De Volkswil
Judas de Volksverachter,
BIJVOEGSEL
van
van 8 Juli 1911.
Van alles wat.
Op de Doode Zee-
78 FEUILLETON.
De geheele streek om de Doode
Zee, die tot nu tóe -al zeer weinig
aandacht trok, is sinds het motorbootje
onderzoek gemakkelijk maakt, bezocht
door enkele mannen, die ter wille
van het verleden en van de aangrijpend
verheven natuur de reis deden. Maar
zij zagen er vele middelen om geld
te verdienen! De Turksche Regeering
heeft aan een syndicaat van buiten
landers een concessie verleend tot het
in exploitatie brengen van de delf
stoffen van het Doode Zee-gebied.
Meer dan 800.000 gulden schijnt voor
deze concessie betaald te zijn. On
vergelijkelijk zuivere zwavel wordt er
gevonden en in lang verleden tijden
werden kopermijnen geëxploiteerd aan
den Zuidelijken oever der diepgelegen
zee. Zout in overvloed wordt er ge
vonden en eveneens marmer en por-
phier. Maar het syndicaat schijnt vooral
zijn hoop te vestigen op de steenkool
en petroleum, welke het er denkt te
vinden, afgaande op de ligging der
aardlagen.
En dat Palestina, waar men van den
top van den Hermon geheel Kanaan
overziet, waar al de plaatsen, die om
strijd tot hart en verbeelding spreken,
zoo dicht bij elkander liggen, een klein
land is, beseft men opnieuw als men
van deze reis in het onbekende land
aan de andere zijde van de Doode Zee
leest. Want van den Olijfberg en van
Jerusalem, die even hoog boven de
Doode Zee liggen als de top van den
Rigi boven het meer van Luzern, ziet
men die zee en Jhaar omgeving van
bergen. Zoo dichtbijen toch onbe
kend gebleven onder het Turksche
wanbeheer in het Heilige land.
Handelsblad.
O—
Een model-candidaat. Men meldt
uit Geleen aan de SL K
Dinsdagmiddag liep de kleermaker
G. met eene lijst door het dorp, ten
einde handteekeningen te verzamelen
voor zijn eigen candidatuur als lid
van den gemeenteraad.
Toen G. het vereischte aantal
handteekeningen had bijeengebracht,
en op weg was naar het raadhuis
om de lijst in te dienen, werd hij
onderweg door den veldwachter in
gepikt wegens.. openbare dronken
schap.
G. werd naar het arrestantenlokaal
overgebracht om zijn roes uit te
slapen.
—o
Een mooie boel. Men schrijft ons
Het gemeentebestuur van Emmen
(Dr.) heeft letterlijk over geen cent
meer te beschikken. In de laatste
raadsvergadering werd door den bur
gemeester medegedeeld, dat geen en
kele uitgaaf meer gedaan kan wor
den wissels worden onbetaald te
ruggezonden, ambtenaren krijgen geen
salaris, arbeiders in dienst der ge
meente evenmin, de armen ontvan
gen niets
En de oorzaak B en "W. en Ged,
Staten wilden den hoofdelijken om
slag verhoogeo, doch de raad heeft
dit voorstel voor den tweeden keer
afgestemd Avondp.
o
Zacht middel. Madam Snobs, die
nogal veel noten op haar zang had,
bracht haar vierjarig zoontje naar een
photograaf. De kleine kon maar niet
stil zitten. De portretman was zoo
vriendelijk als 't maar kon en gaf het
kind de zachtste namen, waarbij hij
nog alle kunstmiddelen van zachte
overreding gebruikte, om de kleine
kwelgeest stil te houden. Eindelijk
wendde hij zich tot de wanhopige
moeder en zei
„Madam, zoo ge me eenige oogen-
blikken met uw lieveling alleen wilt
laten, dan geloof ik, dat ik er zal in
lukken zijn bekoorlijk gezichtje vol
maakt te treffen."
De moeder verwijderde zich voor
korten tijd. Spoedig gaf de photo
graaf haar een wenk terug te komen
en verzekerde haar, dat hij een zeer
voldoend resultaat verkregen had
Toen zij weer thuis kwamen, vroeg
mama Snobs
„Jefke, wat heeft die beste mijnheer
tegen u gezegd, toen ik u alleen met
hem heb gelaten
„O," zei Jefke stil, „hij zeials ge
niet dadelijk stil zijt, leelijke schele
aap, dan sla ik u zoo dood ais ne
pier. En toen heb ik heel stil gezeten,
ma."
—o
Ierland» bevolking. Het juist ont
vangen nummer van „America" bevat
een studie van pater M. Kenny S.J.,
over de bevolking van Ierland, waarin
er op wordt gewezen, dat de statis
tieken dienaangaande tot het treurig
ste behooren, wat ergens ter wereld
op te merken valt. Het verlies aan
menschen, dat dit arme land geregeld
lijdt, verlies door honger en als ge
volg daarvan landverhuizing, is veel
grooter dan het ooit door de wreed
ste vervolgingen zelfs in C r o m-
w e 1 I's dagen beloopen heeft.
Hoewel het geboortecijfer buitenge
woon hoog mag worden genoemd, is
in zes-en-vijftig jaar de bevolking tot
op de helft gedaald. Elke tienjaarlijk-
sche volkstelling toonde met eentonige
regelmaat een achteruitgang van het
bevolkingsgetal.
Maar thans is er eenige wijziging
ten goede te bespeuren nog gewaagt
de uitkomst der laatste volkstelling
van verlies maar toch van een minder
verlies, van een mindere steilte dus
der afwaarts loopende lijn.
Ierland heeft thans 4.380,000 inwo
ners tegen ruim acht millioen in 1841
Wanneer zal de toestand zoo ver
beterd wezen dat dit cijfer weer kan
worden bereikt; dat niet meer een
groot deel der bevolking zijn brood
moeten zoeken over zee
o
Aanbevolen voor de Tweede Kamer
en den Gemeenteraad. Bij zekeren
stam van Congonegers heeft men de
ervaring opgedaan, die wel eenigszins
overeenkomt met Europeesche onder
vindingen op dat punt, dat het even
onaangenaam is een speech aan te
hooren als er een af te steken.
Het is daarom bij die zwarten ge
bruik geworden dat de spreker zoo-
O
In het diepste dal der aarde ligt de
Doode Zee. Wie van den Olijfberg
oostwaarts ziet naar de Bergen van
Moab, aanschouwt tusschen die bergen
en den Olijfberg ver in de diepte den
Jordaan, die zich verliest in het donker
blauw der Doode Zee. De zee ligt
1242 voet onder de oppervlakte der
Middeliandsche Zee en is 1200 voet
diep. Ofschoon de Jordaan slechts
zestien Engelsche mijlen van de hooge
bergstad Jeruzalem verwijderd is,
moet men een lange dagreis maken
om onder geleide van Turksche sol
daten rivier en Doode Zee te bereiken.
Toen ik nu veertien jaar geleden die
zee bezocht en aan onze lezers er een
en ander van mededeelde, merkte ik
op, hoe alleen de ontzaglijke hitte,
die hier het geheele jaar heerscht, be
grijpelijk maakt dat hoewel de Jordaan
dagelijks zes millioen ton water stort
in deze zee zonder uitgang, ze toch
steeds dezelfde hoogte behoudt. Maar
sinds hebben eenige onderzoekers de
overtuiging gekregen, dat er een on-
deraardsche uitstrooming moet plaats
hebben en bovendien neemt sinds
eenige jaren de zee in omvang toe.
Een Engelsche journalist, die in „Cham
bers Journal" verhaalt van wat hij er
onlangs zag, deelt mede hoe langs
drie zijden der zee bosschen van groote
boomen tot de helft der hoogte in het
zoute water staan, dat ze doodt. Het
kleine eilandje bij de Noordzijde, waar
van ik in 1896 nog iets zag, is geheel
onder het water verdwenen.
De plechtige schoonheid der oevers
en het flonkerend blauw van het water
vergat ik nooit, en hoe herinner ik
mij mijn wensch naar een boot, om
daarin een tocht over die zee te kun
nen maken. Welk een wondere ligging
toch
Aan de eene zijde de nu naakte
rotsen van Judea... aan de andere zijde,
waar de natuur van menschenhand
weinig te lijden had, de prachtige na
tuur van Bashan en de rijkdom van
Gilead en Moab, waar welig gras groeit,
graanvelden bloeien en bosschen welig
tieren.
Het over-Jordaansche alleen kan in
onzen tijd een denkbeeld geven van
wat Kanaan, het land overvloeiend van
melk en honig, eens was. eer Assy-
riërs, Egyptenaren, Phoeniciërs, Ro
meinen, Arabieren, Kruisvaders en
Turken, als achtereenvolgende zwermen
sprinkhanen, dicht en zwart zich op
de heuvelterrassen, en dalen van Kanaan
wierpen.
Geschiedkundige roman ui! den lijd
der Machubcün.
DERDE BOEK.
(o)—o—(o)—
8.
EEN DROOM.
Adomey, die nog altijd op den grond
hurkte, sloeg thans zijn magere armen
om zijn beenen, draaide verscheidene
malen langzaam rond en stiet telkens
weder zingende tonen uit, welke ten
slotte als geluiden van dieren klonken
en deden denken aan het geklok eener
broedende kip. Zijne oogen werden
strak en glinsterden onheilspellend,
elke spier van den man was in be
weging.
Eensklaps traden de mannen, die
de fakkels vasthielden, een pas achter
waarts. Vlak vóór hen geraakte de
grond in een draaiende beweging.
Een der gevreesde hoornslangen hief
den kop uit het zand, dat haar lijf nog
bedekte.
Reeds greep Antiochus naar het
zwaard, om het giftige kruipend dier
te dooden, toen de toovenaar hem met
een afwerend gebaar den kleinen, wit
ten staf voorhield en met nog meer
„Uit een boot zou men van die
streek zooveel kunnen zien", zeide ik.
Maar onze gids lachte om het denk
beeld. „Dit was onmogelijkver
klaarde hij.
Doch van dit jaar is het „onmoge
lijke" gebeurd. Een kleine motorboot,
de „Sheikh Jalal", die plaats heeft voor
35 personen, is in de vaart gebracht,
en de journalist, van wien ik sprak,
heeft op die boot de geheele zee om
gevaren. Beginnend aan de Noord
zijde, die men uit Jericho bereikt, en
de eenige bekende plaats der zee is,
voer hij langs de westelijke kust, be
zocht Enghedi, Masada en den hoogen
zoutberg Jebel Usdum met zijn diepe
grotten, en, telkens aan land gaande,
bergen bestijgend, vruchtbare oasen
bezoekend, bereikte hij langs de oost
kust weer zijn uitgangspunt.
De zee is dertig Engelsche mijlen
lang en tien mijlen breed. De dicht
heid van het water is groot, daar het
23% zout en vaste stoffen bevat Het
menschelijk lichaam zinkt er niet in,
als men er in baadt of zwemt, moet
men dit zeer voorzichtig doen, daar
als men op den rug poogt te drijven,
de beenen uit het elastieke water ge
tild en het hoofd er onder getrokken
wordt.
Het volgende staalje geeft een denk
beeld van al het zout van dit vreem
de meer in de diepte. In een ton
water van de Oostzee zijn opgelost 18
pond zoutin de Zwarte Zee 26 pond
in den Atlantischen Oceaan 31 pond;
in het Engelsche Kanaal, 72 pond
in de Middeliandsche Zee, 85 pond
in de Roode Zee 93 pondin de
Doode Zee 187 pond.
Wie van de Doode Zee hoort, denkt
natuurlijk het eerst aan het lot dat
„de steden der vlakte" Sodem en Go-
morra trof. Volgens de traditie rezen
die steden aan den Noordelijken oever,
de toegankelijke plaats voor pelgrims
en reizigers, maar het jongste onder
zoek maakt waarschijnlijk, dat ze ston
den op den Oostelijken oever, waar
vele kenteekenen te vinden zijn van
vulkanische opheffing en inzinking van
den grond en waar veel zwavel ge
vonden wordt.
Op zijn tocht over de zee vond
onze reiziger ook kenteekenen van
vulkanische eruptie op den Weste
lijken oever, die tot nu nooit waren
opgemerkt. En telkens aan land gaande
ontdekte hij tusschen de bergen een
vijftal vruchtbare, kleine vlakten (Ghors
genaamd), die voldoende water had
den en bijzonder geschikt waren voor
bebouwing. Zoowel heete als koude
aandrang dezonderlinge lokkende tonen
deed hooren.
Nu kronkelde de slang zich geheel
en al uit het zand, blikte met blik
semende oogjes om zich heen, terwijl
hare tong onophoudelijk heen en weer
trilde, en kroop toen langzaam naar den
bezweerder toe.
Adomey, den blik onafgewend op
de slang gericht, richtte zich lang
zamerhand op. Weder het eentonig,
slaapverwekkend gezang aanheffend,
maakt hij met zijn tooverstaf allerhande
bewegingen.
Gehoorzaam volgde de slang elk
teeken van den staf, blies zich op en
knipoogde naar den bezweerder, die
nu weder neerhurkte en het ongedierte
tot dicht bij zich liet kruipen. Voor
zichtig greep hij de slang bij den
staart, hield haar zijn tooverstaf voor
en vervolgde zijn gezang. Terwijl hij
haar zacht met zijn staf over den rug
streelde, gleed zijn hand behoedzaam
al dichter naar den kop. Het dier liet
nog wel zijn tong spelen, doch werd
allengs rustiger, zoodat hij het van den
grond kon opnemen. Toen hij het
onafgebroken met ijskouden blik in
de oogen keek en het vervolgens drie
maal op den kop blies, hield het ook
zijn tong binnen. Nu bracht Adomey
den kop der gevaarlijke, giftige slang
tot vlak voor zijne oogen en hield
ten slotte haren bek tegen zijn voor
hoofd.
Met heimelijk afgrijzen sloegen de
toeschouwers dat gevaarlijke spel gade.
bronnen vond hij er.
De eerste plaats waar hij aan wal
ging op den Westelijken oever was
Enghedi, halverwege het meer gelegen
en de eenige plaats aan dien oever
waar goed drinkwater te krijgen was.
De tropische plantengroei aldaar was
zeer opmerkelijk. In Saiomo's tijd moest
die vlakte om Enghedi een klein pa
radijs zijn geweest. Vaak wordt de
plaats en worden haar vruchten in het
Oude Testament genoemd. Tegen
woordig kweekt men er vroege groen
ten voor de markt van Jerusalem.
Een tocht van tien mijlen bracht de
reizigers van de boot naar de vesting
Masada, die het eerst versterkt werd
door de Maccabëers en later een schuil
plaats aan Herodes verstrekte. Toen
Titus het land veroverde hielden daar
960 verdedigers tot het einde stand.
Mannen, vrouwen en kinderen, allen
offerden er het leven op. De vesting
ligt 1700 voet boven de zee en kan
slechts over een smallen rotsweg be
reikt worden. Ze draagt een roem
rijken naam in het heldenlied van
Israël
Acht mijlen van Masada is de berg
Jebel Usdum, ongeveer zes mijl lang
en vijfhonderd voet hoog en geheel
uit rotszout bestaande. Door dezen
zoutberg siepelen enkele kleine stroo
men in zee, dus steeds meer opgelost
zout brengend in het bittere, met zout
verzadigde water.
In een groote grot in den berg dron
gen de reizigers een paarhonderd meter
ver door, tot ze bij een kokervorminge
opening kwamen, die het zonlicht
doorliet. Waarschijnlijk is deze door
regen gevormd. Lange, zware, sneeuw
witte stalaktieten van zout, torens van
zout, torens en bastions van zout zagen
ze in en buiten de grot.
Het mooiste dat ze op hun kleine
tochten van den oever de bergen in
zagen, was de grootste bergkloof waar
door de rivier Arnon (Mozib) vloeit,
die het landgebied van Moab scheidt
van dat van Ammon. Het is een c a-
n o n, met steile wanden, drie honderd
voet hoog, gelijk men die in Amerika
kent. Een halve mijl ver konden de
reizigers in dit nauwe-dal doordringen,
wat ze meenen dat verder is dan
iemand tot nu toe nog deed, zoo moei
lijk is de weg. Maar niets van wat
ze ooit zagen, ging deze bergkloof in
geduchte schoonheid te boven.
De rotsen aan den Westelijken oever
zijn van kalksteen, en die van den
Oostelijken oever van zandsteen. Deze
hebben die buitengewoon zachte en
kleurige tinten welke bij zonsonder
gang geziennooit vergeten worden. Langs
den Oostelijken oever voortgaande
bracht een tocht van acht mijlen de
reizigers aan de heete baden van Ca-
lirrhoe, waar Herodus in zijn laatste
ziekte te vergeefs genezing zocht, en
enkele mijlen het land in hoog op
een heuvel ligt het kasteel van Ma
choerus, waar Johannes de Dooper
onthoofd werd.
Op al de oasen in de wildernis
van rotsen was de plantengroei zeer
weelderig. De wilde oleander bloeide
er alom, naast die vreemde plant, de
appelen van Sodom en de tamarisken.
De Indiër glimlachte slechts, wond de
thans lijdzame slang om zijn polsge
wricht, bond haar tot een knoop te
zamen en legde het oogenschijnlijk
levenlooze dier vóór zich op den
grond.
In wijde bogen om het verstijfde
serpent gaande, trok hij nu met zijn
staf op nieuw tooverkringen en liet
met nog meer kracht dan voorheen
zijn zonderlinge loktonen hooren. Het
duurde dan ook niet lang, of er kroop
een tweede hoornslang uit het zand,
welke hij op dezelfde wijze temde
en onder zijne macht bracht, als de
eerste. Dezen keer werd het in slaap
gemaakte, lang uitgestrekte dier zóó
stijf, dat hij het gelijk een stok hori
zontaal kon vooruitsteken.
De toeschouwers traden onrustig
nog meer achteruit. Adomey, die tot
nu toe geen woord had gesproken,
nam kalm beurt voor beurt eene slang
op, beet haar den kop af en at dien op,
niettegenstaande de gifttanden er nog
inzaten. Daarna opende hij de tent
en wierp de gedoode serpenten in het
nabijzijnde kampvuur.
Toen op het derde lokken geen
slangen meer te voorschijn kwamen,
boog de Indiër voor den koning de
knie en zeide niet zonder trots„Mijn
kunst heeft u van de slangen verlost,
o heer. Dezen nacht zijt ge voor alle
kruipend gebroedsel veilig."
„Ik bewonder uwe kunst, Adomey
hernam Antiochus, niet zonder een
geheime huivering voor den zonder
ingen man. „Indien gij alle vergift
van mij verwijderd kunt houden, even
als dat der slangen, dan zult gij steeds
aan mijne zijde zijn."
„Ik gebied slechts over de slangen
en haar vergift," antwoordde de toove
naar. „Doch over het menschelijk
hart, over zijne liefde en zijnen haat
gebieden de almachtige goden, die u
immer mogen beschermen, gelijk zij
tot nu toe hebben gedaan."
Kalm, zooals hij gekomen was, ver
liet de Indiër de tent des konings
rijke geschenken werden hem achter
na gedragen.
De hoofdmannen verwijderden zich,
en de koning beval een der wachten
„Breng mij Cascuber
„Wat wilt gij vroeg hij dan zijn
leermeester, die nog bij den uitgang
der tent stond, toen de wachter deze
reeds verlaten had.
„Drink dien wijn niet!" smeekte
Cleanthes.
„Waarom?... is hij vergiftigd?"
„Elke beker, dien men te veel drinkt,
is vergift.
„Waarom spot ge Ga heen
„Antiochus, drink niet meer. Het is
nadeelig voor u
„Voelt ge dan'niet, hoe koud het is?
De wijn moet mij verwarmen. Mij
verwarmt niets meer! Ik ril van koude!"
Inderdaad huiverde de koning, alsof
hij de koude koorts had. Fluks ledigde
hij den beker en vulde dien opnieuw.
„Antiochus", zeide Cleanthes, „nog
eenmaal moet ik mijne stem verheffen,
al hoort gij haar ook niet gaarne. Gij
hebt haar noddig, en wie weet, hoe
spoedig zij voor altijd verstomt!"
„Gij zijt knorrig als de vogel van
Athenezeide de koning gemelijk.
„Evenals de uil kunt gij het heldere,
vroolijke licht niet verdragen daarom
vlucht uw geest naar de donkere scha
duwen van droevige gedachten."
„Het denken stemt steeds ernstig,
vorstvooral de gedachten aan uwe
toekomst."
„Wat weet gij van mijne toekomst
„Ik maak mij bedrukt om u, en nog
erger dan bij u de slangen, verjagen
de zorgen mij de slaap. Ondanks
mijne waarschuwingen hebt gij een
weg ingeslagen, welke over miskend
recht en verbrijzeld gelukten verderve
moet voeren. Gij hebt gelachen om
den vloek, dien gij hebt uitgelokt, en
met bedreigingen den spot gedreven.
Gij hebt de stem uws eigen harten
door luidruchtige feesten verdoofd.
Maar door het ruischen der phorminx,
door de liefelijke tóonen der Aeolische
fluiten en door den triomfkreet uwer
overwinnaars van de Olympia heen,
hoor ik het waarschuwende woord
van Pindarus, den Thebaad
Wat is de mensch Wat niet
Ephemeriden
Zijn wij een droom, uit schadu
wen gesponnen."
„Uw weg gaat bergafwaarts, Antio
chus