No. 78. Zaterdag 25 Maart 1911. 2e Jaargangé Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Richting:Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. w? Stichter: H. A. van Dalsum. Gentschestraat C 6 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. De Sportridder. Drankbestrijding. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELOIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKER IJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. Met ingenomenheid nemen we on derstaand Protest over uit het Alge meen Militair Weekblad van 10 Maart. En waarom Omdat wij in ons leven met allerlei soort menschen hebben medegeleefd, en vele degelijke karak ters van eerlijkheid en goede trouw en zelfbeheersching hebben gevonden in de militaire wereld, en met name onder het kader. Wij geven het dan ook ter ernstige lezing aan de ouders en aan de aanstaande soldaten. Er moet een geest van vertrouwen be staan tusschen de miliciens en het kader, en vertrouwen wekt vertrouwen en gevoel voor verantwoordelijkheid. Het zou de moeite kunnen loonen om te onderzoeken of zij, die steeds wan trouwen koesteren jegens de kazerne met het oog op geloof en zeden zelf wel deugen, en ook of de soldaten, die in militairen dienst geloof of zeden verliezen dit wel hadden toen zij naar de kazerne gingen, en zoo ja, of het er dunnetjes opzat of niet. En zoo ja, en indien er dunnetjes op, of daarvan soms de schuld lag bij dezelfde n, die steeds gereed zijn om wantrouwen jegens de kazerne te prediken. We geven nu het woord aan dat Weekblad. Een Protest. Nu de tijd van indeeling der militie weer daar is, en duizenden van Nêer- lands jongelingen voor het eerst in hun leven onze kazernes binnen zullen tre den, gevoelen velen zich geroepen een ernstig woord vanwaarschuwing uit te spreken en deze jonge mannen te wij zen op de gevaren, die hen in hunne nieuwe omgeving wachten. Het vervult ons altijd min of meer met wrevel, wanneer wij deze artikelen lezen, zij vestigen zoo den indruk alsof het leger een samenraapsel uit de onderstaande lagen der maatschappij is, een horde, waarin alle losbandigheden straffeloos worden bedreven, en waarin dronken schap, zedeloosheid en Godverlooche ning hoogtij vieren. Ware zulks nu inderdaad het geval, dan konden wij op vermelde waarschuwingen niets tegen hebben en was het zelfs plicht die gevaren duidelijk voor oogen te stellen aan hen, die er door bedreigd werden, maar die gevaren zijn denk beeldig en juist omdat ze jaar in jaar uit den volke en voornamelijk het jon gere geslacht worden voorgehouden, maken de schrijvers zich ook telkens schuldig aan minder juiste voorstellin gen en blijft het leger in de oogen van het volk een, voor het zieleheil, hoogst gevaarlijke instelling en de diensttijd een droeve noodzakelijkheid. Een gevolg hiervan is, dat wij geen opgewekte en flinke jonge kerels in de kazernes krijgen en dat tallooze ang stige vaders en moeders hunne gebe den hemelwaarts zenden en een dank gebed uitspreken, wanneer hun zoon een niet-dienstplichtig nummer trekt (nog onlangs kon men in de adver tentie-rubriek van een onzer provin ciale bladen een dankbetuiging lezen voor het vrij-loten van een jonge man). Zij zijn er dan tenminste van verzekerd, dat hun kind aan die dreigende geva ren is ontkomen, niet wetende echter en zulks uithoofde van onjuiste inlich tingen, dat die gevaren veel eerder en veel meer dreigen in het eigen dorp of de eigen stad, dan in de kazerne. Een ander gevolg is, het te baat nemen van ongeoorloofde middelen, teneinde daardoor te bereiken, dat er eene afkeuring voor den militairen dienst plaats vindt. Vooral in de noor delijke provinciën heeft dit euvel groote afmetingen aangenomen, gewetenlooze lieden zwerven door het land en weten een zoet winstje te maken. Natuurlijk zou hun bedrijf spoedig tot het verle den behooren, indien men, in plaats van stelselmatig een afkeer in het leger aan te kweeken, er eens op ging wij zen, hoe heilvol een verblijf onder de wapenen op het verdere leven van den jongeling kan werken, hoe veel hij daar kan en zal leeren, wat hem in zijn verder leven te pas kan komen, welk een prettigen tijd en heerlijke dagen hem daar wachten, hoe tal van ernstige en bekwame mannen gereed staan te helpen en te steunen in het goede en tot bestrijding van het kwade. Niemand zal het laken, dat er wordt gewaarschuwd tegen gevaren, maar dat zulks geschiedt speciaal ten op zichte van den diensttijd in het leger, achten wij een zeer bedenkelijk ver schijnsel. „Eerbied voor het leger" moet het parool zijn, en dit is nimmer te be reiken, zoolang er wordt voortgegaan met het op' den voorgrond stellen van al die denkbeeldige gevaren. Wat wel wordt bereikt en waarvan zeker niet mag worden aangenomen, dat zulks in de bedoeling der schrijvers en sprekers ligt, is, dat men hoe langer hoe meer de natie van het leger vervreemdt, dat men de vaders en moeders en bovenal de jongelingen beangst maakt en het aanwenden van tal van ongeoorloofde middelen in de hand werkt, dat men het leger, in plaats van het in de oogen der Natie te verheffen, blijft beschou wen als het broeinest van tallooze ondeugden en daardoor een geheel onverdienden blaam legt op de officie ren en onderofficieren. Alle pogingen, die deze laatsten aanwenden om te komen tot wat meer erkenning en aan zien en waarop zij als ernstige mannen toch zeker recht hebben, worden be lemmerd of lijden schipbreuk door dat ellendig geklets over de dreigende ge varen in het leger. Gevaren dreigen overal, maar dat zulks in het leger in meerdere mate het geval zou zijn als in de burger maatschappij ontkennen wij met de meeste beslistheid. Zeker, er gebeuren wel eens dingen, die niet goed zijn, maar in verhouding tot het huisgezin toch zeker niet in ernstige mate. Voor ettelijke jonge mannen is het een groot geluk, dat zij uit hunne omgeving wor den weggehaald, en worden geplaatst onder toezicht en leiding van vrij hoog staande menschen, die alles in het werk stellen om, soms van half verwilderde en gedemoraliseerde wezens, goede menschen, goede soldaten te maken. Wij loopen al heel wat jaren mee in de gelederen en men moet ons geloo- ven, wanneer wij verklaren, dat nog nimmer een flinke jongen in en door het leger een slecht mensch is ge worden, terwijl wij daarentegen zeer vele malen van huis uit slechte karak ters van een gewissen ondergang heb ben zien redden. Beter dan al dat geschrijf over drei gende gevaren ware zeer zeker, dat men den volke eens verkondigde, hoe alle jonge soldaten, goeden en slechten, op dezelfde wijze worden ontvangen door mannen, die zich beijveren om de eersten goed te houden en de laatsten goed te maken hoe die mannen, vol komen bewust van hunne onvolmaakt heid er met den meesten ernst naar streven meer en beter voor hun taak berekend te worden, hoe diep zij door drongen zijn van het gewicht hunner betrekking hoe zij gereed staan ten allen tijde om alle onder hen gestel den op den goeden weg te brengen en te houden, welk eene bezieling er van hen uitgaat, waar het betreft het behartigen van de belangen hunner ondergeschikten, hoe zij allen bescher men, bewaken en leiden, ten volle bewust als zij zich zijn, dat zij tijdelijk de plaats der ouders innemen. Door steeds die dreigende gevaren op den voorgrond te stellen, ontneemt men het volk eerbied voor en ver trouwen in het leger en geeft men voedsel aan allerlei praatjes over zijne ondeugdelijkheid, ongeoefendheid en onbetrouwbaarheid. Men zou er haast toe komen om te betreuren de wettelijke bepaling, die de toekomstige bedienaars van het Goddelijk woord vrijstelt van den mi litairen dienst, vooral waar ons bekend is, dat het wijzen op die denkbeeldige gevaren in het leger, veelal van hunne zijde afkomstig is. Hoeveel heerlijker toch zou het zijn, wanneer er van den kansel uit eigen ervaring kan worden gesproken, er liefde voor den militairen dienst werd gepredikt, werd gewezen op de ver diensten, ernst en goeden wil van het kader, de verzekering werd gegeven, dat met den meesten zorg over het wel zijn der jongelingen werd gewaakt, dan wanneer, zooals thans helaas ge schiedt, er maar in den treure wordt gewezen op de zedeloosheid, godde loosheid en dronkenschap in het leger. Het volk gelooft hen, vaders en moe ders worden bevreesd, de jongelingen, beangst door al die ellende, gaan met weerzin hun hoogsten plicht vervullen, betreurende het noodlot, dat juist zij op die harde wijze beproefd moesten worden. Stelt U gerust, jonge mannen, het is niet waar, wat men U vertelde. Weest niet bevreesd, gij ouders, over het wel zijn van Uwen zoon, hij is aan goede leiding toevertrouwd, en is Uw kind een goed kind, dan zal het goed blijven, heeft het daarentegen minder goede eigenschappen, gelooft ons, het zal verbeterd in Uw midden terug- keeren. En bovendien, Uwe kinderen doen een schat van kennis op, die gij hen nimmer had kunnen geven, ondanks Uwe liefde, Uwe leiding, Uwe bezorgd heid. D i t zeggen U de onderofficieren Er wordt in het leger niet gevloekt, althans veel minder dan in de omge ving waarin Uw zoon verkeert of later zal verkeeren. Er heerscht geen dronkenschap in het leger, en de enkelen, die zich aan den drank te buiten gaan, zullen der mate tot een afschrikwekkend voor beeld gesteld worden, dat Uw zoon zich nimmer aan de drinkgewoonte zal overgeven. Het slechte voorbeeld zal hem ten Uwent veel vaker gegeven worden dan in het leger. Er heerscht geen zedeloosheid in de kazernes, geen goddeloosheid dag en nacht wordt over het zedelijk en licha melijk welzijn van Uw kind gewaakt. Eerbied voor het legereerbied voor het kader, dat weet, welk een zware taak het te vervullen heeft, ja eer bied. Laat men daar eens aan den ken, vertelt dat aan Uwe zonen en leer lingen en houdt op met al die afschrik wekkende dingen onder het cachet van waarheid te verkondigen. Eerbied. Of beseft men niet hoeveel beleid, kennis, ervaring en karakter er wordt vereischt om jonge mannen van de meest uiteenloopende overtuiging, van de meest verschillende standen, van hooge en lage ontwikkeling als trouwe kameraden, ja, als broeders te doen samenwonen. Óf voelt men niet, hoeveel geduld en opoffering er noodig is om allen denzelfden graad van geoefendheid, om allen in dezelfde mate tot weerbare mannen te vormen. Zonder schokkende gebeurtenissen verloopt de diensttijd van Uwe kinde ren, zij keeren frisch en gezond in Uw midden terug, hebben de prettigste herinneringen, verklaren U onomwon den dat het hun genoegen doet soldaat te zijn geweest. Hoe zulks kan Gij, vaders en moeders, hoofden van gezinnen, gij kunt het toch weten hoe moeilijk het is orde en tucht te be waren en in onze kazernes met gezinnen van meer dan 100 jonge menschen, vertegenwoordigend alle standen der maatschappij, heerschen deze op voor beeldige wijze. Waarlijk het zou veel beter zijn U af te vragen hoe en met wiens hulp dit resultaat wordt verkregen, dan te luisteren naar onware, vreesaanjagende voorstellingen. En zijt ge eenmaal zoover dat ge gaat vragen, dan is het antwoord„door de toewijding, kennis, ervaring en liefde voor hunne taak van het kader, officie ren en onderofficieren." Daarom, eerbied voor het kader. Trop est trop. Eens mende hij 't vierspan met sar- renden pronk, Vier hengsten met gitzwarte manen Hoe trotsch de karos met haar wapen schild blonk „Naar 't renperkMijn roem mag niet tanen Heel de aard was zijn renbaan, waar heen men ook schouwt Zijn leven was wedden en wagen Hoe draafden zijn hengsten, hoe rolde het goud Toch... heeft de Fortuin hem ge slagen. Sluw reed zij hem voor, koel en zon der gedruisch, Geen lengte des meters, maar mijlen, En dreef hem uit stallen en vorstelijk huis, En schuldeischers schoten met pijlen. Bankroet heet de grenspaal o, wis sel van 't lot Waartoe heeft zijn wapen geschitterd? Hij hunkert naar sport nog, die hem heeft bespot, Ellendig gemaakt en verbitterd. De sportridder treurt om zijn vluchtigen roem, Die met zijn geluk is gaan trossen Hij blikt nu afgunstig op jockey en groom En brieschende gitzwarte rossen O, zie om u heen, heel de wereld is vol Van zulk een slag ridders en kwan ten Te paard of op wieiers hun hoofd is op hol Bankroet heet de grenspaal dier klanten. Bankroet van 't karakter en deadel van 't hart Verspeeld in de sport de talenten, Waarmee men moest woekren bij vreug de en bij smart, Opdat zij hiernamaals nog rentten Maarten van Utrecht. O Iemand, die in Engeland geboren is, verhuisde reeds als knaap naar Amerika en werd er een inwoner van den Staat Kansas. Hij woont daar nu nog. Kort geleden zond een vriend in Engeland hem een exem plaar van het Londensche blad, de „Chronicle", waarin een verslag voor kwam van een Engelsch tehuis voor drankzuchtige vrouwen. De man in Kansas schreef dadelijk aan de „Chro nicle" en gaf in dat schrijven aan zijn geboorteland een goeden raad. Hij schreef namelijk „Gij moest doen wat wij in Kan sas gedaan hebben de inrichtingen sluiten, waar drankzuchtigen worden gemaakt Ik heb in langer dan dertig jaren geen dronken vrouw gezien, totdat ik in Mei 1909 te Liverpool aankwam en ruim negen weken in Engeland vertoefde. In dien tijd be zocht ik Liverpool, Manchester, Scheffield, Londen en andere plaat sen, en bijna iederen dag zag ik dronken vrouwen. Ik zag in die negen weken in Engeland meer dronken mannen dan ik er in dertig jaren tijds in Kansas heb gezien. Sedert ik hier weer thuis ben, schaam ik mij bijna, dat ik een Engelschman van geboorte ben." Gedurende het verloopen jaar heb ben acht en veertig van de 105 dis tricten in Kansas, met een bevolking van 430 274, geen enkele gevangene naar de Staatsgevangenis gezonden. Zeven en vijftig hadden geen enkel bedeelde. Zeven en tachtig zonden niet één krankzinnige naar een gestichi. Het sterftecijfer in Kansas is het laagst van de wereld, te weten 7Va per duizend. De staat beroemt zich ook op, naar verhouding, het kleinste aantal an- alphabeten (die niet kunnen lezen). De belegde gelden in de spaar banken van Kansas vermeerderden van 70 op 190 millioen dollars. Dit in tien jaren Daar er geen belastinggeld noodig is, om gevangenissen, armenhuizen en krankzinnigengestichten te onder houden, die immers voor een groot deel bewoond worden door slacht offers van den alcohol, kan het volk van Kansas zijn geld beleggen, of automobielen koopen, of de belasting

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 1