achtig gebouwde boer in de kracht van het leven, met helderen blik en kerngezond, bloeiend gelaat. „Gij zijt kwakzalver vroeg hem de Engelschman op hoogmoedigen toon. „Neen, mylord," zei de boer, „ik genees alleen met natuurlijke midde len." „Natuurlijk alle krankheden der wereld1" luidde het Engelsche ant woord. „Behalve het spleen en de domheid, mylord," was het kalme antwoord. „Ik heb de eer u te groeten 1" Met deze wooiden wendde Fleurot zich naar de deur. De Engelschman begon nu een anderen toon aan te slaan en Fleurot bleef hij onderzocht den stijven nek en verklaarde onmiddelijk te kunnen helpen. Het honorarim werd op tien guinjes bepaald en de lange zoon van Albion verdween na dit onderhoud met Fleurot in eene belendende kamer, waarvan de deur door Fleurot werd afgesloten. Nauwelijks eenige minuten later hoorde men in het vertrek een gedruisch, een toornigen gil, een paar woorden, die gewisseld werden en de Engelsche lord marcheerde stijf, droog en plechtig naar buiten achter hem volgde Fleurot. „Ik ben genezen," verklaarde de Engelschman, „hier zijn de guinjes. Onder het uitspreken van deze woorden betaalde hij het vastge stelde honorarium, steeg in zijn karos en verdween in de richting van Parijs. Gedurende de reis dacht hij langen tijd over het geval na. „Het was zeker niet aangenaam," mompelde hij, „doch geen enkele ervaring, of zij heeft haar nut. Wij kunnen zwijgen en afwach ten. Daarna wendde hij zich stijf en def tig om en overlegde verder, hoe hij de gemaakte ervaring het best kon ge bruiken tot vernedering van Frankrijk en tot nut van Oud Engeland. Wij laten hem met zijne overpeinzingen alleen, springen omstreeks de tijdruim te van een jaar over en begeven ons naar Parijs. Daar vinden wij het ver volg en het slot van de wonderbare natuurgeneeswijze. Een groot feest aan het fransche hof stond voor de deur - laten wij aan nemen de receptie bij gelegenheid van het Kerstfeest doch eensklaps had koning Hendrik IV een stijven hals bekomen. Alsof hij drie biljartqueues ingeslikt had, zoo stijf moest hij zich houden bij nacht en bij dagzijn nek was niet in staat de minste buiging te maken bij nacht ontvlood zijn oogen de allernoodzakelijkste slaap en daar door was het totaal onmogelijk, om het hoffeest te doen doorgaan. De koningin verkeerde in wanhopigen toe stand zij had zich reeds op haar nieuw kostuum verheugd want ook de mode is in staat het hart van eene vorstin te verheugen en nu kon van dit alles niets komen door den dom- men... doch dat durfde zij en andere onderdanen Zijner Majesteit niet uit te spreken, want de koning van Frank rijk heeft geen dommen nek. Ook koning Hendrik zelf was niet minder gesticht over dit geschenk. Hij liet al zijn hofartsen, hofmedicijnmees- ters, hofnatuurkundigen, hofdoktoren, hofpleistermakers hofverbandmeesters bij zich ontbieden en beval ieder hunner hem te helpen. Doch te ver- nog van Rome kende. „Reeds is de oorlogsschatting, welke ik uw roem rijk volk heb onderweg toegestaan, en zal vroeger daar zijn, dan de uwen haar verwachten." „Het zal den Romeinen verheugen, dat An.tiochus bij hen geleerd heeft, zijn woord te houden doch ik kom voor eene andere aangelegenheid," antwoordde de gezant op koelen toon. „Mag ik u verzoeken, mij naar mijne tent te vergezellen, om u door spijs en drank te verkwikken „Een Romein mag eerst dan honger en dorst gevoelen, wanneer hij zich van zijn plicht gekweten heeft. Mijn opdracht is echter kort en kan staan devoets worden afgedaan. „De Senaat van Rome is op de hoogte van uwe overwinningen en eert uwen moed. Gaarne ziet hij, dat de dappere zijn vijand doet buigen en hem verzwakt. Gij gaat nochtans te ver. Gij wilt heel Egypte ten onder brengen en bij uw rijk inlijven Zulk een voornemen is onbillijk en zou uwe macht dermate doen toene men, dat gij weieens kondet vergeten, hoe uw vader aan de Romeinen cijns- plichtig werd." „Gij vergist u, Popiliusriep Antiochus levendig. „Ik zeide u im mers reeds, dat de schatting onder weg is." „Des te beter voor u. Gij vergeet echter, dat ik geen schatmeester ben en ook niet hier kwam, om achter- stalligen cijns in te vorderen. Mijne geefsch. Dat was een bevel, waarop zelfs de koning van Frankrijk geen gehoorzaamheid werd betoond. Vijf of zes der beroemde professoren van de universiteit van Parijs benevens de voornaamste lijfartsen des konings verklaarden ten slottemet weten schap en ervaring, met vlijt en zorg vuldigheid alsmede met zalven en tinkturen durfden zij de verzekering geven, Zijne Majesteit zoo spoedig mogelijk te zullen genezen. „En hoe spoedig zal dat zijn vroeg Zijne Majesteit. „Vier weken, Sire „De koekoek hale jelui allen bene vens de mixturen," schreeuwde de koning woedend, „in dien tijd maak ik mijzelven gezond 1" De koningin viel echter in onmacht. Op dit oogenblik liet zich de En gelsche gezant aandienen, de boom lange lord Lawfitt, die den koning reeds heel wat moeilijkheden had bereid. „Wel, master Lawfitt," riep den koning hem toe, kunt gij mij mis schien helpen Of is u soms geko men, om u over mijn toestand te verheugen „Sire, u is wel zoo genadig, deze woorden schertsenderwijze uitte spre ken ik zou mij liever over uwe ge nezing willen verheugen," sprak de zoon van Albion zeer langzaam en ernstig, zoodat men zou hebben kun nen meenen, dat hij bij deze woorden volstrekt geen nevenbedoelingen koe sterde. „Ik zou dankbaarder zijn voor een goeden raad dan voor mooie wenschen," hernam de koning. „Daarmede kan ik ook van dienst zijn, als Sire zoo genadig wil zijn, mij te aanhooren." „Wat zou uit dezen langen schelm nog iets goeds te voorschijn kunnen komen dacht de koning hij wachtte zich echter wel het uit te spreken en vroeg daarom op onverschilligen toon „En wat zal het dan „Dat zal een natuur-geneesheer zijn, die in Uwer Majesteits landen woont en wiens roem ver buiten de grenzen van Frankrijk bekend is." En nu ver telde hij tot ontzetting van de hoog- en diepgeleerde doktoren van onzen goe den Fleurot, roemde diens groote daden en wonderkuren, handigheid en be hendigheid en sprak ten slotte als zijne meening uit, dat het zeer goed mogelijk wezen kon, dat de koning door den boer genezen werd dit zou niet de eerste maal zijn in de geschie denis der menschheid en nu begon hij op te sommen, hoe de herder David koning Saul van zwaarmoedigheid ge nezen had hoe Androcles bij den ko ning der dieren een goed geslaagde tard-en muiloperatie ondernomen had de lord zou ongetwijfeld nog langen tijd aldus zijn voortgegaan, als niet de koning toornig had uitgeroepen „Genoeg, genoeg, ik ben noch een Saul, noch een'wild dier... Maar waar is dan de kerel te vinden, die zulke wonderen kan wrochten? De Engelschman noemde hem de plaats en verwijderde zich vervolgens, niet zonder een boosaardigen blik op de omgeving des konings en de lijf artsen te richten, die in wanhopigen toestand verkeerden. Onmiddellijk moet een ijlbode Fleu- zending is kort en bondig. In naam van den Romeinschen Senaat zeg ik u aan Gij hebt aan den Nijl genoeg zegepraal behaald. Nog heden moet ge met uw leger Egypte verlaten Antiochus kromp ineen, alsof een slang hem had gestoken. Met woe- sten greep omklemde zijn hand het zwaard, en hij hijgde naar adem. Po pilius Laenas daarentegen zeide kalm, doch met klem „Het zal u niet moei lijk vallen gevolg te geven aan het besluit, aan den rechtmatigen eisch van den Romeinschen Senaat, wanneer ik u zeg, dat de Romeinsche galeien reeds de riemen in het water hebben, om, als gij weigert, u den oorlog aan te doen. Twintig triremen wiegelen reeds met hare boegen voor de kust van dit land." Antiochus klemde in verbeten woe de de tanden op elkaar. Zou hij het wagen de Romeinen te trotseeren Met twintig triremen zou hij wel klaar komen Maar alvorens hij Egypte geheel en al aan zich had onderwor pen, zouden de Romeinen met volle strijdmacht ter plaatse zijn. De vestin gen des lands die hij zelf had ontmanteld, boden hem thans geen voldoende ver dedigingspunten meer. En dan de He- breërs in den rugKonden zij niet met de Romeinen een verbond sluiten, ten einde zich op hem te wreken De HebreërsHij knarsetandde, als hij aan hen dacht. Popilius liet hem trouwens niet veel tijd, om te overleggen. rot hier brengen, luidde het koninklijk bevel. De artsen werden weggezonden. Toen hij buiten het paleis stond, sprak lord Lafwitt echter in zich zeiven „Oud Engeland zal genoegdoening ont vangen wij verheugen ons." Op den morgen van den tweeden dag bevond Fleurot zich reeds te Parijs. Men had hem nog laat in den nacht rechtstreeks aan het Louvre, de toen malige residentie des konings, doen uitstappen, nadat men hem per ijlpost van station tot station had gevoerd. Fleurot sliep als twee dassen en ont waakte en gevoelde zich zoo krachtig, dat hij het liefst als worstelaar en bok ser zou hebben willen optreden. Te elf uur werd de boer naar den koning gevoerd, die dicht omgeven was door ministers, hovelingen, artsen en andere voorname lieden, wien Fleurot de nieuwsgierigheid op het gelaat kon aflezen. De koningin stond naast den koning, die goed ingewikkeld op een rustbed lag. „Zoo, zoo, ben je daar, Fleurot, van wien men zooveel wonderbare dingen {.verhaalt," zei de koning tot hem. „Ik genees enkel met natuurlijke en eenvoudige middelen," antwoordde Fleurot. „Welnu, wat denk je van mijn kwaal?" „Wil Uwe Majesteit toestaan, dat ik den hals bezichtigdan weet ik, of ik helpen kan." „Gaarne," was het antwoord, ge neer je niet en denk er aan: je hebt het niet met den koning maar een voudig met een patient te doen. Maak mij gezond, als je het kuntik geef je volle vrijheid." „Ik dank Uwe Majesteit," hernam Fleurot. Hij legde nu zijn hoed op een zetel, plaatste den stok ter zijde, stapte naar den koning, nam dekens, pleisters en verband weg en bekeek nauwkeurig den hals en den nek. „Het beteekent in het geheel niets," verklaarde hij vervolgens op kalmen toon, als Uwe Majesteit het wenscht, is U vandaag nog genezen." „Wat?" schreeuwde de koning, stralend van vreugdede Koningin werd half bleek half rood van verruk king. De artsen zetteu echter beden kelijke gezichten. „In een dag," zei eindelijk een van hen, terwijl volgens de beste wetenschappelijke behande ling veertien dagen noodig zijn, om dit verschijnsel te genezen „Ik heb niet gezegd, dat ik een dag noodig hebt," hernam Fleurot; „ik zal den koning vaudaag nog genezen en mijne behandeling is in tien mi nuten afgeloopen." Het was muisstilzoo iets hield niemand voor mogelijk. De koning zeide echter„Welnu, begin dan maar dadelijk „Ik heb eene lange, houten tafel noodig," merkte nu Fleurot aan, „en eeu tapijt daarop." „Zal de koning dat moeteu inne men spotte een der hofmedicijn- meesters. Verscheidene doktoren geven den menschen nog gevaarlijker dingen in," zeide Fleurot en de koning begon zich hoogelijk te amusecrcn. De tafel met een tapijt bedekt was spoedig aangebracht. „Toon nu je „Gedenk Magnesia, waar uw vader er voor boette, de Romeinen te heb ben getrotseerd I" riep hij waarschu wend. „Den zoon zou het nog erger gaan dan den vader 1" „Het is niet roemvol den zoon aan het ongeluk zijns vaders te herinne ren zeide Antiochus kregel. „Ik kan u heden nog niet antwoorden op uwen eisch. Wacht tot morgen en gun mij tijd, met mijne veldheeren te beraadslagen." „Niets van dat alles!" riep de Romein opbruisend en uit de hoogte terwijl hij met zijn zwaard in het zand een kring om Antiochus trok. „Nog vóór gij dezen kring verlaat, moet ik uw besluit vernemen." Wederom voer 's koning hand naar de greep van zijn zwaard doch hij liet die weder dalengedurende de dertien jaren, die hij in Rome had doorgebracht, leerde hij staatkunde hooger dan den toorn van den krijgs man. Den Romein verzengend met de oogen, die fonkelden van haat, stiet hij met schorre stem uit„Ik onderwerp mij aan de overmacht en doe, wat de Senaat eischt. Waar is uw volmacht?" „Hier." Popilius Laenes maakte een koele buiging en vertrok. Antiochus stond een oogenblik als bedwelmd daarna herstelde hij zich I en riep zijne bevelhebbers toe „Zendt onmiddellijk renboden naar de troepen in 't Zuiden, dat ik hun be- kunst aan onsgebood de koning. Fleurot maakte echter een diepe buiging en sprak „Majesteit, ik ver zoek u te willen bevelen, dat alle aanwezigen dit vertrek en de voorka mer verlaten ik kan de behandeling slechts beginnen, als wij alleen zijn." Toen verhief zich groote tegen spraak. De koningin verzette zich daartegen het eerst, want zij was de nieuwsgierigste van allen, en achter haar plaatsten zich alle anderen. Er ontstond gemompel en beweging het hielp evenwel niets. De koning vroeg opnieuw, of het niet anders ge schieden kon, of tenminste de konin gin niet blijven mochtFleurot ver klaarde kortweg: „Neen!" en het ver trek liep ledig. Eenigen trokken een dom, anderen een beleedigd, de rest een beklagenswaardig gezicht. De ko ningin begaf zich evenwel het laatst naar buiten en wierp op Fleurot een blik, die veel op een dolksteek geleek. Fleurot stapte achter haar aan en deed de deuren op slot. De koning sprak als zijne meening uit„Je hebt veel verlangd, Fleurot. Deze antwoordde „Sire, u zal wel dra zien, dat ik niet anders kan han delen." „Welaan danmaar wat nu „Ik verzoek Uwe Majesteit te wil len opstaan en zich in volle lengte op deze tafel te willen uitstrekken." „Wat.... ik.... op die tafel daar?" „Ja Sire." „Op den rug. „Neen, Sire, anders om." De koning keek den boer besluite loos aan. „Kerel heb je ze alle vijf wel vroeg hij. „Indien Uwe Majesteit beveelt," was het antwoord, „ga ik onmiddellijk heen." „Nu goed," zuchtte Hendrik IV, „wij willen ook nog dit offer brengen voor onze 'gezondheid, voor onze ge liefde onderdanen van ons land." Bij deze woorden begon hij de tafel te beklimmen. De reuzensterke boer hielp hem een handje en een oogenblik lag Zijne Majesteit met den rug naar boven in volle lengte op de tafel. Nauwelijks lag hij echter, of Fleurot hief zijn rech terarm tot een geweldigen klap op en in het volgende oogenblik suisde zijn vlakke, reusachtige hand op het meest uitstekende deel van het koninklijk lichaam neer met een slag, dat de vensters er van dreunden. Een half onderdrukte gil van woede en met één sprong verliet de koning de tafel en snelde op Fleurot toe, om hem te grijpen. Deze stond kalmpjes het tooneel af te zien en sprak op eenvoudigen toon „Sire u is genezen „Wat Genezen zei de koning, die het nu eerst weer inviel, dat hij in het bezit was van een stijven nek. Hij begon het hoofd te bewegen, terwijl Fleurot zei „De inspannende ruk, waartoe ik uwe Majesteit noodzaakte, en dien u anders nooit gewaagd zou hebben, heeft de genezing ten gevolge gehad." „Werkelijk, werkelijk," bevestigde de koning, „de pijn is weg, ik ben inderdaad genezen." Hij draaide het hoofd naar alle zijden, boog voor- en achterover.... het euvel was als weg- veel terug te keeren. Laat blazen tot den aftocht De trompetten schetterden. De ko ning wierp nog een verpletterden blik op den gezant, die zich kaasrecht en trots verwijderde, gaf daarna zijn ge volg een wenk hem te vergezellen en vertrok. „Niet wij, maar de goden dragen onze banieren sprak Popilius Lae nas tot de Romeinen, die hem verge zelden. „Wij hebben geen zwaard meer noodig, onze naam alleen is voldoende ter zegepraal Egypte, dat zich reeds verloren waande, was binnen weinige dagen ontruimd. Antiochus, door den Romein in te genwoordigheid van zijn eigen veld heeren diep vernederd, zag op het laatste oogenblik het stoute plan zijns levens verijdeld. Somber balde hij de vuist, die den teugel van zijn paard hield, toen hij Judea bereikte. Apollonius, de nieuwe benoemde ontvanger der belastingen, die voorheen reeds te Jerusalem zijn gewillig werk tuig was geweest, trok hem te gemoet en deed verslag van hetgeen er in middels in Judas hoofdstad wasvoor- gevallen. Veel bijzonders was het niet want de Phrygiër Philippus, dien de koning als opperbevelhebber daar had achtergelaten, had met ijzeren macht de onderdrukten in toom gehouden en door zijne wreedheid algemeene on tevredenheid verwekt, .welke nochtans zich niet in een moedige daad durfde geblazen Nu eerst keerde zijne be zinning geheel terug hij begon harte lijk te lachen en zeide „Fleurot, je hebt gelijk, ik ben genezen. Het is evenwel eene verduivelde natuurge neeswijze, die je er op na houdt." „Ik behandel mijne eigen kinderen geheel in overeenstemming met die methode," verzekerde Fleurot met glimlachend gelaat, en zij groeien naar lichaam en ziel prachtig op. Ik smeek nu Uwe Majesteit echter om vergiffe nis, dat ik u met mijne hand heb aangeraakt." „Gaarne en van harte, ofschoon ik bekennen moet, dat je hand wat hard is. Zou iets minder ook niet toe reikend geweest zijn „In het geheel niet, Sireik moest zoo handelen. En nu zal Uwe Maje steit het ook volkomen rechtvaardigen, dat ik dit niet doen kon onder het oog van getuigen, ook niet van de Koningin." „Je hebt volkomen gelijk, Fleurot waarachtig... als iemand het wist., moest ik van de regeering afstand doen 1 Maar jijjij moet mij belo ven, dat er je niemand iets van zegt, tenminste zoolang ik leef." „Ik zweer het, Sire." „Help mij me den mantel omslaan daarna willen wij ons aan het hof als genezen vertoonen." Bij deze woor den belde de koning en beval, het hof te laten binnentreden. Toen dit geschied was, sprak de koning „Zooals gij ziet, ben ik opgestaan en volkomen genezen. Ik dank het dezen man, die van mij het noodige verlof ontvangt in geheel Frankrijk volgens zijne geneeswijze te werken en wien mijn minister Sully nu on middellijk tweeduizend livres zal uit betalen." Men kan zich een denkbeeld maken van de verbazing en de vreugde der koningin alsmede van den toorn der hofgeneesmeesters. Weldra trok ken zij echter een hoogt onnoozel gezicht en begonnen te vragen, welk wonderbaar middel Fleurot dan toch wel had aangewend. Deze antwoordde enkel„Vraagt het maar aan den koning 1 Als Zijne Majesteit het u wil zeggen, heb ik niets daartegen." Dat dit niet gebeuren zou, wist hij maar al te goed. In een .koninklijke koets en zakken vol geld keerde Fleurot naar huis te rug. De boomlange Engelsche gezant Laf witt was echter tevreden over zich- zelven en' over Fleurot. Hij wist wel, hoe hij de koning genezen had en dit deed hem meer genoegen dan de Orde van de Kouseband. Als hij later bij bijzondere gelegenheden zoo plechtig mogelijk den koning de wenschen van Groot Brittannië moest overbrengen, dacht hij bij zichzelven„Als hij het wist 1" En de koning, die dit vermoedde, dat de sluwe Engelschman hem een streek had willen spelen, dacht tegelijkertijd eveneens „Als hij het wist 1" Volgens de gewoonte der genees- heeren bewaarde Fleurot evenwel een diep stilzwijgen over de wijze, waar op hij de beide hooge heeren met zijn eenvoudige natuurgeneesmiddel gecureerd had. uiten. Ondertusschen was er een openlijk verzet uitgebroken tegen Menelaus, den onrechtmatigen hoogepriester, wiens voortdurend hatelijk en onwaar dig optreden alle goedgezinden met afschuw vervuldegeen rechtschapen Hebreër betrad meer den ontwijden tempel, niemand luisterde naar hem. Antiochus, die dit verzet tegen den door hem aangestelden hoogepriester beschouwde als een opstand tegen zijne macht, hoorde dit verslag met een gefronst voorhoofd aan. „Daardoor zullen zij boeten 1" zei de hij met ijskoude bedaardheid tot Apollonius. „Ik zelf wil thans de stad niet zien, die als een open zweer in mijn hand ligt. Maar gij neemt van mijn leger twee en twintig afdee- lingen van duizend man mede naar de weerbarstige stad en tuchtigt haar naar verdienste." Terwijl de koning met het overschot van zijn leger naar Damascus optrok, wist Apollonius onder het masker van huichelachtige vredelievendheid den bewoners van Jerusalem een gevoel van veiligheid in te boezemen. Maar den eerstvolgende Sabbath overviel hij de niets kwaads vermoedende on- gelukkigen, die niet ten strijde waren uitgerust, verwoestte de stad te vuur en te zwaard sleepte vrouwen en kinderen gevangen met zich mede, en roofde wat er nog aan weivee en an dere eigendommen aanwezig was. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 6