende gier!" Fluks greep hij zijn boog en schoot. De pijl trof doel. Doelloos met den ongewonden vleugel slaande, viel de vogel in ronddraaiende beweging uit de lucht, sloeg over den kop en werd op het laatste oogenblik door een windvlaag over den stadsmuur ge worpen. „VervloektVoor de Syriërs heb ik hem niet geschoten riep de ge lukkige schutter knorrig. „Hier, houd dit touw eens voor mij vast. Ik ga het beest halen Hij nam een der touwen, die mis schien voor dergelijke gevallen van afstand tot afstand op den buitenmuur gereed lagen, en reikte het Judas toe. „Vlug! De Syriërs liggen vergenoeg in het dal, en het kreupelhout verbergt mij aan hun oog." „De Esszeërs zullen je zeggen, dat die gier onrein is." „Een ledige maag is nog onreiner antwoordde de Arabier lachend, ,,'t Is in elk geval beter, dat ik de gier opeet, dan de gieren mij. Hier, houd het touw vast „Die eene gier helpt ons niet," zeide Judas. „Laat hem maar liggenalles is toch verloren." „Zes hongerige kinderen eten hun bekomst aan den vogel. Ik zal hem in stukken snijden en braden, waar noch de Essaeërs mij zien noch de Pharizeën, die altijd zoeken naar splin ters in eens andermans oog." hebben met goedhoorenden om ge-^ zamelijk lo. met raad en daad hulp en steun te verleenen aan dooven en slecht- hoorenden, waar dezen die behoeven 2o. om genees- en heelkundige hulp te bevorderen en de kwakzalverij op oorheeikundig gebied tegen te gaan 3o. te bevorderen het onderwijs aan slechthoorenden en 4o. geschriften uit te geven die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn. AAaar niet alléén tot de slechthooren den richt ik mij. Ieder die belang stelt in de minder bedeelden zijner natuurgenooten, ieder die wil medewerken om de slecht hoorenden uit hun eenzaamheid te trekken in den kring van het maat schappelijk en gezellig leven, ieder die dus voelt dat zij te kort komen en tegemoetkoming van anderen o zoo noodig is, oin hen voor afzondering en mistroostigheid te behoeden, die allen wek ik op mede te arbei den aan het bereiken van ons doel. Men neme kennis \an het nieuwe maandblad der Vereeniging, dat slechts f 1.25 per jaar kost, en geve zich als abonné op bij mr. Baudet te Amers foort. Of wel men trede als lid of begunstiger tot de Vereeniging toe, respectievelijk met een minimum-con tributie van f2.50 of f 1.25, in welke beide gevallen men het maandblad kosteloos ontvangt. De Vereeniging, hierboven genoemd, heeft reeds in haar vorigen vorm als de Bond van Slechthoorenden het mid del gevonden, om met dooven en slechthoorenden te vergaderen, zóó, dat besluiten konden worden genomen, stemmingen gehouden en statuten vast gesteld. Dit succes men denke daarover niet te licht, maar stelle zich eens goed voor, welke moeilijkheden zich daarbij voordoen heeft al dade lijk ten gevolge gehad, dat bijeenkom sten van slechthoorenden zullen tot stand komen voor allerlei doel, op allerlei plaats, en ongetwijfeld zal hier door een groote dienst aan tal van hen worden bewezen, omdat de een zaamheid hun tot groot nadeel, tot lijden zelfs wordt. Tegelijk zullen zij daardoor in staat worden gesteld, mid delen te beramen, om hun lotgenooten, ouderen en jongeren beiden, het leven aangenamer en nuttiger te maken. Van zulke bijeenkomsten, die worden voor bereid en langzamerhand in allerlei plaatsen zullen tot stand komen, wordt door de oprichters veel verwacht. In Amsterdam kwam op deze wijze reeds een cursus voor liplezen tot stand, terwijl men een uitstapje voor slechthoorenden organiseerde (onder leiding van goedhoorenden), dat uit stekend slaagde. Den Haag bereidt gezellige en nuttige avondbijeenkom sten voor, terwijl wederom in Hengelo een cursus voor liplezen het eerste deel van het werkplan uitmaakt. In onze provincie zal de onderge- teekende in hare qualiteit van corres pondente der Vereeniging zich gaarne met de organisatie van dergelijke bij eenkomsten belasten. Ieder dus, die geholpen wil worden, of hulp wil verleenen aan slechthooren den, geve van zijn belangstelling blijk. Hoe veelzijdiger de samenwerking- is, des te gereeder zal men er in slagen nuttig en aangenaam werkzaam te zijn af. "Wacht even. Zoo!.... Toe nu 1" Plotseling hield hij Noman tegen. Uit het naburige kreupelhout trad een vrouw te voorschijn met pijl en boog geyyapend. „Noman zie daar, eeneen vrouw Het schemert zoo voor mijn oogen. Is dat „Electrariep Noman juichend en hij wuifde met de hand. „Zwijg!" fluisterde Judas opgewon den. „De Syriërs zouden je kunnen hooren De Griekin hield den pijl omhoog, wees naar het strookje perkament, dat er aan bevestigd was, spande ver volgens de pees en schoot. Een nieuwe windvlaag dreef den pijl zijwaarts en liet hem niet tot zijn doel komen, zoodat hij niet ver van den muur neerkwam. Op 't zelfde oogenblik sprong een Syrische schildwacht uit het kreupel hout te voorschijn, dekte zich behen dig met zijn schild voor de pijlen, welke Judas op hem afschoot en trachtte in het bezit te komen van den noodlottigen pijl en het daaraan bevestigde briefje. Nu bukte hij, daar raapte hij den pijl op en rukte het strookje perkament er af. Doch reeds had Judas het touw gegrepen. Als een kat liet Noman zich naar beneden zakken, wierp zich op den Syriër en worstelde met hem in verwoeden strijd. Trillend van zenuwachtigheid stond Judas met gespannen boog gereed voor zich zeiven en anderen. Mogen velen zich daartoe geroepen gevoelen TINE MARCUS. Krabbend ij ke, 5 Juli 1911. IS nim DRINKEN Gil o Wij wonen hier in een klimaat waarin het drinken om zoo te zeggen schering en inslag is. daarom kan het zijn nut hebben, bovenstaande vraag te beant woorden. Dikwijls en laat ons reeds vooruit zesgen, ten onrechte - hoort men, vooral tegenover kinderen, de vermaning om toch vooral geen water te drinken. Om een goed anlwoord op de ge stelde vraag te verkrijgen, is het in de eerste plaats noodig eens na te gaan, welke roi het water in het mensche- lijk lichaam vervult, en daarom zullen we eenige feiten mededeelen, die daar op betrekking hebben. Het bestaat voor 63 pCt. van zijn gewicht uit water. De hersenen be vatten 81 pCt., het hart 73 pCt., de beenderen 7 pCt., en zelfs het glas harde tandivoor nog 2 pCt. water. Zooals men \yeet, heeft de mensch groote behoefte aan lucht, zfló zelfs, dat hij sterft, als hem die lucht slechts eenige minuten wordt onthouden. Even min als lucht, kan hij water derven, al kan hij dit laatste des noods ook 1014 dagen ontberen dan echter sterft hij in een toestand van waanzin en vertwijfeling. Op water alleen ech ter, zonder dat hem ander voedsel wordt verstrekt, kan de mensch ver scheidene weken leven. Blijkt hieruit niet dat het water een groote betee- kenis heeft, een grootere levensbe hoefte vormt dan eenig ander voedsel Een en ander treedt echter ook duidelijk voor den dag bij de volgende feiten. Een volwassen mensch, die bij ge middelde temperatuur, b.v. 18 graden C., arbeid verricht, scheidt dagelijks door uitademing ongeveer 1500 gram water af, langs de nieren circa 1400 gram en 200 tot 300 gram door ver damping langs de huid. Door zijn lichaam in normale samenstelling er» zijn geest behoorlijk aan het werk te houden, moet hij dus dagelijks onge veer 3000 gram of 3 Liter water tot zich nemen. Behalve in den vorm van verschillende dranken, doet hij dit met zijn overige spijzen want deze bevat ten alle, de een meer dan de ander, een zekere hoeveelheid water. Zoo bevat brood 40 pCt., rund- vleesch 45—60 pCt, een eierdooier zelfs nog 1/.> pCt. Gemiddeld bevatten de vaste voedingstoffen van een krach tig arbeider 300 gram water. Het lichaam van kinderen en oude menschen is eenigszins waterrijker dan dat van sterke menschen op middelba ren leeftijd. Bij allen echter zijn de voornaamste verrichtingen gebonden aan een goede vulling van het bloed aderstelsel, d. w. z. het aanwezig zijn van een voldoende hoeveelheid water. Spijsvertering, bloedsomloop, lichaams warmte, hersen- en zenuwwerking* kortom alle bekende schel- en natuur kundige processen in het lichaam, hangen af van den voorraad vloeistof, die zich in de bloedbaan bevindt. maar het levend gevecht tusschen beide tegenstanders, die elk oogenblik van plaats en hun stand veranderden, zou Noman aan het gevaar hebben bloot gesteld, door den pijl van zijn eigen meester te worden doorboord. Thans viel het schild van den Syriër, nu De schildwacht lag met gekloofden schedel op den grond. Noman rukte het strookje papier uit de krampachtig gesloten, verstijfde vuist, verborg het in zijn gewaad, en snelde vervolgens naar het boschje, waarin Electra ver dwenen was. Hij vond de Griekin achter dichte struiken, waar zij bevend van opgewondenheid getuige van den verbitterden strijd was geweest.' „Meesteresse, in welk groot gevaar begeeft gij u zeide hij, nog geheel buiten adem door den hevigen worstel strijd. „Lysias weet niet, dat ik de vrien din 'ben van uwen meester. Ik heb hem gewaarschuwd voor Menelaus, den vaischen hoogepriester, die hem misleidt en bedriegt door verzonnen berichten, ten einde hem te bewegen, het beleg van Jerusalem vol te houden en de stad in zijn macht te krijgen. Ik geniet derhalve volledige bescher ming in het Syrische kamp. Philippus, de mededinger van Lysias, rukte uit het Oosten op Antiochië aan. Lysias moet de belegering van Jerusalem op geven en zoo spoedig mogelijk naar Antiochië terugkeeren, wil hij zijn me dedinger de loef afsnijden. Wanneer gijlieden het nog twee dagen kunt uit-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 5