No. 93. Zaterdag 8 Juli 1911. 2e Jaargang. Richting' Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Voer waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Geiitschestraat C 7 te Hulst. w? Stichter: H. A. van Dalsum. Geiitschestraat C 6 te Hulst. Geiitschestraat B 4 te Hulst. P. J. Borrn, J. B. de Boy, F. J. de Bruijn, J. E Frieot A.Han gelbroek J.Ph.C.dePaepe J.F. v.d. Walle. Hoeveel lezers zou de volkswil hebben BE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnemeut per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELGIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad^ neemt geene verantwoordelijkheid voorden inhoud van het Yrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKER IJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. - Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f 0.25. Voor »le CJomeenle- raadsvci-kiezing te Huid o|t Dingdag SS Juii be veelt de Volkswil aan te stemmen op, niet meer, niet minder, de boeren: EN Dit getal is zelfs bij benadering niet te schatten. Laten we toch eens beproeven. Het Statendistrict Hulst heeft onge veer 51000 inwoners, de zuigelingen inbegrepen. Hoevelen zouden er daar van zijn, die de Volkswil niet lezen, geheel of gedeeltelijk, de zuigelingen dan er buiten gelaten Honderden Zeeuwen gaan op sai- soenarbeid naar de Hollandsche pol ders, arbeiden aan de water- en spoor- wegwerken, arbeiden voor het grootste deel van het jaar in werkliedencentras van Rijnland en Westfalen, en hoeve len zijn er onder, die hetzij als abonné hetzij in kosthuis of in keet, hetzij in het lokaal van samenkomst, van den inhoud geen kermis nemen Maar niet alleen deze, ook hunne bazen, de huisgezinnen van deze, nemen hiervan kennis, want de Zeeuwsche vrienden spreken gaarne met hen over ons, over onze Volkswil. In alle gemeenten van de Vlaamsche grens, in herbergen en bijeenkomsten, op markten en in winkels iri Vlaande- renland, hoort men spreken over van Dalsum en de Volkswil, die dus ook daar populair moet zijn, want anders doet men zoo iets niet. We vernemen uit de rubriek, dat van heinde en verre bijdragen inko men, zij moet dus en ook haar doel moei daar bekend zijn. We hooren, dat er kazernes zijn, waarin de Volkswil populair is, hoewel er slechts enkele nos. inkomen, we lazen, dat in het verre Oost-Indië, te Magelang, op eene militaire muziek uitvoering, een notaris van Dalsum marsch werd gegeven en toch is zelfs ons van den inhoud dezer marsch niets bekend. En we weten allen, dat wie de Volkswil trekt, haar niet alleen leest, maar dat zij het blad is van het ge- heele huisgezin, van ouders en van kinderen, van buren en daarna door velen wordt gezonden naar vrienden of familieleden eldersdat zij niet alleen wordt gelezen maar overal be sproken dat zij een deel, een middel punt zelfs, is geworden van onze be volking hier. We zouden trachten het getal lezers bij benadering te schatten. Maar wie gaat het getal waterdrop pels noemen, dat is in een beek, een rivier, een stroom Niemand denkt er aan, en niemand wil het beproeven. En de Volkswil wordt en ontwikkelt zich tot een breeden stroom van levend en vruchtbaar makend water. En dezen stroom hebben kortzichtige en afgunstige menschen willen tegen houden, door het getal abonnementen en lezers te verminderen Vergeefsche moeite geweest, het getal lezers groeit eiken dag en de invloed van de Volks wil neemt eiken dag toe. Zullen we nu nog trachten het aan tal onzer lezers bij benadering te schatten We zien hiertoe geen kans, misschien is een ander er toe in staat. DE UITSLUITLIGSKWESTIE AA\ DE „DE nilYTERSCIIOÜL' TE VLISSINGEN. O Mijnheer de Redacteur Vlissingen wordt beroerd door eene kwestie, die tot in de uiterste hoeken van zeeland de gemoederen in spanning houdt en zelfs de aandacht trekt aan gene zijde onzer zuidelijke landgrenzen, getuige de artikelen, correspondenties en berichten in Belgische bladen. Een aanhaling uit een ingezonden artikel in de „Vlissingsche Courant" van 22 Juni moge uwe lezers inlichten over den aard der kwestie. „Uw lezers weten, dat het belang der Belgen in ons midden is gebruikt, om hier te geraken tot de oprichting eener Zeevaartschool, 't Is hun be kend dat het belang derzelfde Belgen dienst gedaan heeft als middel tot het verkrijgen van geldelijken steun. Even min is het voor hen verborgen, dat de kosten van oprichting en instand houding der school voor een aan zienlijk deel bestreden zijn en worden uit gelden, door diezelfde Belgen ge stort bij Gemeente- en Rijksonivanger. En tegenover die drievoudige weten schap staat het opzienbarend feit, dat juist die ingezetenen van het oogen- blik dier opening tot op den huidigen dag, d.i. ruim 9 jaren, van de inrich ting zijn geweerd met een stelselmatig heid, waarop nog door geen enkele uitzondering inbreuk is gemaakt. Dat feit is herhaaldelijk ter sprake gebracht in de vergaderingen der man nen, die het roer bedienen van Stad, Provincie en Staat Er is aan gerukt, geduwd, gewrikt, maar nog altijd staat het even stevig als een op diepte in gedreven heipaal. Geregeld heb ik het verslag gelezen der besprekingen, in Raad en Staten aan de zaak gewijd, hopend bevredi ging te vinden voor verklaarbare nieuwsgierigheid. Maar tot hiertoe ben ik er niet in ge slaagd, een afdoend antwoord te vin den op de vraag Waar zit de knoop Waar wringt de schoen Ziedaar de kwestie, die het einde van haar tweede lustrum nadert. Ze heeft haar lente, haar zomer en zelfs een deel van haar herfst achter den rug. Thans heeft ze haar été de la St. Martin, maar die Alweibersommer is er een, die het kwik opdrijft tot hondsdagenpeil. In zijn zitting van 5 Mei j.l. had de Vlissingsche Raad te beslissen over een aanvrage van de Vereeniging „Zee vaartschool" om verhooging der ge meentelijke subsidie. Wij hoopten, dat die vergadering de kwestie tot oplossing zou brengen, maar werden teleurgesteld, zooals we straks nader zullen verklaren. Toen zonden 172 Belgische loods- beambten, alhier woonachtig, een adres aan de Provinciale Staten van Zee land, bij welk College de Vereeniging ook had aangeklopt om versterking van geldelijken steun. In dat adres verzochten zij, aan de inwilliging van die verhooging de uitdrukkelijke voor waarde vast te knoopen, dat aan de grievende en onbillijke uitsluiting van een deel der Vlissingsche ingezetenen een einde zou worden gemaakt. Eerstdaags zullen de Staten op dat adres beschikken. Maar de kans dat die beschikking voor de uitgeslotenen gunstig zal zijn, loopt gevaar een na- deelingen invloed te ondervinden van de inkleeding van 't Raadsbesluit, d.d. 5 Mei 1911 no. 5, waarop wij beloofden terug te komen. Dat besluit vermeldt o.a., dat de gevraagde subsidieverhooging zal wor den toegekend „op uitdrukkelijke voor waarde, dat de Vereeniging „Zee vaartschool" zich bereid verklare, om zoo spoedig mogelijk eene re geling te treffen waardoor zoons van Belgische ingezetenen in de gelegen heid zullen worden gesteld om tot de school te worden toegelaten". Ieder, die niet begaafd is met het zeer bijzonder soort van scherpzinnig heid, dat men gewoon is spitsvoudig- heid te noemen, zal den zin dezer woorden aldus vertolken „Mits de Vereeniging zorge, dat de Belgen spoedig kunnen worden toe gelaten." Zoo is de opvatting dan ook alge meen geweest. Zelfs stadgenooten, die door de discussiën in den Raad van misleiding gevrijwaard hadden kunnen wezen, zijn er ingeloopen. Ze raakten het spoor bijster, verblind als ze waren door de opzichtige termen uitdrukkelijke voorwaarde en zoo spoe dig mogelijk. Hoe die zinsnede dan opgevat moet worden Ziehier De Vereeniging behoeft niets te doen dan te zeggen „Wij willen pogingen doen om te geraken tot zoo'n regeling. Slagen die pogingen niet en blijft dus de uitsluiting gehandhaafd, dan ontvangt de Vereeniging toch haar verhoogd subsidie. De zoogenaamde uitdrukkelijke voor waarde is dus niets anders dan een wcnsch en wel een, die niet voor verwezenlijking vatbaar is. Dat zal ieder ons toegeven, die den aard dier regeling kent. Dat schijnt ook de Vereeniging ge voeld te hebben, wat ik afleid uit haar uiterst omzichtig geformuleerd ant woord aan den Raad „We zijn ge negen in d,;e richting werkzaam te zijn." Wat dan die regeling eigenlijk is? Er is sprake van, aan de „De Ruyter- school" nieuwe lokalen toe te voegen en daarin te vestigen een specialen Belgen-Curcus met speciale leeraren en opleidend voor de Belgische stuur mansexamens. We willen gaarne aannemen, dat dit plan goed bedoeld en ernstig opge vat is. Maar we zijn zoo vrij het volstrekt onuitvoerbaar te achten. Waar zouden de duizenden vandaan kunnen komen, die voor zoo'n plan jaarlijks noodig zijn Niet van België, want dat Rijk sub sidieert nimmer buitenlandsche vak scholen. Evenmin van 't Loodsencorps, dat jaarlijks, volgens ruwe schatting, een ton gouds betaalt aan de drie open bare kassen, waaruit de Zeevaartschool wordt gesubsidieerd. Er zou dus weer aangeklopt moeten worden bij Staat, Provincie en Ge meente. Maar is er wel eenige grond om te vermoeden, dat uit een dier drie richtingen steun te verwachten is voor een Belgische table d'höte met daaraan verbonden Belgische keuken? We zijn van meening, dat juist dat mooie plan al 9 jaar lang de ver wezenlijking in den weg gestaan heeft van onzen bescheiden wenschBe handeling op voet van gelijkheid van alle Vlissingsche ingezetenen, waar het geldt toelating tot de De Ruyterschool, die, beschouwd uit het oogpunt van geldelijk beheer, haast niet verschilt van eene openbare onderwijsinrichting Moge dit schrijven er toe hebben bijgedragen, om te voorkomen, dat die utopie verlammend blijve werken op onze pogingen en moge het ook be werken, dat de eigenaardige inkleeding van 't besproken raadsbesluit ons niet verder onder verdenking brenge, deuren te willen forseeren, die op 't punt staan geopend te worden. Aanvaard, Mijnheer de Redacteur, met onzen dank de verzekering onzer hoogachting. De Commissie uit het Belgisch Loodsencorps voor zaken betreffende de „Uitsluitingskwestie", P. SMAGGHE, Voorzitter. Ch. LENAERS, Secretaris. Vlissingen, Juli 1911. Het Vrije Woord voor Abonnés. o Hulst, den 26 Juni 1911. Mijnheer de Redacteur Toen ik Zondagnamiddag voor het raam zat terwijl de regen bij stroomen neder viel, nam ik het tweede blad van Zelandia van Zaterdag 24 Juni j 1, Daarin kwam voor een verslag van de geitententoonstelling te Zuiddorpe, welke ik het genoegen had bij te wonen. Een schoon gezicht zoo'n markt vol geiten En zooveel belangstel ling' Toeschouwers waren er samen gestroomd. 't Was net zoo'n bijen zwerm Is het wonder dat zoo'n succes werd besproken door tal van sprekers en voorname ook - Doch de verslaggever van Zelandia heelt vergeten iemand te vermelden die toch zeker niet het minst aandeel had in de eer van den dug. Indien de afgevaardigden der af- deeling Hulst geen mensch van er varing en ontwikkeling heeft getoond te zijn, dan weet ik er niets meer van. Hij, secretaris van den Boe renbond, agent in suikerbieten, huur der en verhuurder van landerijen, voorzitter van een ziekenfonds, be stuurslid der varkensverzekering enz. Hij, befaamd tuinier en boomkwee- ker, zoo speciaal met de heeren gees telijken, trad meermalen als spreker op en zoo iemand wordt doodgezwe gen, het is meer dan erg Dat vin den we niet mooi van Zelandia dat zij alleen hooggeplaatste personen vermeldtal spraken zij ook met meer grond en degelijkheid, recht vaardig is het niet. Maar zoo gaat het in de wereld, die de haver verdient enz. Maar komaan waarde vriend Sjet troost u maar, al heeft men u geen pluimpje gegeven, men heeft zich in Zuiddorpe toch kostelijk met u ver maakt U, M. de R dankzeggend voor de plaatsing, noem ik mij Uw dw. dienaar, Een toeschouwer. o Mijnheer de Redacteur Als abonné en medewerker voor de „Volkswil" vraag ik U beleefd onder staande in ons vooruit strevend blad op te nemen, bij voorbaat mijn op rechten dank. Wij hebben hier op Groenendijk, kort bij ons in de buurt een zeer lief aardig jong juffrouwtje die mijn inziens nog al van klagen houdt. Zij klaagt over slechte nachtrust welke haar wordt veroorzaakt door de honden van de marechaussée's, daar zij in de mee ning is, dat die den geheelen nacht blaffen. Doch dit is onwaar, ik zal niet zeggen dat het niet eens gebeurd dat de hond van mijn vriend eens blaft, maar dat is zelden. Ik heb bij de bu ren zoo eens gehoord, doch die zeggen dat zij er den Iaatsten tijd geen last van hebben, vroeger gebeurde het wel eens dat zij wakker werden, maar toen was die hond het hier nog niet ge woon. Ook die van mij blaft wel eens, vooral als er wat te zien is in de buurt. Ook dit doen meer honden en dit is ook niet te misprijzen, dat is waakzaamheid. Maar het zijn die honden niet die die juffrouw wakker houden, neen, zij droomt te veel „over het jonge leven" over personen die voornemens zijn een huwelijk aan te gaan en van anderen dat die reeds getrouwd zijn, enz. maar niet de honden van de marechaussee's. Misschien vergist die juffrouw haar wel dat het de hond van haar papa is die blaft, terwijl zij denkt dat het geluid van een andere hond komt. Nu zou dat lieve kind een request willen indienen en zoodoende practiseeren dat onze honden, terwijl zij aan een stevige ketting liggen, nog een muil korf op den kop moeten hebben. (Zij is zeker van de dierenbescherming? Of niet Maar dat de hond van papa de wielrijders lastig valt, dat ziet Marjanneke niet, ook daarvoor hoeft geen request te worden ingediend, dat loopt wel los, de wielrijders moeten maar maken dat zij van den weg af zijn tegen dat hun hondje komt, of nog beter, dan maar afstappen. Ook kan hij zoo goed uitschieten naar de motorfietsen, waar de grootste onge lukken mee zouden kunnen gebeuren. „Dus juffrouw past op je hondje." ik vroeg haar ook of zij soms niet iemand wist, zooals de Heeren Gees telijken waarméde zij zeer goed bekend

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 1