w?
No. 75.
Zaterdag 4 Maart 1911.
2e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsum.
Gentschestraat C 6 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
Off SCHETS EEN' YAN DALSUM
YOOR DEN HOOGEN RAAD.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0 50
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DBCKKHEIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Frankrijk
en Zeeuwsch-Vlaanderen.
Ons wordt van uit Arnhem toege
zonden het blad Katholiek-Democraat,
van Dec 1901, waarin een artikel:
't Katholicisme in Frankrijk, van Hec
tor Planquaert.
Daarin wordt opgegeven de reden,
waarom de godsdienst in Frankrijk
zóó achteruit is gegaan.
En deze reden is, dat de katholieke
kerk zich politiek gebonden heeft aan
de partij der behoudsgezinde katho
lieken. Deze reden achten wij zeer juist,
en dezelfde oorzaak zou ook in
Zeeuwsch-Vlaanderen hetzeltde gevolg
hebben, als wij niet standvastig ble
ven en hiermede toonen onzen gods
dienst beter te kennen dan „de" ka
tholieken.
Wij hebben meermalen gezegd, dat
de toestand bij ons dezelfde is, als
die er was in Frankrijk ten tijde van
het hoogtepunt der katholieke partij,
en deze zelfde toestand breidt zich in
de laatste jaren uit over geheel het
zoogenaamde christelijk Nederland.
Uit dat artikel nemen we enkele
zinnen over.
„Veel katholieken nemen den gods
dienst slechts aan voor zooveel hij
„hun politieke driften dient." (Denken
we hierbij niet aan mannen, die zich hier
noemen „de" katholieken, doch zich
slechts zoo zijn gaan noemen nadat
hun was gebleken, dat zij onder een
anderen naam politiek niet konden
slagen
„Een behoudsgezind katholiek wil
„zeer katholiek zijn, doch op voor
gaarde dat de godsdienst ook be
houdsgezind weze en dat de priesters
„en kerk ten dienste st <an van zijne
gedachten en zijne eigen belangen."
(Wij hebben hier gewild, dat de prie
ster volksgezind zou zijn, een oogen-
blik was deze er toe geneigd, maar
ter wille van enkele politieke katho
lieken werd hij weder anti-volksgezind
en daarom vijandig jegens ons).
„Doch iedere maal dat de katholie
ke kerk haar lot. hare werking ver
eenzelvigt met die eener bepaalde
„partij moet zij ook het lot ondergaan
„van die partij." (Hier heeft zij in 1910
blindelings geijverd voor een man als
mr. Dieleman ter wille van de coalitie,
en daarmede haar invloed op de
parochianen grootendeels verspeeld,
en deze ijver heeft zooveel afkeer
verwekt, dat deze zaak zeer veel tijd
noodig zal hebben om te worden
vergeten).
„De horlogie der katholieken gaat
„altijd vijftig jaren achteruit, nooit
„zijn zij aan het hoofd van den voor
uitgang staan er onder hen mannen
„op die de kerk willen verzoenen met
„de nieuwe tijden en de nieuwe ge-
„dachten, zij worden vervolgd, ge
broodroofd, gelasterd op de walge
lijkste wijze." (Dit is geschreven
voor Frankrijk, maar zouden onze abon-
né's dit ook niet toepasselijk verkla
ren jegens iemand in Hulst „Doch
„niet alle menschen zijn dom genoeg,
„verstompt en gevoelloos om de be
krompenheid en de boosheid van
„zulk een handelwijze te vatten."
(Kunnen we dit pluimpje niet beschou
wen alsof het met name bestemd is,
om een woord van eer te zeggen aan
de vrienden van de Volkswil?)
In datzelfde blad vonden we een
artikel over Mgr. Doutreloux, destijds
bisschop van Luik. Daarin staat, dat
deze zoo goed was begonnen om een
volksgezind bisschop te worden, maar
op het laatst heeft hij de volksge
zindheid laten varen om niet langer
op te winden „de" katholieken van
Luikerland.
Na gezegd te hebben, dat die bis
schop den priester Pottier in zijne
volkseischen had ondersteund, wordt
nu omschreven de wraak van „de"
katholieken jegens den bisschop.
„Dit ziende namen de rijke katho-
„lieke bewaarders van 't Luiker-
„land hun toevlucht tot ruwe midde
len om de arme werklieden schrik
„aan te jagen, 't is te zeggen tot
„afschuwelijken broodroof." (Geldt
ditzelfde niet hier jegens ons door
dat honderden onder de boeren, bur
gers en arbeiders gaarne zich openlijk
op de Volkswil zouden willen abon-
neeren, maar dit laten, hoewel zij in
hun hart jegens ons sympathie ge
voelen, uit vrees voor broodroof
„In een befaamd gebleven vlug
schrift deden die schoone katholieken
„den bisschop kond, dat, wanneer hij
„de democraten durfde ondersteunen,
„zij hunne beurs sloten en de liefda
digheidswerken van het bisdom niet
„meer zouden ter hulp komen. En de
„daad bij het woord voegende ont
trokken zij hem ir. een jaar meer
„dan honderdduizend frank in giften."
(Dit sluiten van de beurs deden „de"
katholieken van hier niet omdat
de beurs van „de" katho
lieken nimmer open was
noch is, maar zij spanden samen
opdat wij ons zouden moeten beper
ken in onze liefdadigheid, vermits
deze, beoefend door den „armen" no
taris van Dalsum, te veel in het oog
deed loopen de liefdeloosheid en de
versteening des harten van „de" kat
holieken).
„Naar hunne heilige gewoonte klaag
den de katholieke bewaarders bis
schop Doutreloux te Rome aanhij
„werd er afgeschilderd als een onvoor-
„zichtigaard, een dwaze, doordronken
„van Pottiérisme en op een pad zijnde
„van spitsvoudig maar zeer gevaarvol
„socialisme. (Zouden wij op dezelfde
wijze niet zijn aangeklaagd geweest bij
den bisschop van Breda en wie weet
langs welke geheime wegen ook nog
bij zoovele anderen in Nederland
Het bovenstaande is genomen uit
den Katholiek-Democraat van Decem
ber 1901, dus van ruim negen jaar
terug. De Kath.-Democraat was het
orgaan van de Katholieke Volkspartij
In beide namen lag haar zwak, bij alle
juistheid van haar streven.
En het zwak was ditDemocraat
wil zeggen volksgezind in de betee-
kenis van weldoende volksactie. Maar
door dit woord te gebruiken voor eene
politieke partij, wordt de ware betee-
kenis Van het woord veranderd en
wordt overtreden het voorschrift hier
omtrent in de Encycliek over de Chris
telijke Democratie.
En het woord Katholieke Volkspartij
is ook niet juist, omdat daarmede eene
volksgezinde partij wordt gewild met
den godsdienst als ondt rscheidings-
teeken. Doch wil men dit, dan moet
men zich ook willen beschouwen als
afhankelijk in de behartiging der poli
tieke verlangens van het katholieke
kerkelijk gezag. Eene politieke partij
echter moet niet afhankelijk zijn van
eenig kerkelijk gezag, omdat dit in de
politiek geen roeping heeft, als zijnde
deze roeping te beheeren een rijk der
zielen doch niet de roeping om te be
heeren tijdelijke belangen. En deze
afhankelijkheid wilde de Katholieke
Volkswilpartij, en terecht, niet. Maar
daarom moest zij ook dezen naam niet
dragen.
Dan komt er nog dit bij, dat de
onderscheiding van staatkundige par
tijen naar het kerkgeloof harer leden
voor den katholiek uit den booze is,
omdat een katholiek, die een ware
staatkunde wil, het algemeen welzijn
moet willen bevorderen, en daarin
geen onderscheid mag maken onder
de burgers naar hun geloof of niet-
geloof. Wel wordt dit onderscheid dik
wijls gemaakt tegen katholieken, maar
men moet het goede en niet het kwade
navolgen.
Bij ons in Zeeuwsch-Vlaanderen
hebben we die fouten weten te voor
komen, onder andere door de grond
regelen „In zake algemeene tijdelijke
belangen erkent zij (De Volkswil) bur
gers, geen partij- of geloofsgenooten."
Daardoor staan wij hier opeen breed
standpunt, en door verder als grond
regel te nemen: „De Volkswil dient
alleen wat is waar en recht" niet
eenige partij of eenig persoonlijk be
lang willen wij hier dienen wat
voor alle burgers goed is, en voor
alle burgers is goed de rechtsvrede.
De rechtsvrede nu vraagt, dat ieder,
die werken wil en werken kan, ieder
in zijn staat, zijn brood kan verdienen,
voor zooverre de maatschappij hieraan
kan tegemoet komen, dat ieder aan
ieder het zijne geeft, dat niemand in
de wettige uitoefening zijner natuurlijke
rechten en plichten en de wettige uit
oefening zijner burgerrechten, dooreen
ander wordt gehinderd.
Aan dezen rechtsvrede nu ontbreekt
zeer veel, ook in ons Christelijke
Nederland, maar dat wij in de bevor
dering van dezen rechtsvrede op den
goeden weg zijn bewijzen eenerzijds
de achting en de liefde en anderzijds
de haat en de verachting, die wij on
dervinden. Juist dit te zamen gaan be
wijst ons goed recht, omdat het er op
wijst, dat wij spreken door daden, en
het zijn de daden niet de woorden,
die op den duur tot navolging prik
kelen en aldus een toekomst van daden
voorbereiden.
Indien Frankrijk eens veel van Dal-
sums zou hebben gehad, zou Frankrijk
dan wel zoo in het godsdienstige zijn
gedaaid als het nu is gedaald door
het verbond van de Kerk met politieke
klieken
Misschien komt eens de dag, waarop
men ons dankbaar zal zijn dat wij,
roomsch blijvende in merg en been,
op onverzettelijke wijze den priester
en voor de protestanten den dominé
wijzen op zijn taak van te zijn herder
der zielen doch niet van te zijn poli
tieke partijman.
Partijgeest is een domme zaak. die
de liefde mist: Wie bedienaar wil zijn
van den Man van liefde inp.et. zich van
partijgeest verre houden.
H. A. VAN DALSUM.
IIE IIOIKiER IIEIHirPSZAAK
\A\ HET VALSCIIE \MIITSR V1T0RT.
O
(Het is onze bedoeling, in deze
zaak alles wat wordt gezegd en
geschreven bekend te maken, opdat,
mocht de Nederlandsche justitie bij
de veroordeeling blijven, onze lezers
en later de geschiedenis met volle
dige kennis van zaken zullen kua-
nen oordeelen).
De Procureur-Generaal bij het Ge-
rechtshol te 's-Gravenhage.
Gezien het vonnis door de Arron-
dissements-Rechtbank te Middelburg
in strafzaken den 3e Februari 1911
gewezen in de zaak van Hendrik
Albert van Dalsum, 42 jaar, nota
ris, geboren te Haarlem, wonende
te Hulst,
beklaagd van smaadschrift aan
gedaan aan eenen ambtenaar ler
zake van de rechtmatige uitoefening
zijner bediening
Gezien de aanteekening tot hoo-
ger beroep van gemeld vonnis, ge
daan door den beklaagde en het
Openbaar Ministerie.
Gelast voornoemden persoon te
dagvaarden om op Donderdag den
23ste Maart 1911, des voormiddags
te 11 7é uur in persoon te verschij
nen ter Terechtzitting van voorzegd
Gerechtshof, zitting houdende in het
Paleis van Justitie aan het Korte
Voorhout No. 11 (elf) boven, ten
einde overeenkomstig de voorschrif
ten der Wet in hooger beroep te
procedeerenen hem tevens aan te
zeggen dat door hem, Procureur-
Generaal geene getuigen zullen wor
den gedagvaard.
's-Gravenhage, 23 Febr. 1911.
(getA. W. C. WENTHOLT A. G.
De dagvaarding is uitgebracht
den 25 Febr. 1911.
o
Ons is op 25 Februari 1911 betee-
kend, dat op Maandag 13 Maart 1911
om elf uur ter terechtzitting van den
Hoogen Raad verslag in deze zaak
zal worden uitgebracht.
Voor den Hoogen Raad mag men
zijn verdediging niet persoonlijk doen,
maar kan deze op de terechtzitting
door een advocaat worden voorge
dragen.
Wij hebben onze verdediging echter
reeds schriftelijk ingediend.
Het Vrije Woord voor
Abonnés.
o—
Be p!oe§ en «le pen.
Een parabel.
Een pen viel neer in de nabijheid
va.n een ploeg, die werkeloos op den
akker stond. Gij verheugt mij met
uw bezoek, begon de ploeg, ik ver
veelde mij in mijne eenzaamheid. En
ik, sprak de pen, ik ben zeer verblijd
u eindelijk te ontmoeten ik heb reeds
lang getracht u eens onder vier oogen
te spreken. Gij moet weten, vervolgde
de pen, ik ben in Engeland geboren
en in dienst der Zeeuwen getreden,
naar uw tongval te oordeelen, zaagt
gij het levenslicht in Brabant, immers?
Nu ja, antwoordde -de ploeg, maar
ik zie niet in, wat belangrijke kwes
ties daaruit tusschen u en mij kunnen
voortvloeien. Dat zal ik u verklaren,
zei de pen, gij, zoowel als ik bewij
zen den Zeeuwsch-Vlamingen belang
rijke diensten en toch wordt gij ge
roemd, en geprezen en ik verguisd en
vervolgd. Zoo, zooopperde de
ploeg, gaat gij u met mij vergelijken
en wilt gij beweren den Zeeuwsch-
Vlaming even nuttig en onmisbaar te
zijn als ik Stellig, viel de pen in,
luister maar even.
Gij trekt de voren door den vetten
klei, waarin de boer zijn vruchten
zaait, om zich en de zijnen te voeden
en daarom wordt gij met eere over
laden. Ik trek voren op het blanke
papier, waarin mijn meester denkbeel
den uitstrooit, die opbloeien en dui
zendvoudig vrucht zullen geven als
voedsel voor geest en hart van dien
zelfden landman. En evenals de zon
newarmte en de milde regen het leven
opwekt van het zaad in uwe voren,
zoo zal het zaad door mij uitgewor
pen, ontkiemen door het vuur der
liefde, die mijn heer en meester koes
tert voor het Zeeuwsche volk en door
den milden zegen, die er op neder-
druipt uit Godes Hand en daarom
wordt bespot en beschimpt.
Zoo, zoo sprak de ploeggij zorgt
dus voor het geestelijk en ik voor het
lichamelijk welzijn dezer bevolking.
Maar, waarom wordt gij dan toch zoo
met ondank beloond door hen, die
gij met zulke weldaden overlaadt
vroeg de ploeg met verwondering
O, hernam de pen, niet allen, die
ik weldoe, zijn mij vijandig gezind
de eenvoudige en oprechte harten
eeren en achten mij. De hoogst ge
plaatsten zij, die zich het meest ver
licht achtenzij, die den landbouwer
en den werkman dom en geestesblind
willen houden, zij zijn het, die mijn
pogen trachten te verijdelen zij zijn
het, die het zaad trachten te verstik
ken, dat ik door de hand mijns mees
ters uitstrooi.
Dat is waarlijk niet edel en mensch-
lievend liet zich de ploeg ontvallen.
En toch, hernam de pen, zijt gij het
grootendeels, die deze menschen zoo
hooghartig hebt gemaakt. Ik doe er
u geen verwijt van, maar gij hebt die
heeren rijkdom en daardoor macht
bezorgd gij hebt hunne brandkasten
gevuldgij hebt den mammon ter
aanbidding in hunne huizen gebracht;
gij hebt hunne harten koud en gevoel
loos gemaakt voor recht en waarheid,
voor de nooden hunner evenmenschen.
Trillend van verontwaardiging had
de ploeg de ontboezeming der pen
aangehoord.
Is dat alles mijn schuld barstte zij
los. Htb ik daarom jaar in jaar uit
dezen grond doorsneden en gekorven
Heb ik daarom die rijke oogsten aan
zijn schoot ontwoekerd Ik meende
het Zeeuwsch-Vlaanderens volk wel
vaart, ja overvloedig bezorgd te heb
ben en daarmede vrijheid en vrede,
eensgezindheid en liefde O, hoe heb
ik mij bedrogen
Stel u gerust, kwam de pen, maak
u geen gewetenswroeging, gij hebt
immers onbewust gehandeld. Uw werk
is edel, doch zónder mijne hulp is het
slechts vruchtdrogend voor den rijke.
Daarom tracht ik die onderdrukte be
volking van haar juk te verlossen,
haar de oogen te openen voor haar
goed recht op een menschwaardig be
staan. Ik tracht de misstanden met
wortel en waaiuit te roeien ik tracht
liefde en waardeering te kweeken in
de hartenik tracht de klove te over
bruggen, die de standen scheidt.
Waarlijk, sprak de ploeg, ik heb
eerbied voor deze reuzentaak. Laat