De Volkswil BIJVOEGSEL vail van 15 Juli 1911. 79 FEUILLETON. België. o Landbouw, handel, nijverheid en scheepvaart in Oost-Vlaanderen ge durende 1910. Landbouw, vee teelt en zuivelbedrijf. De lang durige koude in het voorjaar oefende een slechten invloed op de winter granen en in het bijzonder op de tarwe uit. Het graan was klein en van middelmatige qualiteit, terwijl het grootste gedeelte van het stroo be schadigd was, daar het gewas niet tot rijpheid kon komen. Van haver, die beter tegen de vochtigheid be stand is, viel de oogst gunstiger uitin sommige streken was de opbrengt daar van zelfs bijzonder groot. Voor de inlandsche aardappelen was de zomer zeer ongunstig. De buitenlandsche soorten „Industrie" en „Kruger" gaven als gewoonlijk het beste beschot, hoewel ook deze veel te lijden hadden door de regens. Ten gevolge van den drogen nazomer was de oogst beter dan in het begin van Augustus verwacht werd (23.500 Kg. per H.A., tegen 25.500 Kg. in het vorige jaar.) De wortelgewassen, zooals wortelen, beetwortelen en voederbieten gaven een voldoenden oogst. Het suikergehalte der beetwortelen was echter slechts 14,7 pCt., tegen 15,75 pCt. In 1909. Erwten worden weer in de lan den geteeld. Hiervan werd eene groo- tere opbrengst per hectare verkregen dan in het voorafgaande jaar. De hooi- en klaverlanden gaven eer. goed beschot, vooral de vroege snede was zeer goed Niettegenstaande de zware regens in Mei en Juni werd de goede ver wachting voor den vlas oogst niet beschaamd de productie per H.A. was n.l. 25 pCt. grooter dan in het vorige jaar (t.w. 861 Kg. per H.A., tegen 689 Kg in 1909). De vlas- prijzen waren zeer loonend. Het koolzaad, eveneens door de zware regens neergeslagen, leverde eenige teleurstelling na de groote ver wachtingen, die men er van had. De oogst per H.A. beliep 766 Kg. meer dan in 1909. De h o p oogst was niet voldoende, hoewel aanmerkelijk grooter dan in 1909. De tabak daarentegen was zeer goed geslaagd en werd tegen loonende prijzen verkocht. Uitbreiding viel waar te nemen bij de groententeelt. Om Aalst worden hoofdzakelijk uien en bloemkool op groote schaal geteeld. Ook in de om streken van Gent en met name in de gemeenten Deynze, Termonden en Wetteren, waar tegenwoordig meer oor deelkundige bemesting wordt toege past, gaat de teelt aanmerkelijk voor uit. De fokkerij van werkpaarden maakt eveneens vorderingen. De voor naamste paardenmarkten zijn die van half Maart te Gent en begin Januari en begin Mei te St. Amandsberg. Duitschland was wederom de grootste afnemer. De handel in vette en magere koeien was zeer levendig en de prijzen waren dientengevolge hoog. De wedstrijd te Brussel heeft door het groot aan tal premies, aan het Vlaamsche vee toegekend, bewezen, dat er in de wijze van fokken verbetering is gebracht. Een vooruitgang valt ook te consta- teeren bij de v a r k e n s f o k k e r ij de kruising van het locale ras met Engelsche rassen levert goede resul taten op. Wat het z u i v e 1 b e d r ij f betreft, kan worden medegedeeld, dat de boter, waarvan de qualiteit, dank zij het ge bruik van de verbeterde ontroomings- machines, vooruitging, gedurende het geheele jaar tegen hooge prijzen afzet vond. De boterproductie wijst, ver geleken met 1909, een toeneming aan. Handel en nijverheid. - De ka- toe nweverijen ontvingen in 1910 te weinig orders, terwijl bovendien de te bedingen prijzen over het algemeen onvoordeelig waren. De handelsbetrekkingen der weverijen met den vreemde zijn sedert eenige jaren uitgebreid en de resultaten daar van zijn zeer bemoedigend. Voor de katoenspinner ij en was het jaar 1910 niet beter dan het daaraan voorafgaande. Van de maand Januari af stonden 90 pCt. der spindels van geheel België een dag per week stil. In weerwil hiervan was"er steeds overvloed van garens om aan de vraag van de we verijen te voldoen en lieten de prijzen weinig of geene winst over. De prijs van de ruwe katoen was buitensporig hoog. Bovendien werden de spinnerijen voortdurend uitgebreid, teneinde de productiekosten naar ver houding minder te doen drukken. Ter wijl in 1909 het aantal spindels in^de spinnerijen van Gent alleen, niettegen staande de malaise, met 16.708 ver meerderde. nam het in 1910 ander maal met 43.776 spindels toe hetgeen voor de 27 spinnerijen van Gent het totaalcijfer der spindels op 826 913 brengt. In het overige gedeelte van België vermeerderde het aantal spindels met 17.255. De katoenverver ij en hadden De appreteerderijen hadden gedurende den herfst en den winter veel werk. Voor de met a al n ij verheid was 1910 niet beter dan het vooraf gaande jaar. Slechts enkele groote machinefabrieken hebben geregeld werk gehad, maar slechts ten koste van be langrijke prijsvermindering van hun fabiikaat. De malaise in den handel en de nijverheid was uit den aard der zaak van invloed op deze industrie, terwijl bovendien Frankrijk door het heffen van invoerrechtten op machines en werktuigen plotseling zoo goed als geheel gesloten werd voor buitenlandsch fabrikaat. Het jaar 1910 is niet voordeelig geweest voor de meelfabrieken. Hoewel de oogst van het graan beter was dan in de twee voorafgaande jaren, was hij niet groot genoeg om een merkbare prijsvermindering teweeg te brengen, waardoor ook het meel hoog in prijs is gebleven. Speculatie heeft in het artikel zoo goed als niet plaats gehad. De ver koop van meel was moeilijk en de meelfabrikanten verkochten dientenge volge meestal met weinig of geene winst. De prijzen fluctueerden dikwijls en plotselingzij waren het hoogst in Januari en het laagst in Juni. Door eene onverwachte groote vraag van den kant van Frankrijk, leefde de han del in de maand Juli op. De toen eenigszins voordeelige prijzen bleven tot November gehandhaafd, waarna ze tot het einde van het jaar weder daalden. Het grootste gedeelte van de Rus sische tarwe, welke door meelfabrie ken werd verwerkt, was sterk ver mengd met onzuivere bestanddeelen, zooals stof, kaf, enz., waardoor de berekeningen van den meelfabrikant, die op zuivere monsters gekocht had, veelal faalden. Zemelen vonden gedurende het ge heele jaar goeden afzet met uitzonde ring van de maand Juni, toen de han del zoo goed als stil lag. Evenals voor de katoenspinnerijen, was 1910 voor de vlasspinner ij- e n een moeilijk jaar. De qualiteit van het Russische vlas geeft van jaar tot jaar meer reden tot klachten, o. a. wegens de groote vochtigheid en de slechte sorteering. Bovendien waren de prijzen daarvan in 1910 zeer hoog. De toestand in de linnen-industrie was dus nog ontmoedigend. Verbete ring schijnt alleen tc verwachten te zijn van een overvloedigen oogst en lage prijzen voor de grondstof. De vlasspinners hebben het voor beeld van de katoenspinners, wat de vergrooting der fabrieken betreft, niet gevolgd het aantal vlasspindels in Oost-Vlaanderen is nauwelijks 1 pCt. gestegen. Niettegenstaande den weinig gunsti- gen toestand, waarin deze industrie verkeert, zijn de loonen, die in de pe riode van grooten voorspoed zijn vast gesteld, gehandhaafd, evenals de 10 pCt. premie, welke sedert 1907 wordt verleend. Wat de suiker-industrie aan Geschiedkunde roman uil den lijd der Ilaclialiefn. DERDE BOEK. (o)—o—(o)— 2. EE.N DROOM. Antiochus woog den tooverstaf, die een halven kring uitmaakte en van witte klei gebakken was peinzend in de handen en beschouwde de wonder lijk gevormde gedaanten van menschen en dieren, welke in het platgedrukte leem waren gegrift. „Lees mij voor, wat er op dezen staf staat," zeide hij. De Egyptenaar nam den toover staf terug, streelde dien en las „Al deze amuletten zeggenWij komen, om Sena-eb te beschermen." „Wie is Sena-eb „Zij is niet meer. Het was eene vrouw die ik liefhad." Antiochus zuchtte. „Altijd eene vrouwzeide hij. „Ge hebt echter den tooverstaf niet noodig. Ge moet mij een droom uitleggen. Bewijs nu, dat je het verstand van Phyton bezit. Als jij je kunst zoo goed verstaat, als Adomey, die mij van nacht van de slangen verloste, dan zal ik je rijke lijk beloonen." „Een slang kan men met de hand grijpen, heer, doch een droom ver dwijnt, gelijk een morgennevel. Zeg zelf, wat moeielijker is, het kruipend ongedierte der aarde of de geesten van den nacht aan zich dienstbaar te maken." „Luister dan. Ken je Tiberias „Ja, roemruchtige vorst. Omscha- duwd door palmen ligt het aan het meer van Genezareth. Vaak kookte ik voor mij de kleine landkrabben, die men daar in menigte vindt, of ik ving de ongeschubde barbeelen van het schoone meer, die de joden niet mo gen gebruiken, omdat ze bij de knof- looketers voor onrein gelden. Ook springen daar warme bronnen uit het zwarte basalt, en de warme badem...." „Je bent een zwetser en zoudt mij wellicht kunnen zeggen, hoeveel vlooien er om Tiberias springen, als ik jou je gang liet gaan zeide Antiochus plomp. „Ken je het paleis, dat ik in Tiberius liet bouwen „Ja. Als een gedenkteeken van uwe liefde tot de kunst werd het opge trokken uit marmer, porphyr en syë- niet." (Graniet zonder kwarts.) „Hebt ge niets aan dat paleis op gemerkt „Toch wel heer. De Griek, die het beeldhouwwerk beitelde, had een tam- men leeuw, die hem steeds volgde en wiens kop hij overal, waar zulks mo gelijk was, in steen liet uithouwen." „Goed dan. In mijn droom bevond weinig werk en de prijzen leverden verlies op. De oorzaak hiervan schijnt gedeeltelijk te liggen in de buitenland sche concurrentie. ik mij in dat paleis. Eensklaps wer den alle leeuwenkoppen levend, zij gluurden mij aan met oogen, die fon kelden van bloeddorst en brulden Wreek ons „In welke taal riepen zij dat „Ha zoo. Ja, Ja. Zij riepen het in 't Hebreeuwsch. Een groote slang, op dat gebrul afgekomen, kronkelde zich om mij heen en verpletterde mij schier. Ik worstelde met het ondier, en had er mij bijna van bevrijd, toen het eensklaps een mannenhoofd kreeg en mij nog steviger omstrengelde, dan eerst. Ik kermde in mijn laatsten doods strijd en stond op het punt te be zwijken. Op dat oogenblik werd ik gewekt door mijne wachten, die mijn angstig kreunen hadden gehoord en vreesden, dat een hoornslang mij had gebeten." De wacht, die mij naar uw tent bracht, heeft mij dat verteld. Hebt gij verder niets gedroomd „Neen. Verklaar mij dat droomge zicht, zoo je kunt." De Egyptenaar staarde peinzend naar den grond. „Veroorloof mij vooraf een paar vragen," zeide hij dan. „Spreek 1" „Werkelijke slangen hadden eerst uwe rust gestoord. Daarom droomdet gij, dat uw vijanden want het be treft hier een vijandeen slang was. Uw vijand is dus even gevaar lijk voor u, als deze ongedierten. Hij is echter niet zoo valsch als een adder, want hij had een mannenkop. Ik be gaat, valt op te mefken, dat de hoogc suikerprijzen in januari 1910 eene bui tengewone productie veroorzaakten, niet alleen in Europa, maar ook in de koloniën. Het onvermijdelijke gevolg dezer groote productie was, dat de prijs van ruwe suiker reeds Ifort na het begin van de campagne tot frs. 22 per 100 Kg. daalde. Het financieele resultaat was voor de fabrikanten dan ook niet zeer gunstig. Over den handel in bloemen en planten kan het volgende wor den medegedeeld. De uitvoer der bijna uitsluitend in en om Gent gekweekte planten, zooals azalea-indica, palmen in alle soorten, araucarias, laurierboomen, begonias, enz. was zeer groot. De azalea-indica waarvan de cultuur en de export zich in 1910 weder uitbreidden, brachten voor de kweekers hooge prijzen, doch gaven aan de exporteurs weinig of geene winst. De phoenixpalmen, arau carias, laurierboomen en begonias daar entegen werden door de exporteurs tegen lage prijzen met winst verkocht. De handel in deze producten breidde zich over het algemeen uit. Door het kanaal van Terneuzen wer den voor doorvoer naar Groot-Brit- tanië, Zweden, Noorwegen, Nederland en Rusland 1 473.097 Kg. vervoerd, tegen 1.285.538 Kg. in 1909. Naar de Vereenigde Staten van Amerika werd voor frs. 1.879.198 uitgevoerd, hetgeen, in vergelijking met 1909, eene vermeer dering aanwijst van 139.985 fr. De vraag naar afgesneden bloemen, voornamelijk orchideën, was levendig en meermalen kon aan de vraag niet worden voldaan. Deze tak van handel schijnt voor België een goede toekomst te hebben, vooral indien de spoor wegmaatschappijen ertoe willen mede werken om deze producten snel te vervoeren en ze gedurende het trans port voor vorst te bewaren. De boomkweekers schijnen, in weer wil van de nieuwe invoerrechten in Duitschland, tevreden te zijn met de verkregen resultaten. Om een voldoen- doende omzetcijfer te verkrijgen heb ben zij hunne activiteit evenwel moe ten verdubbelen. De „Syndikale Kamer van de Bel gische hofbouwkundigen" heeft zich in 1910 o. a. met een zeer gewichtige quaestie bezig gehouden, nl. het groote gevaar de Vereenigde Staten van Amerika te zien sluiten voor den in voer van Belgische planten en andere gewassen, wegens het somtijds daarop voorkomen van eenige schadelijke in secten. De Syndikale Kamer heeft dientengevolge aan de Belgische re geering verzocht een phytopathologi- schen dienst in te stellen. Deze is op weg om geheel op den voet van den ln Nederland zoo goed ingerichten en gunstig werkenden phytopathologi- schen dienst te worden ingericht. Wat de brouwer ij en betreft, verdient vermelding, dat het bierver- bruik in Oost-Vlaanderen in 1910 sta tionair is gebleven. Voor geheel België wijst de opbrengst van den bierac cijns eene vermeerdering aan van frs. 842.053. De wereldtentoonstelling te Brussel schijnt door den toevloed van vreemdelingen voor een groot deel oorzaak te zijn van de toeneming van het bierverbruik, dat uit de verhoogde opbrengst van den accijns blijkt. sluit daaruit, dat het een moedige vijand is, die u bedreigt." „Wacht even zei de koning. „Drie maal wierp ik de Egyptenaren in het stof. Thans zijn zij weder sterk geworden en zouden zij m ij kunnen" bedreigen. Jij zelf bent een Egyptenaar. Is mijn vijand een Egyptenaar. Is mijn vijand een Egyptenaar, leg dan den droom niet averechts uit en verberg mij niets, als het leven je lief isWie is mijn vijand „Nog weet ik het niet, doorluchtige gebiederIk zal niets voor u ver zwijgen luister daarom verder naar mij. De vreeselijke slang kwam er eerst bij, toen de leeuwen brulden „Wreek onsUw vijand treedt dus niet enkel voor zich alleen op, maar voor velen, die hij op u wil wreken." „Ik wil zijn naam wetenriep Antiochus ongeduldig. „Ik zal hem vinden, gestrenge koning. Het is opmerkelijk, dat de wraakkreet der leeuwen zich uitte in de Hebreeuw- sche taal. Hebt gij den kreet„Wreek ons" reeds ooit in werkelijkheid ge hoord, en waar was dat?" Antiochus dacht na. „Ja riep hij dan verbaasd. „Joodsche vrouwen, die ik te Jerusalem aan Phenicische slavenhandelaars verkocht, riepen het zelfde." „Denk eens goed na! Wat riepen zij Herhaal het nauwkeurig „Zij jammerden vreeselijk en schreeuwden Judas, wreek ons „Kent gij den man, dien zij Judas Van vreemde bieren werd in 1910 33.403 H L. in België meer ingevoerd dan in 1909. De uitvoer van Belgische bieren nam eveneens toede export naar den Congo verdubbelde in 1910 en bedroeg in dat jaar 2.237 H.L. De d i s t i 11 e e r d e r ij e n hebben in 1910 geen goede zaken gemaakt. De verkoop was moeilijk en de prijzen onvoldoende. In het jaar 1910 werd 71.187.100 L. alcohol van 50° gestookt, d.i. 1.383.400 L. meer dan in 19 9. De invoer bedroeg 23.855 H.L., de uitvoer 92.145 H. L., eene vermeerde ring aanwijzende van resp. 6.119 en 20.000 H.L., in vergelijking met het voorafgaande jaar. De uitvoer naar Hamburg en Zwit serland, die in het vorige jaar zeer verminderd was, heeft zich in 1910 hersteld. Ook naar Nederland is de uitvoer iets toegenomen. Voor industrieel gebruik werd dit jaar 1000.000 liter meer verbruikt dan in 1909, ten behoeve van verschillende induslriën, maar hoofdzakelijk van de fabricage van zwavelether, kunstzijde en azijn. Wat de gistfabricage betreft, is de concurrentie nog steeds groot en zijn de resultaten weinig loonend. De in- en uitvoer namen beiden toe de invoer met 22.336 en de uitvoer met 232.000 Kg. Men vreest, dat de uitvoer naar Groot- Brittanië, dat de beste afnemer van België is, steeds kleiner zal worden. De cementn ij verheid heeft in 1910 een lijdend bestaan gevoerd, waartoe de nieuwere industrie van hardgebakken tegels, die een scherpe concurrentie tegen de oudere cement- tegels voert, niet weinig bijdroeg. De fabricage van artikelen in gewapend beton leed even zeer, hetgejn ten deele schijnt te moeten worden toe geschreven aan de omstandigheid, dat door enkele fabrikanten minderwaar dige grondstoffen werden gebruikt, waardoor het vertrouwen in deze in dustrie verminderde. Voor den houthandel was 1910 nog ongunstiger dan het voorafgaande jaar. Hoewel de vooruitzichten in het begin van het jaar bemoedigend waren, is 1910 voor de importeurs een der slechtste jaren geweest van de laatste 20 jaren. In de eerste maanden van het jaar was de verkoop goed tegen loonende prijzen, doch de zachte winter in het noorden was oorzaak, dat de scheep vaart veel vroeger dan gewoonlijk kon worden geopend, waardoor de aan zienlijke voorraad in de magazijnen te vroegtijdig werd aangevuld en de prijzen gedrukt werden. Aan het einde van het jaar werd de markt eenigs zins vasterde prijzen bleven even wel laag. De invoer van hout bedroeg in 1910 577.857 M en wijst eene vermindering aan van 54.055 Mvergeleken bij 1909. Scheepvaart. In 1910 werd de haven van Gent bezocht door 1.268 schepen, metende tezamen 933,565 registerton- nen Moorsom, hetgeen eene verminde ring van 14 schepen en van 5.952 tor.nen aanwijst, vergeleken bij 1909. Daartegen was de gemiddelde tonnen- maat der schepen 4 tonnen grooter dan in 1909. noemden „Ik kende hem, toen hij nog een jongeling was." „En op wien geleken de trekken van het mannenhoofd, dat die steike slang droeg De koning kromp ineen en ver bleekte. „Nu herinner ik hel mij nauw keurig," zeide hij somber. „Het on dier, dat mij wilde verwurgen, droeg trekken, welke op die van Judas ge leken, alleen zag mijn vijand er ouder uii, dan toen ik hem kende." „Heer," zeide de Egyptenaar met een glimlach van zelfvoldaanheid, „moet ik u nog uitleg geven van den droom De wraakroepende leeuwen koppen „Zijn de joden \u „En de slang, die dreigt onheil over u te brengen.... „Is Judas, dien zij den Machabeër noemen!" zeide de koning blijkbaar zeer ontsteld. „Antiochus, gij zijt een betere droom uitlegger, dan ikriep de Egypte naar vleiend. „Met een enkele waar schuwing is mijne zendig vervuld Wacht u voor Judas, den Hebreër!" „Ik heb mijn voet reeds opgeheven, om hem den kop fe verplettenant- woorde de koning „Denkt gij, dat mij van andere zijde geen onheil dreigt?" „Ik zeide u reeds, dat uwe sterren donker zijn, o heer. en dat ik er niet veel uit kan lezen. Slechts dit heb ik er uit begrepen, dat gij u voor twee

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 5