Koopt en laat werken b\j hen die adverteeren in DE VOLKSWIL,
Van alles wat.
gebruiken voor 't bouwen van scholen
en 't verbeteren der gezondheidstoe
standen.
't Verbod is voor Kansas een suc
ces geweest, omdat die Staat be
ambten heeft gekozen, die de wet
handhaven.
Op een voordeeltje uit!
—o
Het volgende ondervond dezer dagen
een welgesteld landbouwer, die voor
zijn zoon aankocht een hofstede met
land, doch voorioopig geen voldoend
kapitaal had om alles direct te be
talen.
Hij verzocht iemand f 15.000 ter
leen onder hypothecair verband. Deze
wilde de som verstrekken tegen een
rente van 4 pCt.
De landbouwer vond deze rente te
hoog, en in overleg met een buurman
(die het wel voor 3 pCt. of 3^2 pCt.
wist te krijgen) werd een advertentie
geplaatst, en 1 15.000 gevraagd als
hypotheek tegen 3x/a pCt.
Na een paar dagen wordt een schrij
ven ontvangen van een heer uit Den
Haag, met verzoek om nadere inlich
tingen na gevoerde correspondentie,
verzocht men de boerderij en het land
te zien. De landbouwer haalde den
Haagschen heer met zijn tentwagen
van den trein en reed hem naar de
hofstede, welke werd bezichtigd, en
nogal naar genoegen scheen te zijn be
vonden, want kort daarop kwam uit
Den Haag bericht, dat mijnheer f25.000
disponipel had en deze som liever in
zijn geheel als hypotheek op de hof
stede zou plaatsen. De landbouwer
vond dit goed en voor de tweede
maal werd mijnheer met den tent
wagen afgehaald om nogmaals alles
goed te bespreken, en men kwam
overeen, dat op de hofstede gevestigd
zou worden een hypotheek van f 25.000
tegen 3l/2 pCt. Voor gemaakte reis
kosten, enz. betaalde de landbouwer
f 25, en de zaak zou met eenige dagen
zijn beslag krijgen.
De landbouwer gaf nu kennis van
een en ander aan zijn notaris met
verzoek de acte gereed te maken.
Deze vond de zaak eenigszins ver
dacht en ging naar Den Haag op
onderzoek. Het opgegeven adres zoe
kende, bleek het, dat „mijnheer" een
kamertje bewoonde bij een barbier,
in een omgeving waar het er nu juist
niet uitzag of de duizenden er voor
het oprapen waren. De notaris 'had
geen lust er binnen te gaan, uit vrees
voor een minder aangename ontvangst.
Hij informeerde evenwel onmiddelijk
bij de politie, waaruit bleek, dat men
met zeer gevaarlijke lieden te doen
had.
Onze landbouwer is er gelukkig
afgekomen met f25 reiskosten, gratis
rijtoeren, en goed onthaal aan den
„rijken Haagschen mijnheer".
Een ieder zij gewaarschuwd, schrijft
de „Ned.", waaraan we het boven
staande ontleenen, bij voorkomende
gevallen allereerst goede informatiën te
nemen.
We plaatsen dit bovenstaande onder
het redactioneel gedeelte, omdat we er
een woord willen bijvoegen en wel
dit
In enkele bladen in ons gewest ko
men nu en dan advertentiën voor, dat
voor hypotheken op hofsteden beschik
baar is een half millioen gulden, dat
een Spaarbank zooveel geld op hypo
theek wil plaatsen, maar de namen van
den geldschieter staan niet bij de
advertentie.
Onze gedachte is, dat hier niet an
ders is dan zwendel, met voor
doel, öf om te doen zooals in boven
staand geval, 6f om te weten welke
menschen voornemens zijn het een of
ander te koopen.
Wie werkelijk dergelijke kapitalen
op hypotheek te plaatsen heeft schrijft
dit aan de notarissen, en deze houden
er mede rekening als er bij hen geld
gevraagd wordt. Of wel, hij noemt
bij de advertentie zijn naam.
Wie het beter weet mag het zeggen.
Het Vrije Woord voor
Abonnés.
o
Othene, 14 Maart '11.
Mijnheer de Redacteur.
Verleen mij voor onderstaande rege
len een plaatsje in Uw veel gelezen
blad, bij voorbaat mijn dank.
Wat hield de heer Pastoors toch een
sjieke rede over het Neo Malthusianis
me in contact met bet sociale vraag
stuk.
Als men den heer Pastoors zoo hoort
spreken heeft hij studie gemaakt van
het arbeidersleven, maar dan is zijn
studie toch een verkeerde geweest.
Niet dat ik het Neo Malthusianisme
toejuich, neen ik wil het helpen be
strijden maar niet om zulke reden als
de heer Pastoors voorstelt.
Hoe durft hij beweren dat de ouders
uit een groot gezin vaak niet armlastig
zijn daar wij hier dagelijks de feiten
voor oogen hebben
Als de heer P. denkt dat men aan
twee kinders die 16 a 17 jaar zijn
zooveel over heeft om met de andere
6 of 8 een gezeten werkmanssrand te
hebben slaat hij de plank ver mis.
Wanneer nu die kinders uit dat
groote gezin weer elk een groot gezin
hebben en zij gaan dan hun ouders
ook nog fatsoenlijk onderhouden zal
het bij hen wel dubbele lawaaisaus
en dubbele dunne spoeling wezen dunkt
U ook niet mhr. de Redacteur?
Als de heer P. denkt dat de perso
nen die meest voor de rechten van
den arbeider opkomen met het Neo
Malthusianisme den arbeiderstand in
den grond boren denkt hij verkeerd
want dan zou leder arbeider er gebruik
van moeten maken en dat is toch nog
verre.
Het is een genot zegt de heer P.
verder dat men zijn kinders zoo ar
moedig mogelijk kan opvoeden omdat
ze dan later weinig noodig hebben.
Welnu laat dan de heeren grootgeld
bezitters hun kinders ook zoo genotvol
opvoeden dan hoeven ze later niet te
zien dat er zoo veel van die in weelde
en overdaad opgevoedde schatjes
bankroet gaan, maar dat doen ze liever
niet ook de heer P. niet.
Dan komt dit er nog bij dat als men
een dienstplichtig nummer trekt men
er mede getroost is tot zijn 35ste jaar
waar de heer P. ook een voorstander
van is volgens zijn redevoeringen in
de Tweede Kamer, hij die weet waar
het weekloon zoo hard noodig is. Dat
de werkmankiezers in 1913goed uit hun
oogen zien en den heer P. met groot
verlof naar huis sturen en een kame
raad nemen van die personen die
meest voor de rechten van den arbei
der opkomen wat heel voorzichtig zou
wezen daar de werkman aan den heer
P. zijn variëteiten niets heeft want die
huilt met de honden waar hij mee in
't bosch is.
Dat het bij algemeen toegepast wor
den van dat stelsel er slecht voor een
klein gezin uit zou zien is wel een
bewijs dat die het nu beter hebben
dan een groot gezin wat de heer P. niet
genotvol vind.
Hoe bij het algemeen worden van
dat stelsel de werkgever over den
werkman moet heerschen als overliet
vee kan ik niet begrijpen daar de heer
P. zelf erkent dat vraag en aanbod
het loon van den werkman, dat gere
geld werkt zooveel bedraagt als hij
hoog noodig heeft wat zooveel wil
zeggen als dat men nu mist wat men
minder maar toch ook noodig heeft of
liever dat men nu gebrek lijdt.
Wanneer dus vraag en aanbod het
loon regelen zal het dus bij een klein
getal arbeiders veel beter gesteld zijn
als bij een groot aantal wat men tegen
woordig goed op kan merken daar
aanbod de vraag ver overtreft wat zeer
in het nadeel is van den werkman.
Wij zien dat het best in ons naburig
district waar alleen groote gezinnen
worden gevraagd en waar de loonen
beter zijn dan in ons district omdat
dc werkgevers denken dat er uit een
groot gezin meer werkkracht te halen
is dan uit een klein wat nog al duide
lijk is.
Laat dus de heer P. juichen met de
voorstellen van deze regeering maar
laat ons denken wie het laatst lacht
lacht het best.
U dankend voor Je verleende plaats
ruimte teeken ik mij
Uw abonné te Othene.
De inzender vergist zich in den heer
Passtoors, de afgevaardigde van Be
verwijk. Deze is zelf voortgekomen uit
de kleine burgerij, heeft medegemaakt
en maakt nog mede het werkmansleven
in de beide Hollandsche provinciën, is
tegenwoordig burgemeester van Ginne-
ken, waar hij onder zijn medeburgers
zeer populair is.
De heer P. heeft niet gezegd, dat
het een genot is, als men zijne kinders
zoo armoedig mogelijk opvoedt.
We moeten de zaken nemen zooals
ze zijn. En ook onze ondervinding is
deze: dat over het algemeen
de kinderen uit groote gezinnen het
verder brengen in de maatschappij dan
die uit kleine gezinnen. En daarmede
vervalt de algemeene stelling van
mr. Treub waartegen de heer Passtoors
op kwam. En dit hoewel het waar is,
wat de heer P. opmerkte, dat de
ouders wel moeilijke dagen hebben in
den tijd van het opgroeien der kinde
ren. En vraag eens aan ouders met
veel kinderen, welke was, ondanks
hunne zorgen, de gelukkigste tijd van
bun huwelijk: die waarin zij alle
kinderen om zich heen hadden omdat
zij nog klein waren, en die waarin de
kinderen groot waren geworden Wij
wedden, dat de meeste ouders zullen
antwoordenin dien tijd van onze
grootste zorgen. Hierop doelt ook de
heer P. als wij hem ten minste goed
hebben begrepen.
Red. Volkswil.
o
Een abonné van de Volkswil, die
beweert de inzender te zijn in het
Algemeen Weekblad voor het Handels-,
Crediet- en Verzekeringswezen, ver
zoekt ons het onderstaande stukje van
hem in dat blad van 4 Maart over te
nemen, en tevens met de vraag, hoe
wij er over denken.
Wij geven eerst het zijne, luidende
Levensverzekering en Bischoppelijke
Goedkeuring.
„Nihil novi sub sole" heeft eens
de Wijze Man gezegd. Tot op heden
is diens spreekwoord nog steeds be
waarheid geworden. Bij onderstaand
bericht zou men er echter aan gaan
twijfelen, nl. een levensverzekering
maatij. d.i. een zuiver matrieele en
finantieele instelling, vraagt geen
Koninklijke goedkeuring meer om
rechtspersoonlijkheid te hebben, doch
een aartsbisschoppelijke en dat nog
wel na het decreet van Z. H. Paus
Pius X, waarin het aan H. H. geeste
lijken verboden wordt zich bij finanti
eele instellingen te interesseeren en
bij gevolg er zich zoo weinig mogelijk
mee bemoeien.
Zie hier het bericht in de „Maas
bode" van 16 Febr.
De E. R. K. naar België
Door de Directie dezer instelling
is onlangs een schrijven gericht tot
Zijn Eminentie Kardinaal Mercier,
Primaat van België, teneinde Zijne
Eminentie te vragen, of Z. Em. er
zich mede zou kunnen vereenigen,
dat de verzekering van uitkeering bij
R.-K. Huwelijken en Geboorten, zoo
als die bij de E. R. K. wordt geëxploi
teerd, ook onder de Katholieken van
België zou worden ingevoerd.
Op dit schrijven ontving dc Direc
tie der E. R. K. van Zijne Eminentie
een van waardeering getuigend schrij
ven terug, zoodat het in de bedoeling
ligt der Directie, behoudens goed
keuring van het College van Commis
sarissen stappen te doen om op een
niet te ver verwijderd tijdstip de ver
zekering van uitkeering bij R.-K. Hu
welijken en Geboorten ook in België
te gaan exploiteeren.
Dat „kleine Iuyden" met zooge
naamd m o r e e 1 e voorwaarden eener
levensverzekering Mij. kunnen geblind
doekt worden, is mij zeer begrijpelijk,
doch dat H. H. geestelijken hierin
geen s c h ij n redenen zien, is mij
hoogst onbegrijpelijk.
Het ware niet van belang ontbloot
de m o r e e 1 e voorwaarden eens te
ontleden en ik vermoed, dat men meer
margarine dan natuurboter vond.
Slechts deze gedachte kwam na
lezing bij mij op
Wat moet die directeur (niet de
afgetredene) van zulk een verzekering
toch een vroom, braaf, deugdzaam en
heilig katholiek zijn En i s hij het
Een nuchter Katholiek.
Wat nu betreft de vraag hoe wij er
over denken.
Ons oordeel isdat het vragen van
bisschoppelijke goedkeuring op hare
statuten door eene levensverzekering
maatschappij getuigt van eene verre
gaande brutaliteit.
Het is reeds brutaal om den gods
dienst en de geestelijkheid te gebrui
ken als werktuigen, om politieke doel
einden te bereiken, en dit, terwijl
Christus heeft geleerd, dat Zijn Rijk
niet van deze wereld is en de Paus
van Rome zoo iets met de meest uit
drukkelijke woorden aan Zijne geeste
lijkheid verbiedt. De poging alzoo, om
de geestelijkheid als werktuig te ge
bruiken voor politieke doeleinden is
eene poging, met voor doel haar te
brengen tot ongehoorzaamheid aan
hare bediening.
Maar nog brutaler is het, deze gees
telijkheid te willen gebruiken, als mid
del, om handelszaken te doen.
En als deze geestelijkheid zich voor
deze handelszaken laat gebruiken als
een reclamemiddel, dan moet eene
dergelijke levensverzekeringmaatschap
pij leugenachtige beweringen
hebben gebruikt, om zich dit reclame
middel te verschaffen. Want wij mogen
toch aannemen, dat de bisschoppen
niet zoo onnoozel zijn om zeiven niet
in te zien, dat zij geen roeping hebben
om reclame te maken voor eene be
paalde handelszaak.
Er is nog iets. Wat bedoelt nu ei-
gentlijk zulk een bisschoppelijk goed
gekeurde levensverzekeringmaatschap
pij Niet anders dan om een reclame
middel te hebben om oneerlijke
concurrentie te kunnen aandoen,
door zich aan de goede gemeente voor
te stellen als te zijn d e katholieke
levensverzekering.
Aan den bisschop te vragen het mid
del, om oneerlijke concurrentie te
kunnen aandoen, getuigt van zeer
weinig eerbied voor het bisschoppelijk
gezag.
Als het nu eens mocht echt zijn, een
ware taak van het bisschoppelijk ge
zag, om de statuten of andere regelin
gen of contracten van handelszaken te
beoordeelen of goed te keuren, waar
is dan het einde Het einde zou zijn
ditNu is er reeds veel huichelarij
in de zoogenaamde politiek, maar dan
zou de huichelarij een bepaald han
delsartikel zijn geworden zonder het
welk men geen handel meer zou kun
nen drijven. Eu dit einde zou mede
brengen de ondergang van geloof en
zeden.
De bisschoppen nu hebben geen
roeping om te komen tot den onder
gang van geloof en zeden, maar tot
behoud, versterking en uitbreiding van
geloof en goede zeden.
De Eerste Roomsch Katholieke (E.
R. K.) heeft alzoo onze sympathie
niet.
Red. Volkswil.
O
ïSe *o9<laaf.
Ik heb gediend al jaren lang
(Een dapper trouw soldaat)
In 't heir van Koning Alcohol,
Nu - gooit hij mij op straat,
'k Ging met hem mee door dik en dun.
Gaf hem mijn laatsten cent,
En toen ik voor hem mijn jas verkocht,
Kreeg ik dit vod present.
Ik vocht voor hem tot bloedens toe,
Al rollend door het slijk,
En toen 'k door hem mijn hoed ver-
[loor,
Werd ik deez' hoofdtooi rijk.
Steeds had ik mijn voeten goed be
schermd,
Als elk fatsoenlijk man,
'k Gaf eens om hem mijn schoenen weg,
Hij deed mij schoenen an.
Mijn oogen keken helder, flink,
Uit 't onbeneveld hoofd,
Nu zijn ze rood, en sedert lang
Van allen glans beroofd,
Mijn neus was als een neus moet zijn,
Heel blank, en glad van huid,
Nu Alcohol hem heeft geverfd,
Lacht iedereen mij uit.
En moed en kracht, zoo klonk zijn
[woord,
Zou 'k halen in de kroeg,
Maar 't dapperst stuk, dat ik bestond,
Was dat ik vrouwlief sloeg.
'k Zou geestig zijn, zoo zei hij ook,
De leukste van de stad,
In steê daarvan nam hij nog weg
Het greintje geest da'k had.
Wat hij voor moois en liefs en goeds
Mij telkens heeft beloofd
Dat gaf hij niet. Maar wel heeft hij
Mij van veel goeds beroofd.
Ik noem hem leug'naar en schavuit.
'k Lig met hem overhoop,
'k Zeg dadelijk hem mijn diensten op.
'k Ga bij de Blauwe Knoop.
o
Behandeling fanbuitenlansche werk
lieden. De Pruisische regeering heeft
de volgende oekase uitgevaardigd
lo. Dein het jaar 1910 uit het bui
tenland gekomen Tsjechische hand
werkslieden en leerlingen moeten ui
terlijk op 1 Dec. 1911 naar hun land
terugkeeren. Den overigen Tsjechischen
handwerkslieden en leerlingen kan
het verder verblijf in het land tot
wederopzeggens toe worden toege
staan, zoo lang zij zich niet persoonlijk
lastig maken.
2o. De in de jaren 1909 en 1910
aangekomen Tsjechische arbeiders
moeten uiterlijk op 20 December 1911
het land verlaten. Hun vernieuwde
aanstelling mag niet plaats hebben
voor 1 Febr. 1912, en slechts in de
daarvoor aangewezen bedrijven en bij
werkgevers, die daarvoor de noodige
vergunning van den landraad voor
het betreffende jaar hebben ontvangen,
De voor het jaar 1909 aangekomen
Tsjechische arbeiders mogen voorioo
pig in het land blijven. Deze nieuwe
bepalingen zullen zonder uitzondering
worden uitgevoerd.
De uit hun land aankomende Tsje
chische handwerkslieden mogen voort
aan niet meer in dienst worden ge-
nomen.
Hierbij merkt de „Wiener Arbeiterzei-
tung" op
„Deze oekase van de Pruisische
regeering zet de kroon op de uitwij-
zingsbarbaarschheid. Het is de daad
van ernstige vijandschap tegen het
verbonden Oostenrijk, die zelf den
laffen Aehrenthal tot een ernstig pro
test moest brengen. De Pruisische re
geering toch vergenoegt zich niet met
een enkele individueele uitwijzing van
een „lastigen buitenlander", neen, een
geheele nationaliteit van den Oosten-
rijksch-Hongaarschen staat wordt het
verblijf onmogelijk gemaakt, wat een
voudig hetzelfde is, alsof de Oosten-
rijksche of Hongaarsche regeering zou
bepalen dat aan de Beieren of Saksers
het verblijf in de Monarchie verboden
wordt. Het is een schande voor
Pruisen, dat daar zoo iets kan worden
bepaald en een schande voor Oosten
rijk, dat het tegen dien smaad niet
optreedt."
De oekase van de Pruisische regee
ring tegenover buitenlandsche werk
lieden en arbeiders is werkelijk onge
hoord, en een schandelijke schen
ding der internationale handelsver
dragen. Men moet zich verbazen, zegt
de „Vorwarts," dat buitenlandsche mo
gendheden zich zulk een behandeling
laten welgevallen.
Dit geldt ook voor Nederland. Ho-
die mihi, eras tibi. Wat heden met
de Tsjechen gebeurt, kan morgen met
de vele Hollandsche werklieden, die
vooral in Westfalen en de Rijnprovin
cie arbeiden, gebeuren. Het eenige
doel van den maatregel, is te zorgen,
dat de vreemde werklieden zich niet
in Pruisen vastzetten. Maar welk een
omhaal, welk een last, welk een zorg,
dat die menschen, gedurende twee-en-
een halve maand het land, waarin zij
werkzaam zijn en hun brood verdie
nen, moeten verlaten, en dan nog al
leen mogen terugkeeren, wanneer de
Pruisische regeering het goed vindt.
Maar in dat geval kunnen toch re
presaille-maatregelen genomen wor
den
o
Zondagavond is te Berlijn een
gruwelijke moord gepleegd. In een
huurkazerne aan de Boyenstrasse no.
14, woonde de 31 jarige naaister
Martha Schramm, een gescheiden
vrouw. Toen in den nacht van Zon
dag op Maandag om 4 uur de pianist,
Karei Lehmann, haar buurman, thuis
kwam, zag hij tot zijn verwondering
de deur der woning van juffrouw
Schramm open staan. Hij ging naar
binnen en trof daar een ontzettend
schouwspel. Midden in de kamer lag
juffrouw Schramm, te midden van een
bloedplas en wat verder lag, half
onder het ledikant, haar hond. Beiden
waren dood. De vrouw was gekleed
en haar hoed die blijkbaar in de
worsteling was afgerukt, lag eenige
passen van haar af. Lehmann ging ter
stond de politie waarschuwen, die een
onderzoek instelde. Men vond bij
de vrouw 11 wonden, die haar met
een mes moesten zijn toegebracht, Een
hevige worsteling moet aan den moord
voorafgegaan zijn, waarvan de sporen
in de kamer duidelijk zichtbaar waren
want alles lag op en door elkaar.
Juffr. Schramm was een kloekgebouw
de vrouw en wel in staat krachtigen
weerstand te bieden. Men neemt dan
ook aan, dat de moordenaar ook wel
eenige kwetsuren zal hebben opge
daan, minstens krabbels of beten.
De hond, een herdershond van mid
delbare grootte, schijnt zijn meesteres
ter hulp gekomen te zijn en tegen den
moordenaar te hebben opgesprongen,
die hem toen zijn mes in den buik stiet,
want de buik van het dier was open
gereten. Na zijn daad schijnt de moor
denaar zich gewasschen te hebben,
want de kom op de waschtafel was
vol bloedig water. Juffrouw Schramm
was om kwart over elven door be
woners van het huis voor het laatst
levend gezien. Men vermoedt, dat de
misdaad uit wraakzucht is gepleegd,
Van den dader is geen spoor gevon
den, ook een nauwkeurige doorzoeking
der woning leverde geen resultaat op.
Voor zijn aanhouding is een belooning
van 1000 mark uitgeloofd.
o