Koopt en laat werken b\j ben die adverteeren in DE VOLKSWIL, mond te vernemen, of dat feit al of niet waar is. Ik wil een klein woordje bijvoegen, en dit kieine woordje geldt niet alleen voor U maar voor al Uwe ambtge- nooten. Het is dit Ik lees bij Mattheus VI: 31—33. „Wees dus niet bezorgd, zeggend Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleeden Naar dat alles vragen de heidenen. Uw Vader immers weet, dat gij dat alles noodig hebt. Zoekt dan eerst het rijk Gods en zijn ge rechtigheid en dat alles zal u toege geven worden." Er staat dusdat alles zoeken de heidenen. Ik ben geen heiden maar een christen. En zij, die tegen mij broodroof beoefenen, opdat ik niet het noodige zal hebben, doen dit dusöf omdat zij zeiven heidenen zijn of omdat zij zich zei ven als christen en mij als heiden beschouwen. Maar nu is dit de zaakdat ieder, van groot tot klein, weet en dit zegt of denkt dat ik uit vrijen wil ter liefde van de gerechtigheid geld en goed heb g e- w e i g e r d omdat (en dit is een woord van den heer baron Collot d'Escury van Hontenisse) te eerlijk wil zijn. En een ander woordje is dit, af komstig van een der „priesters" van het Kanton Hulst, gesproken verleden jaar zomer: „hier uit deze streek is hij (van Dalsum) er geheel uit, alleen kan hij nog wat hebben aan den kant van Axel." Maar een slotwoordje van mij is dit indien een man, die is katholiek en die is notaris en op wien in deze beide hoedanigheden niemand een smet durft te werpen, door de samenspanning van katholieke priesters als notaris geen brood kan verdienen naar zijnen stand onder eene katholieke bevolking, dan is dit feit eene schande voor de priesters en voor de bevolking, maar mij zal dit feit geen schade brengen, want de zegen, die van mij schijnt uit te gaan, keert dan tot mij terug, waar door die samenspanning juist de oor zaak wordt, dat ik toeneem in die hoedanigheden van geest en van hart welke de oorzaak zijn van de afgunst, die zoovelen tegen mij koesteren. Atear hierdoor neemt tegelijkertijd toe mijn op hart en verstand berustend Godsvertrouwen, dat in den loop der eeuwen nog nimmer iemand heeft be schaamd en ook mij niet heeft be schaamd noch in de toekomst zal be schamen. En hiermede worden tot niet gebracht de. pogingen tot brood roof van onze „priesters." U reeds bij voorbaat dank zeggende voor Uwe beantwoording, noem ik mij, H. A. VAN DALSUM. Vrijheid van stemmen. o— In zake de verkiezing van de volks vertegenwoordigers in Portugal schrijft de Engelsche Times onder 19 Mei „Op bevel van den minister van marine vertrekt de Portugeesche kruiser „Adamastor" dezen avond naar Oporto. Hij zal waarschijnlijk in deze haven blijven zoolang de verkiezing duurt. De voorloopige regeering is zeer druk bezig met de voorbereiding van de naderende verkiezingen de repu- biikeinsche candidaten zijn in het ge- heele land reeds door het republi- keinsche comité aangewezen. Het schijnt, dat geen enkele monarchisti sche lijst zal worden ingediend." De Volkswil meent, dat op deze wijze van de vrijheid van stemmen niet veel terecht komt, en ze met recht dan ook slechts een comediespel is. Trou wens, er is niemand die het hiermede niet eens is. Wie het stemrecht heeft, moet vrij kunnen stemmen, anders is het niets waard. Dit geeft ieder toe tegenover wat in Portugal gebeurt. Maar is feite lijk niet hetzelfde, wat in het vrije Nederland gebeurt, indien 1. in geheel katholieke dorpen de pastoor gemoedelijk plaats neemt in het stembureau en de kapelaan de kie zers op straat tegemoet gaat 2. in dergelijke dorpen een kapelaan gaat staan aan de deur van het ge meentehuis om daar te verzoeken of te dreigen 3. met doodzonde wordt bedreigd wie niet den gewilden man stemt 4. met land- of arbeidafnemen wordt gedreigd wie niet wil bekennen te zullen stemmen zooals wordt be geerd 5. wordt verketterd de kiezer, die meent dat hij met het besluit eener kiesvereeniging niets te maken heeft? Deze vijf gevallen hebben zich en nog niet al te lang geleden voorgedaan in ons gewest. Maar wie heeft daartegen geprote steerd buiten ons gewest? Waarom protesteeren tegen de prak tijken in Portugal en niet tegen die in Nederland Het is de Nederlandsche zelfver blinding Ik dank U o Heer, dat ik niet ben gelijk gene Portugees. De veehandel verlamd. o We hadden, de Staalscouraut door- loopende, er geen erg in gehad, dat de Minister van Landbouw bij beslis sing van 8 Mei 1911 heeft bepaald, dat alle vervoer van herkauwende dieren en varkens verboden is van het overige Nederland naai Zeeland. En wij werden er opmerkzaam op gemaakt door het inwinnen van een advies. Dit verbod is gegrond op art. 15 der wet van 20 Juli 1870 St. 131, dat wil voorkomen het uitbreiden van eene besmettelijke veeziekte, en op art 40 van het K. B. van 10 Juli 1896 St. 104. Door dit verbod is niet ver klaard, dat i n Z e e 1 a n d het mond en klauwzeer is uitgebroken, integen deel, het wil voorkomen, dat deze veeziekte in Zeeland komt. Bij ons advies hadden we gedacht aan artikel 103 van dat K. B., maar bij nader inzien is niet art. 103 maar zijn artikel 34 en volgende toepasselijk. De zaak is nu zoo. Indien iemand, en dit kan geheel geschieden te goeder trouw door on bekendheid met de Ministrieële be schikking, in Zeeland vee heeft inge voerd, dan moeten de dieren, als zijn de door dit feit van het verbod ver dacht, van de overige afgezonderd worden gehouden (art. 34). Dit ver dacht zijn, en dus het afgezonderd houden, is gesteld op 15 dagen (art. 34). In bizondere gevallen, ter beoordee ling van den districtsveearts, kan af making van zieke of verdachte dieren worden bevolen. Maar voor de uit oefening van deze bevoegdheid volgt hij de bevelen op van den Minister van Landbouw. Bij overtreding van het verbod van vervoer is regelafzondering, en dit, als het vee blijkt gezond te zijn, ge durende 15 dagen, uitzondering: het afmaken. Strafbepalling ishechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste f500 (art. 35 wet van 1870). De Ministrieële beschikking van art. 40 moet (art. 44 K. B. van 1896) wor den geplaatst in de Staatscourant en zoo mogelijk in een of meer plaatse lijke nieuwsbladen. Op het oogen- blik, dat ons advies werd gevraagd, hebben wij daarvan niets in plaatse lijke nieuwsbladen in Zeeland gelezen. Door de beschikking van den Mi nister is de veehandel naar Zeeland (niet i n Zeeland) verlamd, hoewel in Zeeland zelf geen veeziekte is. Het is wel lastig en nadeeling, maar voorkomen is beter dan genezen. En wij hebben zooveel vertrouwen in de districtsvee artsen, dat zij den Minister wel zullen adviseeren het verbod op te heffen zoodra er geen reden meer voor is. o Dit is een dezer dagen door een kapelaantje verklaard bij zijn huisbe zoek aan een oude vrouw. Het deed ons genoegen, toen we dit vernamen, omdat nu de tegenstelling volkomen is van hoe anderen eens over ons oor deelden, die meenden dat we een Engel waren. Een Engel zijn we niet en nooit geweest, en we hebben een kleine vrees, dat we het nooit zullen worden, maar een Duivel, kijk, deze eer is toch wel al te groot, want we hebben eens in den spiegel gekeken, en we konden de twee hoorns niet op het hoofd vinden, en ook aan de voeten zagen we den bokkepoot niet. Misschien wilde dat heer daarom zeggen dat van Dalsum een duivel is tegen de vijanden van waarheid en recht, gelijk indertijd de Boeren-generaal Christiaan de Wet een duivel werd genoemd door de Engelschen. Wie weet Het Vrije Woord voor Abonnés. —o Mijnheer de Redacteur. Hier is op last van den burgemees ter een steenpad opgebroken voor het huis van den heer Jos. de Maeyer, de vroegere hoofdonderwijzerswoning, door hem indertijd van de gemeente gekocht. Er wordt hierover veel ge sproken en men denkt aan plagerij door een plattelandsburgemeester. Mag dat maar zoo Mijn dank voor de plaatsing. St. Jansteen. X. Dat mag niet, op zijn minst moet eerst de Gemeenteraad tot het opbre- ken last geven, omdat dat steenpad deel uitmaakt van een weg op den openbaren weg. Is er geen besluit van den Gemeenteraad, dan achten we dat opbreken et n overtreden van de ambtenaarsbevoegdheid des burge meesters. Red. Volkswil. o Mijnheer de Redacteur! Mag ik U beleefd verzoeken het volgende in uw geëerd blad op te nemen. Bij voorbaat mijn dank. Het is weer de tijd dal hier in debuurt de wijkkermissen beginnen. Alle ge huchten hebben een Zondag waarop gedanst mag worden. Alleen is het mij opgevallen dat door een toeval de eene eens een dag meer geeft dan de andere. Waarom zou het noodig zijn dat b.v. op de Oudeburgsche sluis 2 of 3 dagen kan gespeeld wor den en aan de Zandstraat b.v. slechts één dag Zoo iets is altijd aanstoote- lijk en geeft direct aanleiding dat het volk aan bevoorrechting gaat denken, hetzij ten onrechte of niet. Waarom niet overal 2 dagen. Binnen den kom der gemeente kunnen zij gedurende de kermis wel 10 dagen dansen en zij hebben bovendien nog karnaval waaraan tot heil der zielen de twee de Zondag afgedaan is. Dit tot voor deel der karnavalvierders, die niet naar Selzaete kunnen gaan. Binnen enkele weken is het ver kiezing voor den gemeenteraad. Hebt gij, kiezers, de balans der aftredende al eens opgemaakt Is het vóór grooter dan het tegen? Ieder oordeele voor zich zelf. Maar dat een burgemeester, als hij tevens raadslid is te veelinden gemeenteraad te zeggen heeft, heeft eens als voorwendsel moeten dienen om een raadslid dat tevens burge meester was, niet te herkiezen. Is dit voor den een en niet zooals voorden anderen Ik weet het niet, maar iets is zeker dat aan kleine dorpstirannen een tot hier toe en niet verder kan toegeroepen worden. Sas van Gent, 18 Mei, 1911. o Toestanden in sommige gemeenten. Zoo was ik verleden Vrijdag in de gemeente Graauw en daar werd mij verteld een handeling over de Ge meenteraad welke ik hierbij wil neer schrijven om te laten zien, wat er met sommige Gemeenteraden gebeurt. Op den 12 Mei 1911 was er op Graauw een openbare vergadering uitgeschreven waarin zooal het een en ander werd behandeld, onder andere ook een request geteekend door een 25 a 30 herbergiers van Graauw. Inhoud Verzoek om op de kermis dagen het sluitingsuur voor den dans te willen verlengen met een uur zoo dat dit dan zoude zijn tot's namiddags 10 uren in plaats van negen uren. Na dit genoemd verzoek gewikt en gewogen te hebben, besproken enz. werd er voor gestemd en jawel, er werd een stem meerderheid voor ge vonden, want mijnheer, zeide mij die herbergier, er waren tegenwoordig 5 leden, een was verhinderd door ziekte thuis, en van den tweede was zijn reden niet bekend. Toer. als nu de uitslag bekend werd waren natuurlijk de adressanten in hun schik want er mocht een uur langer gedanst worden, iets waar zij in Graauw nog al voor zijn te vinden. Doch die vreugde was van korten duur, want toen wij den 14 Mei 1911 schreven, kwam er een mondeling protest van den eerw. heer pastoor in de kerk, afgegeven met volle kracht en met vuur opkomende voor de gees telijke belangen zijner gemeentenaren welke hem toch zoo na aan het hart liggen dat hij soms zijn zeiven vergeet zoodat hij soms wel tot schelden durft overgaan, ook zoo toan, want die leden die gestemd hadden voor een uurtje verlengenis werden fatsoenlijk betiteld met den naam verergernisgevers en dat zij alles wat ook slecht gedaan werd, op hunne conciëntie mochten nemen want in dat uur zouden juist alle slechtigheden een aanvang nemen. Geheel nieuwsgierig vroeg ik spoe dig: Dat hielp toch niet zeker? Waarop mijn zegsman antwoordde Jawel mijnheer, zoo een rede gespro ken met zóóveel vuur kon natuurlijk zijne uitwerking niet missen, want op 15 Mei hadden al de raadsleden een spoedeischende oproeping om op 16 Mei op het raadhuis te verschijnen teneinde een request, onderteekend door 2 belanghebbenden, pastoor en kapelaan, en ziedaar, na een bespreking van een half uur werden alle mooie vooruitzichten van ons vernietigd door een besluit van 3 tegen 2 stemmen en het uur gebracht op negen uren, want mijnheer, er waren wederom maar 5 leden. Verstraeten was verhinderd en A. Verhaegen had inmiddels zijn ontslag genomen. Ik kon nauwelijks mijn eigen ooren gelooven, waarop mijn zegsman mij aankeek en zeideMijnheer ik geloof dat u daarvan verwonderd staat, waarop ik zeide: Ja mijn lieve man, waarop hij zeideO, wij niet, want de taktiek van bouwen en afbreken wordt hier veel gevolgd, in den laat- sten tijd al zeker twee, of driemaal, doch mijnheer, niet altijd door bemid deling van den pastoor, doch door de willekeur van sommige raadsleden zelf, die vandaag voor een voorstel stemmen, met warme en hartelijke overtuiging, het evengoed met dezelfde vurigheid 2 dagen later afstemmen, want geloof mij vrij mijnheer, hier hier zitten in den raad leden (die nog al wat waard zijn.) De man werd droevig, maar zijn ge zicht verhelderde op eens, want, zeide hij, ik geloof dat die herbergiers, als zij geen flapdrollen zijn nu met de stemming in Augustus (de man was mis het is Juli) wel zullen laten zien dat zij zulk goedje liever aan de dijken zien grazen dan op ons deftig ge meentehuis. Daar ik aanstalten maakte om te vertrekken, sprak de man, mijnheer blijf nog wat, ik heb u nog zooveel te vertellen, maar daar ik gebonden was aan mijnen tijd beloofde ik hem over 3 maanden terug te zullen kómen. Een reiziger. o Mijnheer de Redacteur Vóór dat de stemming plaats had voor leden van de Kamer van Arbeid voor den Landbouw te Hulst, heeft Zelandia in haar no. van 22 April een artikeltje gewijd waarin zij het nut van de kamer van arbeid uiteenzette, ja, zelfs de kiezers werden aangespoord, hun kiesplicht getrouw te vervullen. Ik had verwacht dat Zelandia nu zou jammeren en klagen, omdat haar duide lijk is gebleken dat aan hare roepstem geen gehoor is gegeven. En nog wel het meest, door hen, die anders al wat zij verkondigt voor ware munt aannemen. Immers, van de vijf leden patroons is er slechts één die zijn be noeming aanvaardt. En wat nu het verwonderlijkste is, is ditDat na den afloop, Zelandia er met geen enkel woord van rept. Zou haar de vinger op den mond zijn gelegd en evenals sommige anderen de kamer van arbeid nu beschouwen als een onding Is het niet sterk Anders schreeuwen zij het uit, men moet het gezag hoog houden En dit nu al is het bij koninklijk besluit bevolen, en aangespoord door hun orgaan Zelandia, hechten zij daaraan niet het minste geloof. Zij gelooven in dat opzicht nu beter Dhr van Dalsum, die anders in hun oog geen enkele waarheid spreekt. Maar nu hij de kamer van arbeid geheel heeft afgekeurt, heeft hij de volle waarheid gesproken daaruit volgt dat zij het gezag hoog houden, alleen dan, wanneer het in hun kraam te pas komt. Ik daarentegen die meest al geloof hecht aan hetgeen van Dal sum zegt, en hier openlijk beken, dat ik voor hem eene groote genegenheid heb, geloof nu niet wat hij van de kamer van arbeid zegt, en heb ik mijne benoeming zonder daarop te aarzelen aanvaard. En waarom Omdat het doel ishet bevorderen van de be langen van den patroon en arbeider alzoo algemeen belang en om daar aan mede te werken ben ik altijd be reid voor zooveel dat in mijn ver mogen is. Nu is het best mogelijk dat ik wat ik mij van de kamer van arbeid voorstel, wordt teleurgesteld en Dhr van Dalsum grootelijks gelijk heeft met de kamer te beschouwen als een dood geboren kindje. De ondervinding zal dat leeren. U mijnheer de Red mijn oprechten dank. J. SPONSELEE. Boschkapelle, 21 Mei 1911. In de Volkswil no. 84 hebben wij medegedeeld, welk doel de Kamer van Arbeid heeft. Nu laten we hier onder volgen de middelen, waar mede het doel moet worden bereikt. Beide hebben we afgedrukt uit de de Staatsalmanak, zoodat het niet kan liegen. Uit de middelen zal men zien, dat deze geheel en al beoogen het geven van inlichtingen voor de papie ren statistieken. Maar van het beharti gen van de belangen van patroon en arbeider vinden we niets. Dat een ieder nu zelf leze. Elke kamer van arbeid verzamelt ten aanzien van elk bedrijf, dat daar in is vertegenwoordigd, inlichtingen over I. het arbeidsloon II. den arbeidsduur; III. den stand der arbeidsmarkt, voor zoover deze bijvoorbeeld kan blijken uit aanvragen om werk bij- en plaatsing van werkkrachten door tusschenkomsl van arbeidsbeurzen, ontslag van werk krachten wegens slapte en aanneming van werkkrachtten wegens verlevendi ging in het bedrijf, uitkeeringen aan werkloozen en verdere ter kennis van de Kamer gekomen omstandigheden; IV. oorzaak, aard, verloop en be ëindiging van werkstaking en uitslui tingen V. oorzaak, aard, verloop en be ëindiging van andere sub IV bedoelde geschillen over arbeidsaangelegenhe- den, die ter kennis van de Kamer kwamen VI. de aanleiding tot het tot stand komen, den inhoud, de toepassing en de werking van loonregelingen en re gelingen aangaande arbeidsuur die ter kennis van de Kamer kwamen en zijn getroffen a. van overheidswege in bestekken of» op andere wijze b. hetzij door een patroon eenzijdig, hetzij door een patroon in overleg met werklieden c. door een groep patroons een zijdig d. door een groep patroons in over leg met een groep werklieden VII. den omvang van de aanwending van personen beneden de 16 jaren van beiderlei kunne en van vrouwelijke personen boven dien leeftijd als werk krachten, voor zoover een bedrijf en in woonvertrekken en op andere plaatsen wordt uitgeoefend, ten aanzien van beide takken van het bedrijf afzonder lijk VIII. gedwongen winkelnering, indien deze voorkomt, met name over de mate van den uitgeoefenden dwang en de artikelen, waarin de winkelnering wordt gedreven IX. de wijze waarop de werklieden, in het bedrijf werkzaam, gewoonlijk hunne opleiding ontvangen de voor waarden, waarop door patroons ge woonlijk leerlingen worden aange nomen de ter kennis van de Kamer gekomen maatregelen tot bevordering van eene deugdelijke opleiding der leerlingen en hetgeen verder omtrent het leerlingwezen vermeldenswaard mocht zijn X. oprichten en te niet gaan van vakvereenigingen van patroons en van werklieden XI. den - aard en omvang van het bedrijf, voor zoover het in woonver trekken wordt uitgeoefend, in verge lijking met den aard en omvang van het bedrijf, voor zoover het op andere plaatsen wordt uitgeoefend XII. andere belangrijke voorvallen op het gebied der arbeidsverhoudingen, die ter kennis van de Kamer kwamen. De inlichtingen, bedoeld sub I, II, III, V, VI, X en XII, betreffende elk voorafgaand kalenderkwartaal wor den vóór 15 April, 15 Juli, 15 October en 15 Januari verzameld en uiterlijk op die dagen door de Kamer opge zonden aan den Minister van L., N. en H. b. Die bedoeld sub VII. VIII, IX en XI, betreffende elk voorafgaand kalenderjaar worden voor 15 Januari verzameld en uiterlijk op dien dag door de Kamer opgezonden aan voornoem den Minister. c. Die bedoeld sub IV, over de oorzaak en den aard van eene werk' staking of eene uitsluiting worden zoo spoedig mogelijk na het ontstaan die over het verloop en de beëindi ging ervan zoo spoedig mogelijk na het einde van de werkstaking of de uitsluiting verzameld en opgezonden aan voorn. Minister. d. Inlichtingen omtrent het verloop van eene nog niet beëindigde werk staking of uitsluiting worden op de sub a bedoelde tijdstippen verzameld en tegelijk met de bedoelde inlichtin gen aan den Minister opgezonden. Deze stelt den vorm vast waarin, en tevens het tijdstip waarop voor het eerst de inlichtingen moeten worden opgezonden. Dit alles is bepaald bij K. B. van 9 Juli 1901 St. no. 194 —O—

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 2