D
1
werken bjj
hen die adverteeren
in DE
i
i
i
i
I
zuiver water, ziedaar ernstige kamp
vechters tegen het monster, dat men
pest noemt.
De longenpest, thans in China de
heerschende, is de meest verwoestende
soort pest, welke men zich denken
kan en onderscheidt zich door hevig
hoesten, gevolgd door brakingen en
bloedspuwingen.
Reeds in October van verleden jaar
openbaarde de ziekte zich bij eenige
beverjagers in Mongolië. Snel breidde
zij zich uit, zoodat reeds binnen en
kele weken ongeveer 200 gevallen met
doodelijken afloop zich hadden voor
gedaan. Men vermoedt nu, dat de
bevers, waarop aldaar druk wordt
jacht gemaakt, niet alleen om het
voortreffelijk pelswerk, dat zij opleve
ren, doch ook om het z.g. castorium,
eene dierlijke stof, die in een buidel
aan het achterlijf dezer dieren gevon
den wordt, en dat in onze apotheken
niet ontbreken mag als pijnstillenden
zenuw-sterkend middel, met longenpest
besmet waren, en dat deze de ge
vreesde ziekte op de menschen over
brachten.
De epidemie in China is eene zóó
verwoestende, dat zij in de geschiede
nis haars gelijke niet vindt, dan in de
middeleeuwen. Het zwak niet-doortas-
tend optreden der Chineesche regee
ring is oorzaak, dat zijjzulk een schrik-
barenden omvang heeft aangenomen.
De onwetendheid en het dwaze voor
oordeel, het fanatiek bijgeloof der
Chineezen helpen echter ernstig mede
het gevaar eerder te verbreeden, dan te
beperken.
De pest is eene zeer oude ziekte, die
reeds vóór het begin onzer jaartelling
werd waargenomen. De zoogenaamde
„Zwarte Dood", die in de 14de eeuw
groote verwoestingen aanrichtte, was
blijkens hare beschrijving niets anders
dan de Oostersche pest met een on
gemeen kwaadaardig karakter. Zij
rukte een groot gedeelte van de be
woners der aarde weg. Zij ontstond
in China en werd door karavanen over
gebracht naar Midden- en Klein-Azië
en van hier naar Sicilië, Marseille en
eenige Italiaansche havensteden. In
1348 woedde zij het vreeselijkst in
Spanje, Frankrijk, Duitschland, Neder
land en Engeland, in 1349 in Zweden
en Noorwegen en Polen en eerst in
1351 in Rusland. De geschiedenis
noemt het getal aan die ziekte bezwe-
kenen gedurende de jaren 1348 tot
1350 als 25 millioen. In de 16de en
17de eeuw ontstond de pest gedurig
in verschillende Rijken van Europa.
In Engeland liep hare heei schappij
ten einde na de hevige pestziekte te
Londen in 1688, waarbij meer dan
68.000 menschen weggerukt werden.
In het westen van Europa eindigde zij
met de epidemie te Marseille en in
Provence in 1720, waarbij circa 60.000
menschen het leven lieten. Van 1827
tot 1829 werden Griekenland en de
landen aan den benedenloop van de
Donau, benevens Turkije, Syrië en
Egypte zwaar geteisterd door vreese-
lijke pestziekten. Na de epidemie te
Cairo in 1835 verdween de pest voor
zeer langen tijd in de Levant. Men
meende toen reeds voor goed van die
gruwzame ziekte ontslagen te zijn, toen
in 1858 in Noord-Afrika, in Tripoli,
onder de gebreklijdende Arabische be
volking zij zich vertoonde.
In 1867 woedde zij inMesopotamië
en in 1870 in Perzië aan de noorde
lijke grenzen van Koerdistan, alwaar
zij zich in 1871 en 1873 en 1875 nog
maals deed gelden. Hevig teisterde zij
de bevolking op de beide oevers van den
Euphraat in 1876—1877, bepaaldelijk
de stad Hillah, alsmede de stad Bag
dad aan den oever der Tigris, waar
zij in Februari 1876 bijna 4000 slacht
offers maakte.
o
Ëe« «rustige doorbraak. Wij lezen
in het „Handelsblad van Antwerpen
Een ongeluk, dat vèr reikende ge
volgen kan hebben voor de toekomst
van de Antwerpsche haven, is Zater
dag voorgevallen de nieuwe, in aan
bouw zijnde droge dok, is doorgespoeld.
Alhoewel reeds een paar doorzijpe
lingen het werk in gevaar stelden, zal
niettemin de uitgestrektheid der nieuwe
ramp toch nog diepe ontroering ver
wekken.
De stadingenieur M. Smits, die het
toezicht had over de werken voor de
stad, bespeurde deze week dat de
doorzijpeling die siRds de tweede be-
stadiging nog niet had opgehouden,
veel grooter was dan vroeger, niette
genstaande de uitgebreide versterkings-
werken, die men er had aangebracht.
Er kwam veel aarde mee.
Uit voorzichtigheid verwittigde hij
dadelijk den hoofdingenieur der stad,
den heer De Winter, die dadelijk ter
plaatse kwam. Intusschen was de
doorzijpeling reeds grooter en grooter
geworden, zoodanig dat de verschil
lende groote electrische pompen, die
in de diepte waren geplaatst om het
steeds indringende water uit te pom
pen, het niet meer konden bijhouden.
Het werkvolk moest den enormen
gegraven put verlaten, terwijl het water
steeds meer en meer steeg.
De heeren de Winter en Smits be
zochten nog den dam en eenige oogen-
blikken nadat ze hem verlaten hadden,
had de ramp plaats, Zij waren een
zekere dood ontkomen.
Eerst kwam de kaaimuur in bewe
ging, scheurde op twee plaatsen en
voortgestuwd door den buitengewonen
drang van het water kwam deze te
recht in het droge dok, met de vracht
aarde die er tegenop lag.
Het was juist 9 uur 35. Oogenblik-
kelijk ging het water voort, al te ver
nielen wat hem nog in den weg
stond. Het water werkte langs onder.
Het moet onder den kaaimuur zijn
doorgedrongen, waar de grondvesten
enkel nog gesteund werden door twee
meters onuitgegraven grond.
In eenige oogenblikken was de aarde
van den baterdeau weggespoeld en
meteen kregen de getuigen een prach
tig schouwspel voor oogen. Palen
van drie decimeter dikte en minder
braken als stroohalmen en op een
breedte van 15 meters, stortte het wa
ter in de diepte, waar op dat oogen-
blik reeds vier meters waterstond.
Met was een waterval die eenen val
deed van 6 meters en die gedurende
een half uur heeft volgehouden, voor
aleer het droge dok geheel gevuld was.
De gemaakte bres was langs den
Zuidkant en door den geweldigen
stroom, is ook den kaaimuur van het
Lefebredok, zuid, op een lengte van
35 meters afgebroken en meegesleurd
in de diepte. Een kraan van 8 ton,
toebehoorende aan de aannemers en
eene stoompomp, die op de kaai
stonden, verdwenen eveneens in de
diepte. Voortdurend brokkelde de
grond weg, om in den stroom te ver
dwijnen. De kaai werd alzoo afge-
bJokkeld tot op een breedte van 6 tot
8 meters.
Het is een groot ongeluk dat te
vens met een groot geluk gespaard
ging. De achterkant van het droge
dok paalt aan den Ferdinanduspolder
en is van deze slechts afgescheiden
door eenen dam van aangeworpen
grond. Daar de Ferdinanduspolder
veel lager ligt dan de werken, yree§de
men met recht, dat de dam of beter
het dijkje, niet bestand zou zijn aan
den geweldigen stroom en dan zou de
ramp onberekenbaar zijn. De geheele
Ferdinanduspolder zou ondergeloopen
zijn.
Er bestaat langs dien kant op dezen
oogenblik een meter waterdruk en al
le handen, ongeveer een 200-tal
werklieden, zijn nu gebezigd om dezen
dam te versterken. Dekzeilen worden
er tegen aangelegd, om het doordrin
gen te beletten en zakken aarde wor
den er tegen aangeworpen. Gelukkig-
lijk zijn er geene menschenlevens te
betreuren. Alles bepaalt zich bij
enorme schade.
Al het gereedschap is ondergespoeld,
waaronder al de pompen, vier schal
ken of stoomtuigen om de palen in
den grond te slaan, een werkhuis,
dienende tot smis, enz. Alles is
verdwenen, Een graafmachine, die in
den put op een schip was opgesteld,
kon nog in tijds losgemaakt worden,
en bleef gelukkig drijvend. Als voor
zorgsmaatregel voor zulke mogelijke
gebeurtenis had men reeds gedurende
een zestal dagen alle schepen, die in
de onmiddellijke nabijheid lagen, doen
verwijderen. Gelukkige maatregel, an
ders hadden deze schepen aan de
ramp niet kunnen ontsnappen.
Dat deze ramp het nieuwe droge
dok, dat zoo noodig is als brood voor
onze haven op een verafgelegen plan
schuift, is zeker, en velen spraken
reeds over het nieuwe droge dok, zoo
als over de „knoeisluis" werd ge
sproken.
Algemeen is het gevoelen dat, om
de werken te kunnen voltooien, men
caissons zal moeten bezigen. Eene
schatting maken over de schade, die
deze ramp heeft teweeggebracht, is
totaal onmogelijk, maar beloopt dui
zenden en duizenden. De aarden wal
tot keering van het water alleen kostte
200,000 fr.
o—
Een slecht jaar voor de Zending.
Men deelt aan het Handelsblad het
volgende mede:
Het jaar 1910 is in geldelijk op
zicht voor de Zending ongunstig
geweest. Het Ned Zend Gen. kon
digt een vermoedelijk tekort aan van
f20,000 de Utr. Zend. Yereeniging
van 1 20.000 de Ned. Zend Vereen,
van f 10,000 en het Sangi en Ta
land Comité van f 3000 Nu kan
het wel zijn, dat de toestand bij het
opmaken der jaarrekeningen, na ont
vangst van de gegevens uit Indië,
gunstiger is dan verwacht wordt,
maar het kan ook zijn, dat de toe
stand..... tegenvalt; het Zendings
werk verkeert, ook wat zijn finan-
cieelen toestand aangaat, in een
tijdperk van overgang en de ramin
gen van behoeften kunnen niet op
gemaakt worden met dezelfde zeker
heid als vroeger In elk geval moet
nu rekening gehouden worden met
de beschikbare gegevens en die wijzen
bovenstaande cijfers aan. Dat onder
deze omstandigheden de toestand in
hooge mate benard is, behoeft wel
geen betoog. Er bestaat zeer ern
stig gevaar, dat dit nuttige, en thans
algemeen gewaardeerde werk ernstig
schade zal lijden.
Eerstdaags zal bij de Hollandia-
drukkerij in de serie over de Zen
ding een brochure verschijnen, waar
in de oorzaken van dezen toestand
en de middelen tot verbetering wor
den besproken.
o
Het mijnongeluk te Heerlen. Om
trent de oorzaak vanj het ongeval meldt
de „L. K." nog
Zekere Jongen, Werry. Kulnman en
de opzichter Batz waren bezig een aan
tal lonten, om de dynamietpatronen te
doen springen, te ontsteken. Deze
dynamietpatronen waren in een cirkel
geplaatst. De lonten waren reeds alle
ontstoken, behalve de laagste aan den
grond, die vochtig waren en niet
wilden functionneeren. Vermoedelijk
heeft men wat lang daaraan gewerkt,
zoodat de dynamietpatronen, die het
eerst ontstoken waren, ontploften. Hier
door zijn de vier bovengenoemde per
sonen waarschijnlijk tegen den grond
geworpen de overige patronen ont
ploften ook weldra en wagens stee-
nen werden met geweld op de per
sonen geworpen. Batz. echtgenoot en
vader van 2 kinderen, werd levenloos
onfjer (je sjeenen gehaald het Iinker-
gedeeJte V3H h£t hoofd >yas als 't
ware afgescheurd. Jongen, een Duit-
scher, echtgenoot en vader van 1 kind,
werd ook levenloos onder de steen
massa uitgehaald. Hij was van de
voeten tot het hoofd overdekt met
wondenook hem was de schedel
verpletterd. Werry en Kulnman wer
den beiden zwaar gekwetst. Werry
bekwam een wond aan een been en
arm en vooral in het gelaat, dat als
het ware bezaaid was met wonden,
vooral brandwonden. Kulnman heeft
wonden in het'gelaat, verbrande han
den en borst. Hoewel de toestand
van beiden ernstig is, bestaat er toch
geen direct levensgevaar.
o
SchriftverTal8ching. Het „Hdbl. v.
Antw." schrijft
,Een rechterlijk onderzoek is be
gonnen te Brussel, naar aanleiding van
eene zonderlinge schriftvervalsching.
Zekere koopman, X. genaamd, werd
tijdens de spoorwegramp van Contich
zwaar gekwetst en hij eischte, langs
rechterlijken weg, van den staat
f 200.000 fr. schadevergoeding, onder
voorwendsel dat hij ziph, sedert de
ramp niet met zijne zaken had kun
nen bezighouden en zijne zaak totaal
ten onder was gegaan.
De experten. die de zaak moesten
onderzoeken, zagen zijne boeken na
en bevonden dat deze op vele plaat
sen vervalscht waren, om, op den zoo
verkregen uitslag, zijne vraag voor
zulke hooge schadeloosstelling te kun
nen steunen.
De staat heeft nu de rollen omge
keerd hij zal nu het slachtoffer doen
vervolgen voor schriftvervalsching.
o-
Ongeluk te Jeumont. In een staal
fabriek te Jeumont is een ijzerleiding
gesprongen, en het gesmolten metaal
stroomde als een gloeiende rivier het
gebouw in. Twee werklieden werden
door den stroom verrast en zijn op
de vreeslijkste manier om het leven
gekomen. Elf anderen liepen zulke
zware brandwonden op, dat men voor
hun leven vr«est.