Mengelwerk. De leugenaar. speurde. De jachtopziener Lom be dacht een slim middel, om de oude moeder-vos te vangen. Hij veronderstel de ,dat zij wel terug zou komen, om naar de jongen te kijken. Daarom werd een der jongen, goed vastgebonden, in het hol gelaten, waarna bij den ingang een klem geplaatst werd. Deze werd zoo gesteld, dat er niets van te bemerken was voor den niet-ingewijde. Den volgenden morgen vond men het jong verdwenen. De klem was on aangeroerd, doch een nieuwe ingang wees den weg aan, waarlangs de jonge vos ontsnapt was. Het touw, waarmee het was vastgebonden geweest, bleek doorgebeten. Waarschijnlijk is de moe der-vos inderdaad teruggekomen, heeft ze de zaak niet vertrouwd en is da delijk een nieuwe loop gaan graven, waarna het doorbijten van het touw kinderwerk was. („Tub.") o Een tooverstukje. Te Haarlem is een verkiezing geweest voor leden der Kamer van Arbeid voor het bloem- bollenbedrijf. Aan een der processen-verbaal van stemopneming word door H. Dbld. het volgende ontleend „Onmiddelijk daarop wordt de stem bus gesloten. De stembriefjes worden dooreen ge mengd en geteld. Hun aantal bedraagt geene." Tot zoover het proces-verbaal. De leden van dit stembureau zijn ware kunstenaars. Stembriefjes die er niet waren, hebben zij dooreenge- mengd en geteld. o Muzikaal. Juffrouw Elvira is zoo muzikaal, dat zij enkel met een stemvork eten kan. o— Yalsche gouden tientjes. De com missaris van politie in de le afdeeling te Utrecht, waarschuwt, dat men op zijn hoede zij bij 't wisselen of in ontvangst nemen van gouden tiengul denstukken, daar nieuwe halve gul dens, voorzien van den laatsten beel denaar van H. M. de Koningin, door middel van galvanoplastiek verguld, voor die munt in betaling zijn gege ven en in omloop gebracht. o Jimmy Copeland had den geheelen zomer Mabel Charteris bewonderd, maar nu de herfst n§derde, kwam hij opeens'tot het droevig besef, dat de tijd voor hem aankwam om Engeland te verlaten en naar Indië te gaan. Terwijl hij in der ookkamer stond, be greep hij wat de scheiding voor hem beteekende. Het was hard het oude land te verlaten met de liefelijke En- gelsche tooneelen, maar nog veel har der om Mabel te moeten vaarwel zeggen. Buiten dreef de wind de dorre bla deren op de grasperken. De wereld zag er koud en somber uit en Jimmy keerde zigh met een ziight van het wijding strompelde de grijsaard opge wonden naar boven in het vertrek der Grieken. „Jethro, wat is er gebeurd vroeg zij verschrikt. „Electra, verheug u! Zooeven bracht een bode mij tijding van den tempel „Judas...." „Nog vermoedt hij niet, wie ik her berg maar morgen als de plechtig heid in den tempel is afgeloopen, komt hij jiier," Toen wierp de Griekin zich aan de borst van den Ouden man en weende. 14. ELECTRA GERED. Jethro zat op het dak van zijn huis en hoorde met diepe aandoening, hoe van Sion de zilveren bazuinen met ver-schallende stemmen verkondigden, dat de wijding der heilige stede werd voltrokken. De trouwe priester vergat zijn toenemende zwakheid bij de jubel zangen, welke in een krachtig koor van den tempelberg weergalmden. Nu steeg de rook der offeranden weder van het brandofferaltaar omhoog, en geweldig klonk de psalm Tot den avond zal het weenen duren [en tot den morgenstond de blijdschap, De Heer heeft mij verhoord en Hij [heeft zich mijner ontfermd De Heer is mijn helper geworden raam af toen hij bedacht, dat het ook herfst was in zijn hart. Een zachte stap achter hem deed Jimmy omzien. „Ik kom je nog eens goeden dag zeg gen", sprak Mabel onder het binnen komen. Je schijnt niet erg blij met mij te zien. Je kijkt zoo ernstig als een uil", ging het meisje voort. „Heb je 't misschien druk?" „DrukJe moest eens weten, hoe ellendig ik me voel bij de gedachte allen te moeten verlaten," sprak hij. „Ja, 't is hard maar 't duurt niet lang voor je weer terug bent, is 't wel „Vijf jaar, als ik gelukkig ben", zei Jimmy. „We zullen je missen." „Zul je Als ik dat geloofde, zou 't niet zoo hard voor me zijn, om te scheiden. Je begrijpt het wel, Mabel, dat ik je liefheb." Mabel sloeg de oogen neer en toen ze dien weer tot hem ophief, zag ze hem anstig verlangen naar een ant woord. „Het spijt me", zei ze stame lend, „maar ik wist niet dat je zooveel voor me voelde. Ik dacht, dat we nog dezelfde goede kameraden waren van voorheen toen jij hier nog school ging en ik ook." „Ik hou nu op een andere manier van je en ik verlang je tot vrouw te hebben." „Het spijt me zoo, Jimmy, maar het kan niet zijn. Ik beschouw je nog als een jongen. Je bent maar vier jaar ouder dan ik, dat is bijna niets. Een meisje van twintig is ouder dan een jongen van vier en twintig." „Dus het feit, dat ik vijf jaar in Indië en Afrika heb rondgereisd, legt geen gewicht in de schaal. Ik heb geen ondervinding opgedaan en ben niet meer man, dan toen ik van school af ging?" vroeg Jimmy. „O, die ondervinding telt niet mee", verklaarde Mabel met al de zekerheid van haar twintig zomers, doorgebracht in een stil landstadje. „De leeftijd al leen maakt het verschil en een man van dertig jaar is zoo oud als een meisje van twintig." „Maar jeugd is een fout, die door den tijd genezen wordt", drong Jimmy aan. „Over zes jaar ben ik maar er is misschien iemand anders Het meisje kreeg een vuurroode kleur en ze sloeg de oogen neer. „Ik zie het al", barstte Jimmy uit. „Wie is het?" „Je hebt niet het recht zoo'n vraag te stellen", antwoordde Mabel verontwaar digd, „maar ik wil het je wel vertellen. Verleden jaar ontmoette ik iemand, die geheel aan mijn ideaal beantwoordde, ik werd op hem verliefd en hij op mij." „Dus je bent verloofd waarom heb je mij dat niet gezegd „Het kwam niet bij mij op, dat je op die manier van me hield", antwoordde het meisje, „en bovendien is mijn ver loving niet publiek. Het is een geheim, totdat hij over drie jaar uit Indië terug komt." „Dus hij is officierhoe heet hij „Kapitein Summers je kent hem zeker wel „Summers", herhaalde Jimmy ver baasd, „die dient met mij in dezelfde compagnie ik wist niet „Neen, dat begrijp ik", ?ei Mabel kalm. „Ik ontmoette hem te Charminster, nie mand weet er iets van behalve jij. Nu Wel ontbrak nog de rechtmatige hoogepriester en moest de tweede, plaatsvervangende priester de heilige handeling voltrekken maar de dag zou aanbreken, waarop ook de rechtmatige hoogepriester zou verschijnen, bekleed met het donkerblauwe byssus-gewaad, met schelletjes omzoomd, en met het schild van edelgesteenten, fonkelend op zijne borst. Lang vertoefde de grijsaard in diepe ontroering op het dak van zijn huis vervolgens begaf hij zich opgewekt van geest naar Electra, die ongeduldig het einde der plechtigheid in haar ver trek afwachtte. „Gij zijt opgeschikt als de morgen roos in den dauw, alsof ook gij wil- det deelnemen aan het gejubel, dat heden door heel Judea weerklinkt," zeide hij glimlachend. „Ook op uw gelaat ligt de zon, Jethro." „Zou mijn oog niet stralen van ge-- luk, nu het de ure mag aanschouwen, waarvan Amos heeft voorspeld „Op dien dag zal ik Davids tabernakel, hetwelk vervallen was, weder oprich ten, en ik zal de scheuren zijner mu ren herstellen en hetgeen ineengestort was weder opbouwen. En ik zal het weder opbouwen als in de oude dagen, opdat het moge bezitten de overblijf selen van Idumea en al de natiën, omdat mijn naam over hen aangeroe pen is, zegt de Heer, die dit volbrengt." En is het niet de trots van mijnen ouderdom, dat Judas, die als op ade- begrijp je, waarom 't niet kan zijn, Jimmy. Ik heb kapitein Summers lief en „Mij niet", voegde Jimmy er met een gedwongen lach bij om zijn verdriet te verzetten. „Het helpt niet over gedane zaken te schreien. Het ga je goed, Mab." „Dag, Jimmy", zei het meisje teeder, met vochtige oogen. „We zullen vrien den blijven als vroeger, is 't niet „Ja", antwoordde Jimmy heesch, „vrienden en niets meer." De avond was juist ingevallen met die plotselinge verandering van tempe ratuur, die eigen is aan het Noorden van Indië, en een scherpe wind koelde de lucht af, die den heelen dag druk kend en warm was geweest. Door een smal dal, dat zich tusschen de bergen slingerde, marcheerde een Engelsche kolonne. De mannen, die den heelen dag met open jas hadden geloopen en het van de hitte bijna niet hadden "kunnen uithouden, deden nu een wollen vest aan en menig soldaat dacht aan een bitter kouden nacht in den open lucht onder één deken en herinnerde zich met smart zijn gezellige woning in Engeland. Plotseling hield het hoofd der colonne halt, het transport naderde en ruiters brachten bevelen naar de achterhoede. De voorhoede, die uit een compagnie infanterie bestond, leunde op hun ge weren, en blies zich de vingers, terwijl de twee officieren op een rots gezeten, een schets ontwierpen van het district. „We zullen vannacht buitenposten moe ten uitzetten", zei Jimmy. Zijn metge zel, een man van vijf en dertig jaar en een flink voorkomen, beet zenuwach tig op zijn knevel. „Dat zal wel", ant woordde hij. „Het is een ellendig land voor buitenposten", en de hand die de kaart vast hield beefde eenigszins. Jimmy keek hem onderzoekend aan. Zou Summers, die algemeen voor een held gehouden werd, laf zijn „Wie is hier de bevelvoerder?" vroeg de brigade-majoor, terwijl hij aan kwam rijden." „Ik", antwoordde Summers op staande. „Dan moet uw compagnie een af zonderlijken post vormen op gindschen heuvel, gelastte de brigade-majoor. „U moet dien tot eiken prijs behouden, daar anders het dal, waarin wij kam peeren, onhoudbaar zal zijn. Houd u flink als u aangevallen wordt, want versterkingen kunnen niet worden ge zonden voor het aanbreken van den dag, zoo het dan al mogelijk is," daar mee wendde hij zijn paard om en liet Jimmy en zijn kapitein achter. „Een prettig vooruitzicht", zei de eerste en floot een deuntje maar Sum mers ging met een doodsbleek gezicht naar de compagnie om zijn bevelen te geven. Terwijl ze naar den heuvel liepen, waar ze den nacht zouden doorbren gen, vroeg Jimmy zich weer af of Sum mers wel was wat hij gemeend had. Het plaatsen van de schildwachten in den duisteren nacht was geen ge-^ makkelijk werk en het was bijna mid dernacht toen de heuvel in staat van verdediging was gebracht. „Een kouden nacht", zei Jimmy, terwijl hij zijn deken vaster om zich l^een trok. „Beestachtig", beaamde Summers. laarsvleugelen zijn volk uit diepe duis ternis omhoogvoerde, mijn leerling is geweest Het doet mij genoegen, dat de eerste gang, welken de Machabeër van den tempel uit doet, zijnen leer meester zal gelden immers de eer van den leeraar leeft voort in zijn scholier." „Met ware doodsverachting grifte uw leerling met het zwaard zijn naam in de tafelen der historie. Hij, die een geheel volk verloste, zal ook mij be schermen. Dankbaar neem ik uit zijne hand de vrijheid en een nieuw leven aan." „Uw ziel juicht, omdat zij van lang durige foltering bevrijd wordt, zeide Jethro ernstig. „Maar wanneer gij uwe hand uitsteekt naar hem, dén Macha beër, strek hem dan uit naar zijne hulp, doch niet naar zijn hart. Judas behoort aan het volk, aan welks hoofd hij staat. Vergeet niet, dat hij een Hebreër is en gij een Griekin Electra gaf geen antwoord. Over haar gelaat, hetwelk zoo even nog verlevendigd werd door verwachting en blijdschap, vloog een schaduw. Wat hoopte, wat wilde zij van Judas Was het alleen de redding van haar armzalig leven, hetwelk zonder hem zoo treurig, zoo geheel zonder vreugde zou zijn Zij kon op deze vraag geen antwoord gevendat er in haar ge moed dorst, een brandende, folterende dorst naar geluk heerschte, dat wist zij. Zijn volk Ginds van den tempelberg klonk het gejuich, daar boven verheugde hij „Had ik maareeh whiskey en soda", zuchtte Jimmy. „Ik wou, dat je den ernst van den toestand begreep, in plaats van te kletsen over drinken", zei Summers. „Lieve hemel, wat is dat?" vroeg hij, toen een licht geluid de stilte van den nacht verbrak. „Een stuk steen, dat van een rots valt, zei Jimmy. „O", antwoordde Summers met een zucht van verlichting, en hij liet zich weer achterover vallen. „Als ze komen", zei Jimmy, „zal het duidelijk genoeg zijn," en toen hij zag, dat zijn metgezel geen lust had om te spreken, nam hij een stuk be schuit en knabbelde daar welgemoed aan. „Werda?" klonk de heesche stem van een schildwacht, gevolgd door het afgaan van een geweer en een doordringende kreet. Het volgende oogenblik zag men aan alle zijde kleine glinsterende lichtjes en de lucht vol door het geraas van vliegende kogels. „Aan de wapens", riep Summers, op springend en in de richting van de mannen loopend, terwijl Jimmy zijn revolver voor den dag haalde. De eerste bestorming van den heuvel werd met een krachtig geweervuur ontvan gen, en daar de bestormers in hun witte kleeding ondanks de duisternis een goed mikpunt aanboden, beet een groot deel hunner spoedig in het zand. Ziende, dat er geen mogelijkheid was om den heuvel bij verrassing te nemen, trokken de aanvallers terug. „Ze zul len weer komen," zei Jimmy, die met het geweer van een gesneuvelde aan houdend stond te vuren. „We kunnen hen niet verdrijven," hijgde Summers. „Er zijn honderden. Onze eenige kans is al vechtende naar het kamp terug te gaan." „En uw bevelen zei Jimmy, doode- lijk verschrikt. „Ik ben niet van plan om me hier te laten doodslaan," riep Summers. „Zeg den mannen in goede orde terug te trekken, sergeant." „Ik geef een tegenbevel, sergeant," barste Jimmy uit„We moeten hier blijven tot het aanbreken van den dag." „Goed," zei de sergeant, niet wetend, aan wien hij zich te houden had. „Ik heb hier te bevelen," riep Sum mers, „en ik gelast een terugtocht." „En ik weiger terug te trekken," antwoordde Jimmy. „Ik blijf hier met zooveel menschen als ik kan over halen te blijven en houd de eer van het regiment op." Een oogenblik stond Summers met de paarlen zweet op het voorhoofd de man verkeerde klaarblijkelijk in doodelijken angst. „Ik zat rapport over je insubornatie uitbrengen" barstte hij uit, daarna ver dween hij in de duisternis. „Wat een lafaard," mompelde Jimmy, en hij gaf zijn bevelen voor de verdediging van den heuvel. Dien geheelen nacht duurde de strijd. Telkens vielen de vijanden de Engelschen aan om door het hevige geweervuur terug gedreven te worden en bij het aanbreken van den dag merkte Jimmy met droefheid in het hart op, dat de helft zijner mannen nog maar was overgebleven. zich met degenen, die hij had gered en waarvan nu reeds een gedeelte ver raderlijk tegen hem samenspande Zij schaamde zich voor het denkbeeld, ooit tot zulk een volk gerekend te worden. Wel hadden de Grieken een Ephialtes, één enkelen verrader ge had maar de Hebreërs hadden er wel honderd Onrustig liep zij door de kamer heen en weer, nadat Jethro die had verlaten. Hoe bitter moest hem de tijding der samenzwering treffen in een ure, die hij ongetwijfeld tot de schoonste zijns levens had geteld Wel zou zij moeten spreken, om hem ter juister tijd te waarschuwen voor verraad en valsch- heid maar zij zou zulks op omzich tige wijze doen, naar zachten vrouwen- aard. De grijsaard bracht haar vruchten en wijn. „Zijt ge zoo onrustig wegens de woorden, die ik verplicht was tot u te richten vroeg hij zonder deel neming. „Indien ook gij uit de huize Israël afstamdet, dan zou ik geen betere echtgenoote voor hem weten doch nu gij weel, dat ik een priester ben." „Ik dank u, Jethro. Gij meent het goed met mij en hebt mij als een vader verzorgd. Wachten wij af, wat het noodlot beschikt." „Jehova bestiert het lot der men schen wat Hij doet is welgedaan. On derwerp u aan Zijne raadsbesluiten, zonder tegenstribbeling." Weer deed de vijand een aanval „Houdt vol," moedigde Jimmy aan „De versterking komt aan." En de soldaten gebruikten de ba- jonnetten met zoo goed gevolg, dat de vijand aftrok met achterlating van vele dooden. Een bruine kwam ech ter nog terug maar Jimmy versperde hem den weg. De man sprong voor uit en een mes daalde op Jimmy's schouder neer. Het volgende oogen blik lag de aanvaller ter aarde. „Een leelijke snee," zei de sergeant, terwijl hij Jimmy verbond, „maar wij hebben het gewonnen. Daar komen de ont zettingstroepen." Een oogenblik later zag Jimmy door een mist zijn comandant. „Waar is kapitein Summers vroeg deze. „Heeft u hier het bevel Een oogenblik wilde Jimmy de waar heid zeggen toen dacht hij aan Mabel en wat het voor haar zou zijn. „Misschien is hij gewond," zei hij, en hij keek veelbeteekenend naar den sergeant, die zijn verhaal wilde doen. „O, daar is hij", zei de kolonel, toen kapitein Summers bleek en zenuw achtig aan kwam loopen. „Ik moet u gelukwenschen met het schitterend gevecht, kapitein Summers. Over uw gedrag zal rapport worden uitgebracht". - „Ik moet.... stamelde de ander ge heel van streek naar Jimmy kijkend, in afwachting dat die de waarheid zou zeggen. Maar de viel fiauw in de armen van den sergeant. ,Dus ben je werkelijk blij, dat ik terug ben?" vroeg Jimmy, achter over leunend in de kussens en Mabel bewonderend aankijkend. „Natuurlijk ben ik blij", antwoord de ze glimlachend. „Ik moet die akelige wond dankbaar zijn voor je gezelschap. Je hebt mij nog nooit iets verteld over dat vreeselijk gevecht. Je hebt je natuurlijk heel dapper gedragen en kapitein Summers heeft een ridderorde. Die heeft hij ook wel verdiend, geloof ik." „Zeker", zei Jimmy, terwijl zich een pijnlijke trek op zijn gezicht vertoon de bij de gedachte dat dit mooie meis je nooit de zijne zou wezen. „Ik was maar ondergeschikte, hij had het bevel en was natuurlijk verantwoordelijk voor alles." „En was hij even kranig, als ik meen de vroeg Mabel. „Ja," antwoordde Jimmy vroolijk, ofschoon hij door jalousie werd ver teerd. „Kom wat dichter bij me ik moet je wat influisteren," zei Mabel met een vriendelijken lach en toen Jimmy het hoofd naar haar overboog, fluisterde ze „Leugenaar" „O, je hoeft dat niet te ontkennen, voegde ze er lachend bij. „Je ver geet, dat de sergeant de zoon is van onzen tuinman, en dat hij met ver lof wegens ziekte thuis isik weet er dus alles» van en ik heb je er lief om." „Meen je dat," barstte Jimmy harts tochtelijk uit. „Natuurlijk, meen ik dat," zei het meisje beslist. „Ik geloof, dat ik je altijd heb lief gehad, maar ik leed aan een aanval van heldenvereering, en nu die held van zijn voetstuk is ge vallen, zet ik er een ander op en die held ben jij Jimmy jij bent de echte." „Ik onderwerp mij aan de wet, die God in mijn hart geschreven heeft," zeide de Griekin. „De uren schijnen geen einde te willen nemenzuchtte zij dan ongeduldig. „De offeranden en de offermaaltijden houder, de feestvierenden nog lang op." „Zou u mij willen toestaan, eens op het dak van uw huis een luchtje te scheppen en uit te kijken. Mijn hoofd gloeit, het is drukkend warm. Uw ge- loofsgenooten zijn nu allen in den tempel en zullen mij niet zien." „Volg mij dan maar kom niet tot aan de borstwering," zeide Jethro, ter wijl hij haar vóórging. Met diepe teugen de frissche lucht inademend, liet Electra hare blikken weiden over de thans vreedzaam daar liggende stad, welke zooveel bloed had gedronken. Op den muur trekke bekten de duiven al kirrend. Een zacht windje bracht lieflijke geuren van den tempel hierheen als van wierookwal men. Electra keek langen tijd naar de woeste plek, waar eenmaal het paleis van Heliodorus had gestaan en zuchtte toen wierp zij nog een smachtenden blik^naar den tempel en zeide„Wij zullen weer in huis gaan het is beter zóó." Eerst Iaat in den namiddag kwamen de feestvierenden uit den tempel. Elec tra hoorde de opgewekte stemmen en sidderde inwendignu moest ook Judas komen. Maar Judas kwam niet. Wordl vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 8