DE BAZUIN DES GERECHTS.
Burgerlijke stand.
Rechtszaken.
Mengelwerk.
Toen was België en Holland verbon
den langs de groote lijn Antwerpen,
Breda, Dordt, Rotterdam het veer
over den Moerdijk, aan welks geschie
denis de droeve dood van Friesland's
stadhouder, Johan Willem Friso, een
sombere kleur geeft, was de schakel,
die het zuiderland verbond met de
noordelijke provinciën.
Maar daar werd 's Aardrijks vaste
korst in ijz'ren band geklemd, waarop
de spoortrein gonst.
Zie langs zijn tweelingslijn dien feilen
Salamander
Vuur sist het uit zijn buik, die rammelt
over de aard.
Hij voert bevolkingen en legers in zijn
staart,
metalen tenten, die met bliksemende
wielen
wat stand houdt, waar hij schreeuwt,
verplett'ren en vernielen.
Hij rent, hij vliegt, hij rukt, verwaten
en verwoed,
afgronden in 't gezicht, en bergen
tegemoet,
die wijken, of, doorboord, een open
heirbaan laten.
De steden naad'ren tot elkanderVol
ken, Staten
doorkruisen, mengen zich
Nu was het veer niet meer noodig,
zoo meende mennu zou men niet
anders gaan dan per spoor, de groote
brug overspande het woelige water
veilig bereikte men den overkant,
veiliger dan ooit tevoren.
Maar de tijden veranderen, en wij
met henhet rijwiel deed zijn intrede,
en de kleine, vlugge fiets wist zich
spoedig een plaats te verwerven in
het moderne verkeer, door haar ge
makkelijke hanteering, haar goedkoo-
pen prijs, haar ras verworven popula
riteit.
De oude weg was echter onderbro
ken het moderne verkeer mist er den
noodzakelijken schakel.
En wederom verscheen er een nieuw
verkeersmiddel, de auto, en later de
motorfiets. Te willemsdorp en Moerdijk
werd hun „een halt geboden".
Tot hoelang nog
Dank zij de ijverige pogingen van
de Vereeniging voor Vreemdelingen
verkeer, in samenwerking met onzen
Bond, zal met den grooten voetbal
wedstrijd, waarin België en Nederland
zich zullen meten gedurende een drie
tal dagen een nieuwe veerdienst als
proef worden ingesteldslaagt de
proef, dan zal de ontbrekende schakel
weer voorgoed gesmeed en de groote,
oude verkeersweg in eere hersteld
worden.
Hulde mogen wij daarbij brengen
aan de mannen, die zoo krachtig dit
plan hebben aangepakt en ten uitvoer
gebiacht; hulde ook aan den Minister
van Waterstaat, die zijn vertrouwen
aan deze belangrijke zaak schonk
hulde aan de gemeente Dordrecht,
die een harer groote veerbooten ter
beschikking stelde voor deze proef.
Moge zij slagen!
Kampioen.
o
Goed doorgrond. Izak en
Jacob die naast elkaar wonen en
beide een winkel van gemaakte
kleeren bezitten, zijn ten gevolge
van vinnige concurrentie aartsvijan-
het slagveld op en nu eerst, na een
verkwikkenden slaap, brak het luide
overwinningsgejubel zich met ver
dubbelde geestdrift- baan. Met het
gelaat naar Jerusalem gekeerd, gelijk
eens hunne voorvaderen, toen zij aan
de wateren van Babyion zater. te
treuren, stierden de overwinnaars hun
nen dank hemelwaarts. Maar de alle-
daagsche taal was te arm, om de over
maat van gevoel te omvatten, tot dat
Eleazer, de broeder van den Macha-
beër, den triumfpsalm aanhief
„Dankt den Heer, want Hij is goed
En Zijne barmhartigheid duurt
eeuwig
Nu eindelijk was de juiste uitdruk
king voor de heilige stemming ge
vonden, en met schitterende oogen
juichten de bevrijders des volks, die
gisteren nog meenden, een wissen
dood te gemoet te gaan
„Die de Egyptenaren sloeg in hunne
eerstgeborenen
En Israël uit hun midden leidde
Met sterke hand en uitgestrekten
arm 1"
Met heldere stemmen zongen dit de
jeugdige voorzangers en het volk ant
woordde opgewekt
„Want Zijne barmhartigheid duurt
eeuwig
De jongelingen zongen verder
den geworden, zoo, dat de een den
ander op straal beschimpt, ja zelfs
vervloekt. Op grooten verzoendag
nu gebeurde het dat zij tegelijkertijd
den tempel der Synagoge betraden.
Zij zien elkander verbluft aan en
gevoelen dat zij zich moeten ver
zoenen, alvorens den tempel in te
gaan. Izak breekt het zwijgen.
„Jacob, vandaag is het verzoendag".
Jacob „Ik weet het, daar neem
mijn hand". Izak (Jacob de hand
drukkende)„Ja, laten we ons
verzoenen, ik wensch je alles toe,
wat jij me toewenscht". Jacob
(driftig) „Begin je weer?"
o
Voor een der Londensche politie
rechtbanken zijn twee mannen tot een
boete van een paar gulden veroordeeld,
omdat zij een dame, die een broekrok
droeg, hadden beleedigd en een op
loopje hadden uitgelokt. De rechter
betreurde het ten zeerste, dat niemand
zich bij het oploopje geroepen had
gevoeld, om de beide mannen eens
flink om de ooren te slaan, een mid
del dat hem blijkbaar beter toeleek,
dan de geringe boete. Intusschen meldt
hetzelfde blad waarin we die veroor
deeling lezen, dat ook te Huil een
draagster van het nieuwe kleedingstuk
door een reusachtige menigte is ach
tervolgd en lastig gevallen. Hier was
een groote politiemacht noodig om
de orde te herstellen. Trouwens haast
overal geeft de nieuwe mode tot rel
letjes en straatoploopen aanleiding.
Zoodat hetgeen te Amsterdam ge
beurde, we nu eens niet op rekening der
Hollandsche tuchteloosheid behoeven
te schrijven.
o
Een werkdadig middel.
Moeder't Is goed, beste jongen, dat
je juist met vacantie thuis komt. Je
vader heeft kou gevat en moet zwee-
ten maar het middel dat de dokter
heeft voorgeschreven helpt niet. Hij
komt maar niet tot ontspanning. Mis
schien weet jij wel een beter middel.
Zoon (student in de medicijnen):
„Daar zal ik hem wel gauw aan hel
pen, 'k heb hier een pak onbetaalde
rekeningen, en als hij die ziet, breekt
het angstzweet hem van zelf uit.
o
Tweemaal betalen. „Hola,
hei-daarriep een kastelein en
snelde van achter het buffet de straat
op, een raan achterna, hola, je hebt
je bier nog niet betaald
„Heb je 't zelf betaald?" riep
de ander, zijn vlucht voortzettend,
terug.
„Natuurlijk
„Wél, dan is het ook niet noodig,
dat we 't allebei doen
o
Baas boven baas. jongen
„Mijn prentenboek is mooier dan
dat van jou".
MeisjeJa, maar mijn pa heeft
een mooie uniform, en die heeft jou
pa niet".
„Die de Roode Zee in stukken sneed
En Pharao en diens leger in hare
golven deed omkomen,
Die groote koningen versloeg,
Die onzer in onze vernedering ge
dachtig was
En ons verloste van onze verdruk
kers
Toen werden de zangers door den
weergalm van het heerlijke triomflied,
hetwelk eenmaal Mozes met zijn volk
aan de oevers der Roode Zee aan
hief in geestdrift ontstoken, en met
den kreet
„Dankt den Heer des Hemels,
Want Zijne barmhartigheid duurt
eeuwig
wierpen de overwinnaars zich in el
kanders armen en weenden vreugde
tranen.
VOLKSBEVRIJDER.
II
Voor de geloovige Hebreërs was het
aan geen twijfel onderhevig, dat Je
hova zelve voor hen streed. Judas,
de uitgestootene, de Volksverachter,
was Volksbevrijder geworden, het
zwaard van rechtvaardigheid in de
hand des Allerhoogsten.
Heimelijk dacht de Machabeër er
dikwijls aan, of nu niet weldra de
tijd zou aangekomen zijn, waarin hij
de wet van Nehemias mocht verande-
jongen j,En mijn pa kan zijn
haar van het hoofd nemen, dat kan
jou pa niet
—o
Een volmaakte vrouw.
Wel amice, ik heb je nog niet ge
zien na je huwelijk. Ik feliciteer je
nogmaals te meer, daar ik gehoord
heb. dat je zoo'n uitstekende, zoo'n
volmaakte vrouw getroffen hebt.
Ja, ze is bijna volmaakt thuis
in de litteratuur, in de muziek, in de
schilderkunst, thuis in de wetenschap
kortom in alles, behalve
Nu
Behalve te huis.
o
Hulst Geboorten. 3 Maart. Frede-
ricus Michaël Theodorus, z. van Jo
hannes F. Freijser en van Maria J
Verhoeven. Anthonie Absalon Francois,
z. van Pieter J. Kruijsse en van Hen-
drika van Tatenhove. 4 Maart. Joseph
Paulina Anna, z. van Eduardus F.
Picavet en van Emma J.J. van Giesen.
Maria Johanna Francisca, d. van Au
gustus A. Lauwerijs en van Josephina
C. de Witte. 7 Maart. Wilhelmina Sop
hia Angelina Maria Anna, d. van Dc^
minicus C. J. van Rompu en van
Henriette A. M. van Dijk. 13 Maart.
Franciscus, z. van Jacobus van Vooren
en van Maria C. van Damme. 14 Maart.
Cornelia Stephanie, d. van Gustaaf L.
Wauters en van Mathilda P. S. van
der Heijden. 15 Maart. Frans August
Joseph Maria, z. van Franciscus J. L.
M. van Waesberghe en van Julia J.
M. Ceulemans.
Overlijden. 2 Maart. Maria Judoca
Burm, oud 75 j., wed. van Christiaan
J. Boone. 5 Maart. Benedictus de
Poorter, (van Boschkapelle) oud 64 j
z. v. Johannes Francies en van Chistina
P. Kint (beiden overleden). 9 Maart.
Judoca Fassaert, oud 84 j., wed. van
Pieter J. Everaard. 11 Maart. Richard
Jacobus Johannes Heijens, oud 2 m.,
z. van Johannes F. C. en van Mathilda
F. de Silva. 13 Maart. Cordula Maria
de Bruijn, oud 1 j., d. van Ludovicus
C. W. en van Maria F. Strobbe.
Door de Rechtbank te Middelburg zijn
24 Maart veroordeeld wegens
DiefstalA. A. D., 15 j., zonder be
roep, Neuzen, tot f5b. s. 10 d. tucht
school, de eisch was f 7 b. s. 14 d.
tuchtschool en P. J. D., 25 j., boot
werker, Neuzen, tot f5 b. s. 5 d. h.,
terwijl de eisch de helft meer was.
Mishandeling: L. K. K.,41j., werk
man, Westdorpe, tot f3 b. s. 3 d.
h., eisch f 20 b. s. 20 d. h.; F. B., 28
j., arb. Clinge, tot f 15 s. 15 d- h., eisch
f 25 b. s. 25 d. h.C. I. 30 j., voer
man, St. Jansteen, conform de vorde
ring tot f 7 b. s. 7 d. h., en M. L.
D., 59 j., hvr. van P. B., zonder be
roep, Eede tot t 10 b. s. 10 d-h., eisch
was f 15 b. s. 15 d. h.
Eenvoudige beleediging J. B., 60 j.,
winkelier Hontennisse, conform den
eisch tot f 7 b. s. 7 d. h.
ren, gelijk hij de Sabbathswet had ge
wijzigd. De droom zijns levens na
derde zijne vervullingals held, als
gevierd bevrijder van zijn natie zoude
hij binnenkort voor Electra verschijnen,
om uit hare hand den schoonsten prijs
der overwinning, het geluk zijns levens
aan te nemen.
Maar reeds was de slang in het
paradijs zijner hoop gekropen. Openlijk
en zonder er een geheim van te maken,
had hij tot nu toe de boden der
Griekin ontvangen, van de belangrijke
wenken met goed gevolg op zijne
strooptochten partij getrokken, en de
brieven van Electra als een kostbaar
goed op zijne borst verborgen.
Toen was er tusschen de stille, be
krompen Esseeërs, die het gros zijns
legers uitmaakten, iets gevaren, dat
veel had van ijverzucht en nijd, en
Joram, een hunner aanzienlijkste man
nen, wist van die stemming partij te
trekken. Het was hem bekend, dat
velen zijner broederen het slechts met
schele oogen aanzagen, dat hun aan
voerder Noman, een heiden, als zijn
vriend voortrok, dat zij achterdochtig
werden, wanneer vreemde boden brie
ven van de Griekin brachten. Joram
was zich zijn eigen voorname afkomst
indachtig, hij benijdde Judas de rol
van leider, hij smeedde plannen. Wel
waagde hij het nog niet, bij den steeds
klimmenden roem van den Machabeër,
openlijk tegen hem op te treden, doch i
hij had reeds een kleinen kring van
vrienden voor zich weten te winnen,
In zake C. v. E., 47 j., werkman te
Middelburg, waaromtrent ter zake van
dronkenschap een nader onderzoek
was bevolen en wiens zaak 18 dezer
is behandeld, is de oorspronkelijke
dagvaarding nietig verklaard, met ver
nietiging van het vonnis van den kan
tonrechter te Middelburg.
Vrijgesproken zijn C. A., 35 j., hvr.
van P. J. de B., zonder beroep te
Graauw, beklaagd van beleediging am-
tenaar, voor wien ook vrijspraak ge
vraagd was, en A. M., 25 j., land
bouwersknecht, Schoondijke, beklaagd
van poging tot strooperij, waarvoor
de eisch was f 10 b. s. 10 d. h.
o
Juist daar, waar de weg, die naar
het naburige dorp X. lejdt, zich in
tweën verdeelt, werd op een vroegen
morgen in de maand Mei een ver
schrikkelijke misdaad gepleegd. Een
man was met zijne knieën op een
ander gezeten, die levenloos op den
grond lag. Zware wolken dreven op
dat oogenblik in de lucht samen de
nachtegaal hield met zijn kweelend
gezang op, toen de knielenden den
man uitplunderde en alles wat hij bij
hem vond, dadelijk in zijnen zak stak.
Toen dit verricht was, nam hij den
verslagene op zijn schouders en wilde
hem in den stroom werpen, die zich
daar in de nabijheid bevond. Plotse
ling bleef hij hijgend onderden dooden
last staan. De maan was opgekomen
en wierp haar zacht licht door de
takken der boomen, en het was alsof
de stralen een hartverscheurend lied
overdroegen
Dicht in de nabijheid blies een post
hoorn de wijs van het lied „Denkt
gij daaraan 1" Het werd den moordenaar
te moede alsof het lijk, dat op zijne
schouders rustte, weer levend werd
en hem trachtte te worgen. Snel wierp
hij den last van zich af en verliet
haastig deze verschrikkelijke plaats.
Toen hij eindelijk aan den stroom
kwam, bleef hij staan en luisterde
alles was doodstilde golven rolden
zoo ontstuimig over elkander, als wil
den zij zich van den moordenaar ver
wijderen. Deze had nu spijt, dat hij
de sporen van zijne misdaad niet ver
nietigd had. Hij wilde teruggaan en
liep heen en weer, berg op en af;
het zweet droop hem van het voor
hoofd, een koude rilling liep door al
zijn leden. Nu en dan vloog een en
kele nachtvogel op, wanneer hij door
het dichte struikgewas doordrong
doch nergens vond hij zijn slachtoffer.
Door al dat zoeken was hij aanmer
kelijk afgedwaald, zoodat hij, toen hij
eens rondzag om zich te vergewissen
in welke streek hij zich bevond, be
merkte dat hij het spoor geheel bijster
was. Alles schemerde voor zijne oogen,
en het was alsof de boomen op en
neer gingen en hem den weg versper
den.
De morgen brak eindelijk aan de
vogels verhieven zich in de lucht en
zongen hunne liederen uit het dal
en van de bergen hoorde men het
liet nu en dan al eens een woord val
len, dat Judas trotsch en hoogmoedig
van aard geworden was, dat hij aan
heidenen de voorkeur gaf en de Es-
sseërs behandelde als zijn onderge
schikten. En terwijl Judas zich met
de stoutste hoop vleide, wachtte Joram
met zijnen aanhang slechts op eene
gunstige gelegenheid, om hem te ver
dringen.
Middelerwijl had de zoo schandelijk
verslagen veldheer Niconar van Lysias,
den plaatsbekleeder des konings, die
nog in Perzië vertoefde, de onzettende
tijding van de verschrikkelijke neder
laag der Syriërs gebracht.
.Met zestig duizend nian voetvolk
en vijf duizend ruiters trok Lysiasi ten
einde zijne krijgslieden niet door den
aanblik der slagvelden moedeloos te
maken, oostwaarts van den Jordaan
naar Idumea. Aan het zuiderpunt van
het Zoutmeer noordwestelijk omslaand,
rukte hij het joodsche hoogland bin
nen, welks zuidelijk gedeelte tot aan
Hebron zich destijds in handen der
Idumeërs bevond. Twee uren ten
noorden van Hebron, in de omstreken
van Bethzur, werd hij echter door
Judas, wiens strijdmacht tot tien duizend
man was geklommen, overvallen en
ondanks zijn zevenvoudige overmacht
geheel en al verslagen.
„Zingt, wat Judith zong, toen het
hoofd van Holofernes bloedde onder
haar zwaard riepen de aanvoerders
het zegevierend leger toe, en met
rechtmatige fierheid naar Judas op-
geklap der zweepen. De moordenaar
maakte zich uit de voeten. Het lijk
werd gevonden en naar het dorp ge
bracht, tot welks rechtsgebied de plek,
waar het gevonden was, behoorde.
Aan de rechterslapen droeg het ont
zielde lichaam sporen van verwonding,
die met een scherpen steen moest zijn
toegebracht.
Geen reisboekje, geen papieren, geen
enkel kenteeken was te vinden waar
uit men de woonplaats van den ont
zielde kon opmaken.
Op het kerkhof, dat naast de kerk
op een heuvel ligt, zou men den an
deren dag den dooden vreemdeling
begraven.
Een talrijke menigte volgde den
stoet. Zij was uit alle naburige dorpen
samengekomenieder wilde zijne on
schuld, zijn trouw, en zijn deelneming
betuigen.
Stil, zonder luide klachten, zelfs met
diepe smart in het hart, steeg de stoet
den berg op. De eerw. pastoor hield
een hartroerende toespraak. Eerst sprak
hij den doode toe en zeide
„Op den weg zijt gij gevallen. Wie
weet naar wien gij reikhalsdet, welke
harten u kloppende verwachtten. Moge
hij, die alles kent en ook alle leed
geneest, rust en vrede in de zielen der
uwen zenden. Onbekend zijt gij door
eene onbekende hand gevallen. Nie
mand weet van waar gij kwaamt, noch
waar gij heengingtslechts Hij, die
uw begin en einde kent, weet alles
en is ook van alles getuige geweest.
Gij staat thans voor Hem, die over
alle volkeren regeert en alle talen ver
staat."
„Steek met mij uwe hand op," sprak
thans de pastoor tot de verzamelde
menigte, en allen hieven de handen
op;" toen sprak hij weder„Wij heffen
tot U onze handen op, o alwetende
God Zij zijn zuiver van bloedschuld.
Hier bij het volle daglicht bekennen
wijwij zijn onschuldig aan deze daad.
De gerechtigheid zal echter niet uit
blijven. Waar gij ook uw verblijf houdt,
gij, die uwen broeder in het woud
vermoordethet zwaard zweeft onzicht
baar over uw hoofd, maar eens zal
het vallen en u verpletteren. Keer
terug, eer het te laat is. Stapel geen
misdaad op misdaad, want eens zal
de bazuin des gerechts in uwe ooren
weergalmen."
Daar hoorde men plotseling op de
straat den posthoorn klinken. Men
blies het lied „Denkt gij daaraan
Allen zwegen en hielden den adem in.
Uit het midden der menigte wierp
een jongmensch zich op de knieën en
riep „Ik ben hetNadat men hem
opgeheven had bekende hij berouwvol
zijne daad. Hij had in de stad het geld
van den heer, bij wien hij diende,
verspeeld en had toen den vreemde
ling neergeworpen en vermoord. Ook
verhaalde hij, hoe het lied van den
posthoorn hem verontrust had, en hoe
dezelfde toonen hem de bekentenis
afpersten.
Rustig, zonder klachten, slechts met
innige droefheid, had zich de menigte
bergopwaarts begeven met sidderend
hart, tranen in de oogen, luid het on
heil beklagende, keerden velen terug.
Twee menschen waren voor altijd
uit de maatschappij gebannen.
o
ziende, zongen zij, zijne grootheid als
veldheer hulde brengend:
„Een heirleger werd hij te midden
van zijn volk
Ontrukt heeft hij mij aan de hand
mijner vervolgers."
Joram werd vaal van nijd doch het
volk zong verder
„De vijand kwam aanrukken uit het
gebergte
Van het Noorden met myriaden zijner
macht.
Hare menigte damde de stroomen af,
En hare ruiterij bedekte de hoogten."
Judas gaf een wenk, dat hij zelve
wilde vóórzingen en al het volk luister
de ontroerd, toen hij begon
„Hij was voornemens mijne grenzen
te verbranden,
En mijne jongelingen om te brengen
door het zwaard
En de zuigelingen tegen den grond
te slingeren,
Onze knapen te verkoopen als slaven,
Onze maagden buit te maken."
Toen viel het volk zelf met kracht
in
„Maar de zonen der jonge vrouwen
doorstaken hen,
Als kinderen van overloopers werden
zij verslagen,
Zij kwamen om in den strijd mijns
Heeren."
Wordl vervolgt.