De Volkswil
Judas de Volksverachter,
BIJVOEGSEL
van
van 1 Juli 1911.
Bergen op Zoom-
77 FEUILLETON.
Van alles wat.
O
Het is waar, wat we zoo dikwijls
hooren zeggen door menschen, die
Zuidwestelijk Noord-Brabant kennen,
dat er lang niet genoeg geprofiteerd
wordt van het natuurschoon, dat daar
i$ te vinden. Bijna, niemand bezoekt
de streek van Bergen op Zoom, als
hij er niet wezen moet, en toch is de
omgeving van het oude stadje zoo
ruim bedeeld mtt afwisselend natuur
schoon, met heidevelden, die door
vruchtbare landen worden afgewisseld,
met bosschen en weiden en eenig
mooie vergezichten, dat het wel jam
mer mag genoemd worden, dat de
trek van toeristen en vacantieslijtenden
nog maar steeds niet dien kant uit wil
gaan.
Men bereikt Bergen op Zoom ge
makkelijk per spoor en komt de stad
binnen door een breede, moderne straat,
die misschien wel wat al te groote
verwachtingen opwekt. De glorie en
de beteekens van het stedeke liggen
al in een ver verleden, toen Bergen
op zoom, dat lang een twistappel was
geweest tusschen de graven van Hol
land en de hertogen van Brabant, einde
lijk aan het geslacht Wesemale werd
toegewezen in de 13de eeuw, verder
vaak door huwelijk van het eene in
het andere geslacht overging en door
Karei V tot een markiezaat verheven
werd.
De markiezen van Bergen sloten zich
in 1579 bij de Unie van Utrecht aan en
na dien tijd had de stad veel te lijden van
de verschrikkingen van den tachtig
jarigen oorlog. De spaansche veldheer
Spinola werd in 1622 afgeslagen, en
de Bergen op Zoomers worden aan
zijn naam herinnerd door den Spinola-
heuvel ten noordwesten van de stad.
Ook in latere oorlogen ging het soms
om het bezit van de plaats en in 1747
plunderden de Franschen haar, niet
tegenstaande de sterkte van de door
Coehoorn aangelegde vesting. Weer had
in 1814 de strijd tusschen Engelschen
en Franschen er verwoesting teweeg
gebracht, tot er een rustiger tijd aan
brak na het herstel van het huis van
Oranje op den troon van de Vereenigde
Nederlanden.
Van Coehoorn's vestingwerken is
thans niet veel meer over. Nadat in
1863 de aansluiting aan heteuropeesche
spoorwegnet was verkregen, was de
gordel van wallen en sterkten een be
letsel voor de uitbreiding der stad, en
in 1867 werd een aanvang gemaakt
met de slooping der wallen en de
slechting der vestingwerken, om welker
bezit indertijd zoo bloedig was ge
Geschiedkundige runiau uil den tijd
der Bachabefn.
DERDE BOEK.
(o)—o—(o)—
1.
SOMAN'S WliAAK.
Wel kromde en weerde Antara zich
in doodsnoodmaar reeds knielde
Noman op de borst van den wanhopig
kronkelenden en krampachtig naar
adem snakkenden vijand.
Als met ijzeren tangen neep hij met
vasten, doodelijken greep hem de keel
toe, en bevend van haat in de van
schrik grooter wordende oogen van
zijn doodvijand starend, schreeuwde
hij hijgend: „Antara! Je hebt Jaba-
seida, mijn vriend vermoord Je hebt
mij tot slaaf gemaakt! Sterf nu als een
hond En noch dauw noch regen moge
op je graf vallen."
Hortend en stortend schreeuwde hij
den gehate man deze beschuldigingen
en verwenschingen in het door den
doodstrijd vertrokken gelaat, terwijl hij
bij elke aanklacht hem op nieuw met
al het gewicht zijns lichaams neer
duwde, bij iederen kreet hem de keel
dichter toekneep.
vochten. Van toen of nam Bergen op
Zoom in bloei en welvaart toe. De
bevolking vermeerderdefabrieken
werden opgericht en nienwe takken
van nijverheid openden nieuwe bron
nen van bestaan. Het stedelijk be
stuur begon wegen en straten te ver
beteren en verloor de schoonheidsidee
niet uit het oog. Het heerlijke Volks
park werd aangelegd en het Coehoorn-
park op een deel der geslechte vesting
werken. Het laatste is eigenlijk een
buitentuin voor de militairen van het
garnizoen het Rijk stond den grond
gratis af en door de zorg der militaire
autoriteiten werd het terrein aange
legd tot het aardige geheel, waar men
nu van natuur en muziek kan genieten.
Niet enkel de officieren van het garni
zoen, die een jaarlijksche bijdrage be
talen, kunnen dat genot smaken, maar
ook de burgerij heeft tegen een be
trekkelijk geringe contributie gelegen
heid mede te genieten van hetgeen
de inrichting biedt. Voor het Volks
park komt de eer van den smaakvollen
aanleg toe aan den heer L. Rosseels
te Leuven, die ook de ontwerper is
geweest van de fraaie parken in zijn
vaderstad en te Nijmegen.
De bloei van de laatste kwarteeuw
bleek in Bergen op Zoom uit den aan
leg van een drinkwaterleiding, den
bouw van een gasfabriek en den ge-
stadigen vooruitgang van verschillende
bedrijven, zooals de ansjovis-, mossel
en botvangst en de handel daarin de
bergsche pottenbakkerijen, dé oester
cultuur, de aspergeteeit en verscheiden
takken van fabrieksnijverheid. Zoo
werden meer aansluitingen aan de
buitenwereld noodig, en zoo kwam in
1888 de stoomtramverbinding met Ant
werpen tot stand, nadat Bergen op
Zoom reeds een vijftal jaren per tram
met Tholen verbonden was. In 1899
werd de tramlijn Halsteren-Steenbergen
voltooid, zpodat men nu ook een goede
reisgelegenheid heeft naar Zierikzee.
Maar wie in den zomer naar Bergen
op Zoom gaat, zoekt allereerst de ge
legenheid tot wandelen en fietsen en
rijden. Welnu, die ontbreekt niet, is
zelfs zeer ruim geschonken en ken
merkt zich door het welaangename
verschijnsel, dat men hier kan genieten
van zandgrond en dennebosch en
tevens van de genoegens van het zee
strand. Het zeestrand zal men vragen.
Ja, sinds de spoordam Zeeland en
Noord-Brabant verbint, is de Ooster-
schelde immers een zeearm, en die
wijde baai vormt dichtbij Bergen op
Zoom een heerlijk strand. Wie her
innert zich niet, hoe onze natuurvriend
Heimans ons er van vertelde in „De
Levende Natuur" Die watervlakte
is een kostelijk bezit voor de Berge-
naars, die er trotsch op zijn en er zich
graag vermeien. Interessant is het te
zien, hoe de vloed opkomt. Terwijl
aan 't Noordzeestrand het water slechts
50 tot 100 meter terug treedt, loopt
het op het Scheidestrand bij Bergen
op Zoom veel verder weg en zonder
eenig gevaar kan men van uit den dijk
van den Borgvlietschen polder een
wandeling maken naar de laagwater-
lijn, zelfs op sommige plaatsen de ge-
heele Schelde tot aan den Zeeuwschen
wal oversteken. Men begrijpt wat dat
beteekent voor natuurliefhebbers, die
hun aquaria willen vullen met zee- en
stranddieren en dito planten
Ook het varen op de Schelde is een
uitspanning van zeer exquisen aard.
Wanneer men met een gezelschap van
vijf of zes personen is, kan men bij
een visscher de boot en een stuurman
hebben tegen een gulden per persoon.
De boot is een visschuit, een zooge
naamde hoogaarts, voorzien van gaf-
feltuig met fok en bij windstilte ook
van kluiverfok of jager. Het zijn vol
komen zeewaardige scheepjes en de
reizigers kunnen in de kalmste gerust
heid genieten van het eenig mooie
panorama, waarin Zuid-Beveland en
Tholen hun aandeel hebben.
Bij het varen op de Schelde kan
men allerlei interressants te zien krij
gen. Velen doen een tochtje naar Rei-
merswaal, de ondergegane, eertijds zoo
rijke stad, waarvan nog enkele over
blijfselen te zien zijn op de zandbank.
Men wandelt dan de plaat op, krijgt
de fondamenten voor oogen van een
kerk of kapel en die van enkele hui
zen, vindt' nog hier en daar doodkisten
en komt onder den indruk van te zijn
op een plek, die nu midden in zee
ligt en waar vóór 1530 een handels
stad heeft gelegen, door de golven
verzwolgen. Een Nederlandsch Vineta,
dat evenals het Duitsche aan de Oost
zee zijn geschiedschrijvers en roman
ciers heeft gehad.
Ook het levende, dat men niet alle
dagen kan observeeren, is er vertegen
woordigd in de troepen zeehonden,
die zich op de zandplaten ophouden.
Honderd en meer van die dieren kan
men zich in de zon zien koesteren.
Steeds is een van den troep op wacht
gesteld. Terwijl de andere robben
slapen, waakt die eene voor de veilig
heid zijner kameraden. Niets ontgaat
hem, en zoodra hij berekent, dat ge
te dicht in zijn nabijheid komt, om
gevaarlijk voor den troep te kunnen
worden, stoot hij 'n soort van geblaf of
gebrom uit. Op eens is de heele troep
wakker en allen schuiven zoo spoedig,
als hun korte pooten en vinnen het
toelaten, de zandbank af, om na ver
loop van eenige minuten de koppen
weer boven water te steken ter in
ademing van versche lucht. Als ge
dan met uw schip weer ver genoeg
weg zijt, dan wagen ze zich weer op
het droge en hervatten hun gestoord
slaapje. Ookbruinvisschen geven leven
digheid aan het varen op de Schelde.
Die dolfijnachtige dieren brengen hun
geheele lichaam boven het water, lig
gende op zijde, alsof ze zich tegen
de golven aan willen vleien, terwijl
de geheele beweging op een afstand
doet denken aan het voortrollen van
een hoepel, en een vermakelijk gezicht
oplevert.
De oesterperceelen worden ook vaak
bezocht, maar dat gebeurde vroeger
meer dan tegenwoordig, omdat de
geheele bewerking met de pannen is
vervallendoch nog steeds blijft het
tochtje belangwekkend om den enor-
men toevloed van vogels en den rijk
dom aan planten. Natuurlijk wordt er
gebaad, maar men bepaalt zich tct
voetbaden, want eigenlijk te zwemmen
valt er niet. Honderden kan men er
echter op warme zomerdagen in het
water zien wandelen, en elk denkbeeld
van gevaar is buitengesloten, mits men
de Kreek vermijdt. Wie een echt zee
bad wil gebruiken, kan terecht in de
gemeentelijke badinrichting, die uitste
kend is ingericht.
Bergen op Zoom is tegenwoordig
ook zijn Kurhaus rijk, een bescheiden
restauratie, waar stedeling en reiziger
de heerlijke zeelucht kan genieten, en
waar hij in de nabijheid zelfs bad
stoelen vindt als aan een heusche
badplaats. De dubbele Dreef, die uit
twee mooie beukenlanen bestaat, voe
ren naar Mattenburgh, een prachtig
goed met landhuis, dat een groot deel
van het jaar leeg staat en waarvan men
het betreurt, dat het geen hotel of
zomerpension is. Het behoort als zoo
veel goederen in de mooie streek aan
een Belgische familie.
Ook ten noorden van Bergen op
Zoom heeft men de verrukkelijkste
wandelingen de straatweg naar Tholen
is vol afwisseling, maar die kant haalt
toch niet bij de geliefde streek voor
de Bergenaars de Wouwsche plan
tage, een prachtig boschcomplex, met
de mooiste beukenlanen en het kasteel
Emsens in het midden. Van Wouw
langs den voor een groot deel met
acacia's beplanten weg naar Bergen
op Zoom gaande, komt men daar,
waar de Zoom den weg kruist, langs
een oude herberg, „de Oude Tol",
een oud-brabantsch herbergtype, waai
men nooit aan klanten gebrek heeft.
Als Bergen op Zoom werd opgenomen
onder de druk bezochte plaatsen van
Nederland, zouden de Nederlanders er
waarlijk niet bij verliezen.
Bijblad Aarde en haar Volken.
O
Jachirecht. Een bakker, eigenaar
van een stuk land onder Laren, gaf
aan zekeren K. vergunning om tot
1914 op dat land te jagen. Maar
op een oogenblik dat zekere v. D
hem kwam verzoeken het jachirecht
op het land te mogen uitoefenen,
wist hij zich niet meer te herinne
ren voor hoelang hij K. vergunning
had gegeven. Hij zei daarom tot
v D. „Ik wil niet dat K. er af
gezet wordt. Als ik hem langer dan
een jaar vergunning gegeven heb,
moet het zoo blijven.Anders kreeg,
zoo werd overeengekomen, v. D. ver
gunning, tegen vergoeding van., drie
konijnen ot f 1.50 per jaar, ter keuze
van moeder de vrouw.
Korten tijd daarop legde v. D.
aan den eigenaar van het 1 nd een
stuk ter teekening voor, waarbij K
9
KEN DKÖOM.
Alvorens Antiochus zijn strooptocht
begon naar de „hoogere streken" door
het Taurusgebergte doorsneden, bracht
hij een bezoek aan Damascus, zijn
tweede hoofdstad. Opzettelijk wilde
de koning aan de beide hoofdsteden
des rijks zijn geheele krijgsmacht too-
nen, eer hij uitrok. Wanneer nu reeds
de oostelijke provincies niet dan noode
zich aan zijne heerschappij onderwier
pen, wie stond er dan voor in, dat
ontevreden vorsten niet achter zijnen
rug een oproer zouden verwekken,
wanneer de oorlog hem voor langen
tijd in hei oosten ophield.
Damascus bood met zijn gele, sier
lijke huizen uit zandsteen opgetrokken
een des 'e fraaier schouwspel aan,
daar de stad in een bijzonder vrucht
bare vlakte lag, door welke langs zeven
armen het water van de Barrada, van
de Chrysorrhoas en van de Pharphar
stroomde. In 't verschiet omsloten en
beschut door woeste, steile bergen,
welke naar het oosten een doorgang
verleenden, was Damascus de ge
liefkoosde verblijfplaats der Syrische
grooten en Grieksche kolonisten.
De koning bleef evenwel niet lang
in deze plaats, die eenmaal getuige
was geweest van zijn hoogste geluk
en van zijn grievendst leed. Alvorens
met zijn leger op te breken, naar het
werd uitgesloten van de vergunning.
En de eigenaar, die juist een fami
liefeestje vierde, teekende in de mee
ning dat het enkel een bewijs was,
dat ook v. D. op het land mocht
jagen. In het bezit nu van dat stuk
liet v. D. de' vergunning bij deur-
waardersexploit aan K opzeggen.
En toen deze niettemin van de hem
door den eigen sar verleende vergun
ning gebruik maakte, werd hij we
gens overtreding der Jachtwet be
keurd.
Voor iedere overtreding werd hij
door den kantonrechter te Hilversum
tot geldboete veroordeeld
In hooger beroep werden deze
zaken voor de 5e Kamer der Recht
bank te Amsterdam behandeld
Het O. M., mr. Del Campo, eischte,
waar de machtiging om te jagen niet
op verzoek van den eigenaar is in
getrokken, en de opdracht aan den
deurwaarder niet door v D. is ge
geven, vernietiging van de vonnissen
des kantonrechters en vrijspraak.
II bl
o
Botericet Twee winkeliersters had
den in haar winkel aan de Eeiste
Van 8windenstraat en Schippersstraat
te Amsterdam onderscheidenlijk een
vaatje en een pot boter voorhanden,
en bij onderzoek bleek het vetge
halte van die boter respectievelijk
slechts te bedragen 70.6 en 51.5,
althans minder dan 80 pCt. Deswege
werden beide winkeliersters vervolgd.
De kantonrechter echter sprak de
be.de beklaagden vrij, op grond dat
niet was gebleken dat de boter ver-
valscht was.
Te ambtenaar van het O M ging
van deze vonnissen in hooger beroep.
De lieer J. Pohlmann, scheikundige
te Leiden, als deskundige gehoord,
verklaarde dat het niet mogelijk is
geweest in de boter vervalsching
aan te toonen en zeide in gemoede
overtuigd te zijn, dat het zuivere
boter was
In deze omstandigheden eischte
het O M., mr Del Campo, in beide
gevallen bekrachtiging van het vonnis.
Hbl.
o
De brand te Binnenwijzend. De
correspondent van het Hbl. geeft een
beschrijving over dezen brand, waarin
hij o.a. laat uitkomen de onverschillig
heid van de bevolking bij deze cata
strophe.
Hij schrijft
Een boer verleide mij hoe. toen het
huis van zijn buurman, dat niet door
boomen van het zijne gescheiden was,
begon te branden, hij direct inzag
„dat de boel wel in 10 minuten uit
verkocht zou zijn... en, nou hoor, daor
mankeerde niks aon." Al vertellend,
trapte hij in een grooten hoop Goud-
sche pijpen die gered waren, en brak
er wel een paar dozijn. „Dat ken
Antara rekte zich uit, gaf den geest
en staarde met verglaasde oogen nog
in den dood vol ontzetting zijn ver-
schrikkelijken wreker aan. Deze even
wel, als het ware geheel en al krank
zinnig geworden, knielde nog altijd
op het lijk, omklemde nog steeds als
met ijzeren greep diens hals, alsof het
voor zijn wraak niet voldoende was,
hem slechts éénmaal geworgd te heb
ben.
Toen hij eindelijk zag, dat Antara
dood was, voelde hij de kramp in
zijne leden. Waggelend als een be-
schonkene stond hij op, deed een paar
schreden en wierp zich dan, luid steu
nend in felle smart over zijn verloren
leven, aan den hals van het edele
woestijnros, dat door zijn lans was ge
dood.
Inmiddels was de slag beslist. Te-
verg efs trachtte Lysias de laffe solde
niers, die in hunne blinde vlucht ook
de gelederen zijner keurbende verbra
ken, tot staan te brengen.
„Twee malen heeft mijn zwaard u
geslagenriep Judas triumfantelijk
den Syrischen veldheer toe, dien hij
in het gedrang niet kon bereiken.
„En ten derden male zal ik komen,
om mij te wreken schreeuwde Lysias,
kokende van woede, en slingerde zijn
lans naar den M:chabeër. Maar de
man der veldslagen, die van het leven
niets meer verwachtte en die den dood
nooit gevreesd had, lachte minachtend
en hieuw met zijn zwaard de lans in
J hare vlucht midden door, zoodat zij in
splinters voor zijne voeten in het zand
viel.
„Voorwaartsschreeuwde Judas.
In woeste vaart stormden zijne ge
trouwen vooruit, hij zelf in het voorste
gelid.
Binnen weinige oogenblikken zag
Lysias de helfi van zijn persoonlijk
gevolg neergesabeld. Erkennend, dat
hij ten volle de nederlaag had geleden,
gaf hij zijn strijdros de sporen, om zijn
heil in de vlucht te zoeken.
En den man, die tot nu toe het
krijgsgeluk van zijn tegenstander niet
begrijpen kon, trilde ter verklaring de
zegekreet der hem vervolgde Hebreërs
in de ooren „Jehova is onze hulp
Jehova brengt de overwinning!"
Thans, nu met de troepen van Lysias
het laatste gedeelte der Syrische krijgs
macht verstrooid of vernietigd was,
scheen de vrede verzekerd.
„Nu is de dag niet meer verre, waar
op wij onze zwaarden tot snoeimessen
mogen omsmeden juichten de Essse-
ërs, die slechts noode den oorlog zagen
voortgezet.
„Vergist u niet!" zeide Judas. „De
sprinkhanen vraten menigen wijnstok
af, welke reeds rijp scheen voor den
oogst. Zijne veldheeren zijn wel ver
slagen maar toch leeft nog onze erg
ste vijand, Antiochus de koning van
Syrië 1"
o
oosten, ging hij, door zijn vroegeren
leeraar Cleamhes vergezeld, naar den
koninklijken tuin, waar hij op een ver
borgen, afgelegen plaats een reusachtig
gedenkteeken had laten oprichten. De
steen was onbehouwen en vertoonde
geen andere sporen van bewerking door
's menschen hand, dan dat er in bui
tengewoon diepe en groote lette-s-de
naam „Hamathesana" ïngegrifd stond.
„Gij moet uw hart niet folteren met
dingen, welke tot het verledene be-
hooren," zeide Cleanthes, nadat de
koning geruimen tijd in stom gepeins
voor den steen had gestaan.
„Er zijn dingen, die nimmer tot het'
verledene behooren antwoordde An
tiochus. Hij wierp nog een langen
blik op den naam, steeg dan te paard
en stelde zich met Cleanthes, die hem
in een draagkoets vergezelde, aan het
hoofd van den strooptocht, welke hem
de schatten moest bezorgen voor den
laatsten vernietigenden stnjd tegen die
gehate joden.
Syrische esschen, Babylonische wil
gen en Euphraatpopulieren, welke
thans nog beschaduwend zijnen weg
omzoomden, schenen nog niet te wij
zen op de nabijzijnde woestijn. De
trachiet- en basaltkegels, welke spaar
zaam hier en daar uitstaken, gingen
weldra verloren in den kleigrond, die
liefelijk getooid was met pis'ache-
boomen, Aleppo-dennen, aardbeziën-
struiken, zonnekruid en reigersbekken.
Spoedig betrad men den drogen
steppengro'nd van rots, zand en kie-