De Volkswil Judas de Volksverachter, BIJVOEGSEL van van 22 Juli 1911. Het „Motu Propno Van alles wat. 80 FEUILLETON. Mengelwerk. VAN Z. H. PAUS PIUS X OVER DE KERKELIJKE FEESTDAGEN. —O De Roomsche pausen, de hoogste bewakers der Kerkelijke discipline, plegen steeds als het welzijn van het Christenvolk zulks vordert, de geboden der Kerk welwillend te verzachten. En evenals Wij reeds op andere pun ten met het oog op veranderde tijds omstandigheden wijziging meenden te moeten aanbrengen, zoo achten Wij het ook gewenscht, wegens de geheel bijzondere omstandigheden de voor schriften nopens de verplichte feest dagen te matigen. Over land en over zee bewegen zich thans met wondere snelheid over de grootste afstanden tot elkander en komen zoo met het grootste gemak in contact met an dere volken, bij welke een kleiner aantal feestdagen verplicht gevierd wordt. Ook het vermeerderde handels verkeer en de spoediger afwerking van handelszaken schijnt door het her haaldelijk tusschenvallen van feest dagen ietwat schade te lijden. De steeds toenemende stijging van de prijzen der levensmiddelen maakt het ook noodzakkelijk, dat niet zoo vaak de dagelijksche arbeid onderbroken worde van diegenen, die van hun dag loon moeten leven. Om deze redenen werden herhaalde lijk, maar bijzonder in den laatsten jijd, tot den H. Stoel verzoeken ge richt, om het aantal verplichte feest dagen te verminderen. Daarom is het ook Ons, wijl Ons het welzijn van het Christelijk-volk na aan het harte ligt, wenschelijk voor gekomen, de feestdagen, door de Kerk als zoodanig te vieren voorgeschreven, te beperken. Derhalve hebben Wij eigener be weging en na rijp beraad, en na ook het oordeel te hebben ingewonnen van onze Eerbiedwaardige broeders H. H. E. E. de Kardinalen, die zich met de codificatie van het kerkelijk recht be lasten, het volgende ten aanzien der feestdagen bepaald. I. Het kerkelijk voorschrift om de H. Mis te hooren en zich van slafe- lijken arbeid te onthouden, blijft alleen voor de volgende dagen van kracht alle Zondagen, Kerstmis, Nieuwjaar, Driekoningen, Hemelvaartsdag, den feestdag van de Onbevlekte Ontvange nis, Maria Hemelvaart, den feestdag der H. H. Apostelen Petrus en Paulus, en Allerheiligen. II, De feesten van den H. Joseph, bruidegom van de Allerzaligste Maagd Maria, en van den H. Joannes den Dooper, zullen beiden met octaaf ge vierd worden a!s op den hun eigen dag, voor wat het eerste betreft op den Zondag na den 19en Maart, be halve wanneer de 19e Maart zelve een Zondag iswat het andere be treft op den Zondag die het feest van de H. H. Petrus en Paulus voorafgaat. De Sacramentsdag, eveneens met oc taaf, zal gevierd worden op den Zon dag na het feest der H. Drievuldig heid, als op den eigen dag, terwijl voor het feest van het H. Hart van Jezus de Vrijdag onder het octaaf is vastgesteld. III. In bovenstaand kerkelijk voor schrift zijn de patroonsfeesten niet be grepen. De bisschoppen kunnen ech ter de viering dezer feesten verstellen naar den volgenden Zondag. IV. Wanneer ergens een der boven genoemde feestdagen op wettige wijze is afgeschaft of verzet, worde daar aan zonder medeweten van den H. Stoel niets veranderd. Zijn echter in het een of andere land de bisschoppen van oordeel dat een of ander der af geschafte feestdagen dient behouden te blijven, dat zij de zaak den H. Stoel voorleggen. V. Wanneer een der feestdagen, welke Wij wenschen te behouden, samenvalt met een vasten- of ont houdingsdag, dan dispenseeren Wij in beide eenzelfde dispensatie verleenen Wij ook voor de Patroonsfeesten, waar van de verplichte viering door dit voorschrift is afgeschaft, wanneer deze namelijk plechtig en onder groote deelneming der geloovigen worden gevierd. Terwijl Wij aldus een nieuw bewijs geven van onze Apostolische bezorgd heid, spreken Wij de zekere verwach ting uit, dat alle geloovigen ook op die dagen, die nu uit den kring van verplichte feesten gelicht zijn, niet minder dan vroeger van hun gods vrucht jegens God en hun vereering ten aanzien der heiligen blijk zullen geven, en op de andere dagen, die te vieren overblijven, met meer ijver nog dan vroeger het kerkelijk voor schrift zullen opvolgen. Gegeven te Rome bij St. Pieter, den 2en Juli 1911, in het achtste jaar van Ons pontificaat. PAUS PIUS X. —O Luchtscheepvaart. Wij lezen in „De Standaard11 Stellig doet verkeerd, wie uit al te burgerlyken zin de aviatiek af keurt. Er spreekt in dit wondere Geschiedkundige roman uil den tijd der MacliabeCn. DERDE BOEK. (o)—o—(o)— tf. ANTIOCHUS' DOOD. „Als er een ongeluk gebeurd is, wil ik het onder de oogen zien „Heer", begon de bode, „ik weet dat gij grooter zijt dan het ongeluk, en dat gij het verdraagt gelijk een held. Uw veldheer Ptolomeus is ver slagen." uit de keel van den heerscher kwam een reutelend geluid. Een poos bleef het stil. Eindelijk herstelde Antiochus zich en zeide oogenschijnlijk bedaard: „Al heeft de krijgskans Ptolomeus in den steek gelaten, Nicanor is een des te grootere held. Hij zal goed maken, wat Ptolomeus, dien ik uit zijn ambt zal ontzetten, verkorf." „Ook Nicanor, uw beste veldheer, werd overwonnen door de Hebreërs, die de goden mogen verderven." De hand des konings zocht een steunpunt in den gordel van zijn zwaard. „Dan blijft er Gorgias nog over, om die knofloofeters te verplet teren zeide hij. „Gorgias vluchtte eveneens voorde woede van den Machabeër." Als door een adder gestoken, sprong Antiochus op. „Lysias! riep hij hijgend. „Wat deed Lysias?" Hij was geheel buiten zich zelf. „Ook Lysias werd door Judas, den Asmontër, overwonnen." „En trok hij niet ten tweeden male tegen de joden op „Jawel. Hij werd tweemaal geslagen en tot een overhaaste vlucht gedwon gen." „Tweemaal, zeg je? En door de Hebreërs vroeg Antiochus, die dat ongeloofelijke nieuws niet begrijpen kon. „Tweemaal, verheven koning. Het leger, dat naar Judea optrok, is zoo goed als vernietigd." Toen brak Antiochus in een krank zinnig, ijselijk lachen uit. „Lysias moet voor de derde maal optrekken, of •ik maak hem tot slaaf, zoodat hij zijn verdere leven in den molen kan loo- pen schreeuwde hij in een uitbarsting van woede. „Hier is een brief van Lysias. Wij hebben geen krijgers genoeg en geen soldij voor vreemde troepen. Jerusa lem is in handen van den Machabeër. De Syrische paleizen werden door hen verwoest en verbrand. Al uwe ambte naren vluchtten met ontzetting uit het met bloed gedrenkte land, dat niet waard is, door de zon te worden be schenen. Uwe altaren, zijn omverge vliegen, hoog in de sferen, een heroïs me, dat bezielt, en opDieuw toont hoe zelfs onze materialistische eeuw de hooge en nobele functie, die in onze inborst schuilt, nietheeft kunnen verzwakken. Zeker mag men zijn leven niet roekeloos wagen, maar Imt duiven en zich op nieuwe banen begeven, mag op zich zelf niet als roekeloos veroordeeld worden. De jacht op het wild gedierte heeft in vroeger eeuwen eveneens aan honderden het leven gekost, en toch mocht ze niet uit blijven. De scheepvaart eischte vaak en kost nog altoos duizenden men- schenlevens, en toch, wie zou ze wil den te niet doen Ook van het spoor wezen kan worden gezegd, dat het telken jare nog honderden levens kost, en toch, wie zou den tijd van diligence en trekschuit nog begee- ren En toch ligt er in berichten, als deze week ons van de rondvlucht bereikten, iets dat pijnlijk aandoet, liet is één enthousiasme van tien duizenden personen in land bij land, en als men dan hoort van de ver ongelukten, gaat er wel een oogenblik een ontroering door de harten, doch straks is men er overheen en is 't al één gejuich van vliegkamp tot vliegkamp en dreunt de overmoedige taal van de hemelbestormers u in de ooren. Voor tweeërlei verdient daarbij critiek, In de eerste plaats het nog altoo9 uitblijven van keuring. Gedurig blijkt, dat een val veroorzaakt is door een gebrek aan de machine, door gemis aan benzine of door on- kunde van den man, die het waag stuk aandorst. Dit nu behoefde zoo niet te zijn. Op allerlei ander terrein bestaat keuring van overheidswege en waarom kan die bij de aviatiek riet nog scherper ingevoerd Ze zou niet elk ongeluk voorkomen, doch meer dan één leven zou toch gespaard zijn, dat nu uit enkel onvoorzichtig heid te loor ging. En dan lette men ten tweede even scherp op het kwaad, dat ook hier het geld begint te stichten. De prijzen, die uitgeloofd worden, klimmen fabelachtig hoog. Wie aan alle vliegkampen deelneemt en ge regeld wint, wordt een man in bonis De kans daarop prikkelt. Om 't geld waagt men zijn leven. Zoo gaat de nobele trek' er af, en wordt 't ook hier een kansspel, dat voor de edele match in de plaats treedt. En juist dit is oorzaak, dat zoo menigeen, die beter deed met op den platten grond te blijven, zich er aan waagt en er zijn leven bij inboet worpen, uwe standbeelden werden ver brijzeld. De tempel te Jerusalem, dien gij aan Jupiter Olympius had toege wijd, is door hen veranderd in een sterke, oninneembare vesting. De be zetting van den burcht is ingesloten en moet zich overgeven of van honger omkomen, als er niet spoedig ontzet komt opdagen. Heer, straf mij niet in uwe verbolgenheid. Ik heb ge sproken, zooals het de waarheid is „Uit mijn oogen gilde Antiochus, zich zeiven niet meer meester van drift, den brenger der Jobstijding toe. „Uit mijne oogen, of ik ruk die ver vloekte tong uit je mond Bleek van schrik, maakte de bode zich ijlings uit de voeten. Terwijl de wijsgeer, door droefheid overmand, het stilzwijgen bewaarde, scheurde de koning het schrijven van Lysaias open, dat verscheidene zegels droeg. Het perkament beefde zoo hevig in zijne handen, dat hij het schrift niet kon lezen. „Lees gij dien briefbeval hij barsch zijn leermeester. „Sla den aan hef maar over, dat is toch slechts laffe vleierij „Lysias schrijft „Wat ik niet aan het perkament wilde toevertrouwen, opdat de tijding niet in handen van den vijand valle, heeft mijn bode u medegedeeld. Ik voeg er nog bij, dat Bacchides, die nooit een vriend van u geweest is, heimelijk aanhangers zoekt te winnen voor Demitrius, den zoon van uw Wordt dit nu niet gestuit, „dan gaat 't al verder. Al meer en al hooger prijzen 1 En hoe meer geld er te snappen valt, hoe meer waaghalzen de lucht ingaan. Op keuring en op inperking van bet geldmotiel zij daarom aangedron gen, niet om de vliegkunst te stui ten, maar om de gevaren in te krim pen en de-> edelen toon in de aviatiek te houden. o— Wetten tegen de weelde. De keizer van Duïtschland heeft wetten uitge vaardigd tegen de weelde. Hij ver biedt aan de officieren van zijn leger buitensporige verteeringen, hij matigt onder anderen het gebruik van sterken drank, verbiedt hun de lorgnetten, de puntschoenen en de hooge hakken, 't Is den oorlog verklaren aan de fat terige pedante hofjonkers die alles be halve gelijken op soldaten De keizer heeft hiermede niets nieuws gedaan Weleer bestonden er wetten tegen de weelde. Zoo was te Rome verboden, dat vrouwen en jonge meisje meer dan een ons goud mochten dragen. Zij mochten geen kleeren dragen van verschillende kleuren. De wet beperkte de uitgaven voor den dagelijkschen maaltijd tot 25 cent per hoofd. Op feesten mocht men tot f2.50 gaan. In Frankrijk verbood Philips de Schoone aan de dames meer dan twee costumes te bezitten. Karei VI stond niet toe dat er meer dan 2 schotels na de soep werden opgediend. In de 18de eeuw vindt men von nissen waarbij een dame veroordeeld werd tot boete, omdat zij gekleed was in een wit kleed met paarsche bloemen een heer omdat hij een oostersch hoofd deksel droeg. In den tijd van Mirabeau waren de kanten veroordeeld. Wat zou een tegenwoordige minister van de eene of andere partij niet te verbieden hebben in het artikel van modes Maar wat het gouvernement van een vrij land niet kan verbieden dat kaji verkregen worden door het voorbeeld van goede menschen. Het springt overal genoeg in het oog hoezeer de weelde en de mode zich meer en meer uitbreiden. —o Oude polderbestuurders. De Minister van Waterstaat heeft aan de Gedepu teerde Staten van de provinciën het volgend schrijven gericht In weerwil van de daaromtrent be staande circulaires komt het herhaalde lijk voor, dat op de aanbevelingslijsten ter benoeming van leden in water schapsbesturen personen worden ge plaatst, die den leeftijd van 70 jaren hebben overschreden. Dit geeft mij aanleiding te dezer zake den volgenden leiddraad te geven Als algemeene regel zullen geen personen, die den leeftijd van 70 jaren hebben overschreden, door u worden aanbevolen. Met een leeftijd dier candidaten van 70 jaren zal genoegen kunnen worden genomen, indien door uw college op deugelijke gronden de benoeming van overleden broeder. Ik heb in uwen naam aan den Romeinschen Senaat geschreven, dat Demitrius als gijzelaar in Rome moet gevangen blijven. Ik vrees, dat, als Demitrius naar Syrië komt, Bacchides alsdan zóóveel aan hangers zal aangeworven hebben, dat zij hem tot koning zullen uitroepen en u verdringen. Keer derhalve ter stond naar uwe hoofdstad terug, ten einde verwarring te voorkomen. Bac chides zal dan voor u bukken. Gij kunt dan het leger, dat thans met u in het Oosten vertoeft, aanvoeren te gen de joden, en gij zult met den glans van uw naam alleen méér uit richten, dan uwe veldheeren, wien de goden de zegepraal niet hebben ge gund." De stem van den grijzen wijsgeer had bij het einde der lezing gebeefd. Thans liet hij den brief vallen, ging zitten en steunde zwijgend het hoog gewelfde voorhoofd in zijn hand, zon der den vragenden blik van zijn voor- maligen leerling te ontmoeten. Maar juist dat pijnlijk zwijgen, hetwelk als een stille veroordeeling was, prikkelde den koning nog meer. „Spreekriep hij. „Op andere tijden hebt gij nooit gebrek aan woorden, ongeluksprofeet I" „Dwing mij nu niet te speken; want uw hart bloedt en mijn tong druipt niet van honing." „Maar ik wil, dat je spreekt, ik, je koning „Het is uw ongeluk, dat gij, al naar gelang uwer luimen, mijn leerling, mijn deze personen "uitdrukkelijk wordt aanbevolen. Candidaten van 71 jaren zullen slechts dan aan H. M. ter benoeming kunnen worden voorgedragen, in het hier boven bedoelde geval en wanneer tevens met voldoende zekerheid kan worden aangenomen, dat geen andere geschikte candidaat beschikbaar is. Voorstellen tot benoeming in water schapsbesturen van personen van 72 jaren en daarboven zullen in de toe komst in geen geval kunnen worden gevolgd. o—. Slecht onderricht Z ij streng) „Ik heb gehoon] datje een afscheids diner wilt geven aan je vmnden, den dag voor ons trouwen Nu, ik weet wat dat is Afscheid van 't vrijgezellen-leven, van 'n club jonge lui, die geen fatsoenlijk man bij z'n vrouw thuis durft te brengen Ik zie eigenlijk niet in waarom een respecta' el man 8 II ij „M'n beste, je bent slecht ingelicht hoor. Ik heb niet't minste idee om een diner te geven of af scheid te nemen van wien dan ook „Wat „Zeker niet Ik ben van plan ze iederen avond in de sociëteit te spreken, precies als vroeger." o De kracht der gewoonte. Vader: „Kind, kind, eerst vier weken ge trouwd en dan iederen dag klagen over je man je moest je schamen." Dochter: Maar papa, hij maakt ook iederen dag ruzie met me.a Vader: „Je moeder en ik heb ben al dertig jaar lang ruzie en toch leven wij heel goed met elkaar o Zcdeles. Mieke was bang van de venten. Z'is nu oud en heeft geen man. Door te vele zorgen, vrouwken, Breekt men somstijds zijne kan o Gedachte. De geit die spant haar touw Om 't peilt je gras te knappen Dat zij met moeite maar En half verstikt bereikt En 't gras aan haren voet Dat staat zij te vertrappen. De mensch ook zoekt zijn heil verkeerd. De geit gelijkt. o „Van Buren heeft een erge oogaan doening, hoor Hij ziet alles dubbel." ,,Dat's een buitenkansje. Hij krijgt nog twintig gulden van me, die ga ik hem dan gauw met een tientje betalen." O In een der hoofdstraten van New- York stond een beeldenwinkel. Het vriend of mijn koning wilt zijn. Wees een van drieën, maar dat kan ook ge heel Zeg niet „spreek als ik liever zou zwijgen. Beveel mij niet „zwijg!" als ik mij verplicht acht te spreken Wanneer de leermeester, de vriend moest spreken, heeft het bevel des konings de hinderlijke stem van den waarschuwende verstikt. Vaak hebt gij mijne vermaningen in den wind geslagen en mij, tot uw eigen schade, het zwijgen opgelegd. Mijn tong hebt gij menigmaal ter ongelegener ure gebonden maar het recht, waarvoor ik opkwam, spreekt luide genoeg voor zich zeiven. Ik waarschuwde u „Laat het volk behouden, wat hun het heilig ste is; plunder den tempel van Jehova in Jerusalem niet, evenmin als den tempel van Artemis in ElymaïsGij hebt niet naar mij geluisterd, en zie, nu moet gij vluchten en zit de vijand u op de hielen. Met "een vloek ver drijven de PerzTen u, en met een ver- wensching verwachten u de Hebreërs „En i k zegje, Cleanthes!" schreeuw de de koning trillend van woede, „wat men niet opgeeft, heeft men niet ver- loren Ik zal die kruipende gluipers vertrappenJudas maak ik tot slaaf mijner slaven, en alvorens de maan tweemaal verwisselt, heb ik Jerusalem in een doodenakker doen verkeeren Groot is mijn vreugde, als gij de vijanden van Syrië bedwingtdoch j mijn trots zal nóg grooter zijn, wan- I neer gij -ook als overwinnaar niet zult vergeten, dat zachtheid de overwon-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 5