No. 70. Zaterdag- 28 Januari 1911. 2e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. W? Stichter: H. A. van Dalsum. Gentschestraat C 6 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. Eene aanplakking. DE VOLKSWIL EEDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELGIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKER IJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. De verdediging van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. De Minister van Oorlog der Veree nigde Staten van Noord-Amerika, Dickson, heeft aangevraagd de sterkte der geregelde troepen, welke ruim 100.000 man bedraagt, te brengen op 400.000 man, ten einde bij een even- tueele oorlog tegen zee-mogendheden, langs de kusten van den Grooten en Atlantischen Oceaan te kunnen beschik ken over eene voldoende hoeveelheid troepen tegenover landingstroepen. Het totaal der noodig geacht geregelde troepen wordt berekend op 450.000 om op mogelijke gebeurtenissen voor bereid te zijn. In Amerika zoekt men dus de kracht der kustverdediging in versterking der troepen. Is dit niet teekenend Het verdient overwe ging aan de Regeering dier Republiek te vragen op welken grond men niet voorstelt, om ook daar langs de kust tal van forten te bouwen, nabij moge lijke landingspunten, zeehavens en ri vieruitmondingen. Wij zeggen dit, omdat de „stemmen van eenvoudigen in den lande" en wel licht „de autoriteiten en hooggeplaat- sten" in den vreemde meer ge loof zullen vinden. Het antwoord, in algemeene trekken, is echter vooruit vrijwel te geven Er is geen denken aan daargelaten nu de principieele bezwaren tegen for ten om langs die kusten het benoo- digde getal pantser-forten te bouwen. Dat getal zou te groot worden, en het zou millioenen verslin dend worden dien bouw te onder nemen. Ongelukkigerwijze vindt de President Taft, de sterktevermeerdering der troe pen eveneens te kostbaar, dus komt er voorloopig niets. Op kleinere schaal (wat de financiën betreft veel ongunstiger) verkeeren wij met onze betrekkelijk zeer groote kust- lengte, in dezelfde omstandigheden als die groote republiek. Terwijl men nu daar niet aan nieuwen bouw denkt, is dit hier het fundament der verdediging: de alfa, terwijl men zich om de „Omega" minder druk maakt. Verstokte voorstanders van het doode element, zullen natuurlijk niet toe geven. „Hoe komt gij er toe vergelijking te maken tusschen Nederland en Amerika" zullen zij tegenwerpen „de af standen welke een vijandelijke vloot „moet afleggen bij een oorlog met „Amerika zijn aanzienlijk grooter, dus „is er ook meer tijd van voorberei ding, om „landingstroepen op te „wachten" bovendien is het zeer goed „mogelijk dat landingen daar, veel „moeilijker en gevaarlijker zijn in uit— „voering. Wellicht zijn ook de uit mondingen van rivieren en de havens „moeilijker binnen te loopen, zoodat „zoowel op strategische overwegingen, „als gelet op den toestand der kust, „forten daar niet noodig zijn. Einde- „lijk heeft Amerika eene krachtige „vloot, welke men bezig is nog van de „noodige versterking te voorzien." Wij teekenen hierbij aan Als men in Amerika niet rekende op het welslagen van landingen en weE van zeer belangrijke afdeelingen een der moeilijkste en tijdroovendste oor logshandelingen dan zou de M. v. O. ook de levende strijdkrachten van het leger niet 3 maal sterker willen maken, brengen van pl. m. 100.000 man op ruim 400.000 man. Die vloot en die kustgesteldheid zijn dan immers krachtige bondgenooten. En er zullen dan toch alt ij d wel punten zijn langs de kust, die uitnemende gelegenheid bieden van verdediging door pantser forten. Wanneer daarin zulk een groot weervermogen is gelegen, dat men hier van oordeel is, dat de verdediging der geheele kust, staat of valt met al of niet bouwen van forten, dan zullen toch zeker ginds wel punten zijn aan te wijzen waar men voor bereid willende zijn op mogelijken tegenspoed een ieserve zou willen vinden in eenige pantserforten. Maar bovendien indien wij vreezen, dat onze bewakingstroepen langs de kust, niet spoedig genoeg zullen zijn opgesteld om krachtig op te treden tegenover landingen, hoe zullen wij het dan maken om met spoed op te treden (gereed) tegenover een leger, dat ons van oostelijke of zuidelijke zijde bedreigt In meerdere gevallen kan het naderen tot de landgrenzen, langer verborgen blijven, dan het nade ren tot de kust. Het behoeft geen betoog, dat als onze opdracht tot de kust, wordt, ge lijktijdig te moeten strijden tegenover een overmachtigen vijand naderende van de zeezijde, in vereeniging met een overuiachtigen vijand, naderende van de landzijde, dat het dan van ons een onbegonnen werk is. Zulk een reuzentaak is door een kleine natie niet te vervullen. Overgave of „vechten tot den laat- sten man"tusschen deze twee moet gekozen worden, maar te voorkomen is de inname niet (afsluiting en blok kade). Het departement van Oorlog in Noord-Amerika heeft gelijk Het zoekt de kracht der (verdediging, ook langs de kust in levende weermiddelen. Dat wij nu het nog tijd is met zulk eene zienswijze van een praktisch, met gezond verstand uitnemend bedeeld volk ons voordeel doen. He lezing van Dalsum te §a§ van O ent. Ze was wel wat geleerd, maar elk woord werd goed verstaan, de voor dracht werd op eene prettige wijze gehouden en de spreker won veel sympathie onder de talrijke aanwezi gen, terwijl zeer velen buiten moesten blijven, omdat de ruimte geen meer dere toehoorders toeliet. Zoodra de lezing was afgeloopen werd van uit het gehoor met volle borst het lied van de Volkswil ge zongen. Het onderwerp wasDe beginselen van de Fransche Revolutie en de Katho lieke rechtsleer. Het doel er van was na te gaan, of het standpunt vooral der Anti-Revolu tionaire partij, en welk standpunt de band is tusschen de christelijke Staats partijen in Nederland, of namelijk de tegenstelling der staatkundige partijen van Nederland van Evangelie tegen Revolutie, wel juist is. Spreker begon met eene vertaling te geven van de beginselen der Re volutie, zooals ze zijn vervat in de Verklaring van de rechten van den mensch en van den burger, van 1789, en van de Inleiding dezer beginselen. Deze beginselen zijn vervat in een Grondwet van 17 artikelen, en kunnen worden teruggebracht tot drie, welke zijn 1. De Volkssouvereiniteit. 2. De Gelijkheid voor de wet. 3. De vrijheid in de uitoefening der rechten. En deze alle wortelen volgens de Inleiding in het natuurrecht. Het eerst werd behandeld de Volks souvereiniteit. Verklaard werd hoe het was vóór 1789, gevraagd werd of de vorst er is voor het volk of wel, of het volk er is voor den vorst, verklaard werd de oorsprong van het burgerlijk gezag en het beginsel van de volkssouvereini teit, dat het beginsel van het Staats gezag zetelt in het volk zelf, niet in den drager van het Staatsgezag, werd bewezen als te zijn volgens het natuur recht en volgens het katholieke recht. Daaruit volgden ook als juist de toepassingen wat wet is, nl. de uit drukking van den algemeenen wil of den volkswil, de volksvertegenwoor diging en de rekenplichtigheid van ieder ambtenaar aan de maatschappij. Daarna werd behandeld de Gelijk heid voor de wet. Eerst wat er onder wordt verstaan, en hoe het was vóór 1789, vóór Christus tijd en wat het Evangelie leert. De gelijkheid voor de wet werd bewezen als te zijn een natuurrecht. En daarna de toepassingen. Het derde beginsel van de Vrijheid in de uitoefening der natuurlijke rechten. Eerst werd behandeld de burgerlij ke vrijheid in het algemeen en daarna in hare toepassingen van a. De per soonlijke vrijheid, b. De vrijheid van meening en van godsdienst, c. De vrijheid van drukpers en d. De vrij heid of onschendbaarheid van het eigendomsrecht. En bewezen werd, dat deze alle zijn volgens het natuur recht en de katholieke leer. Verder werden behandeld de drie redenen, waarom de voorstanders van Evangelie tegenover de Revolutie zoo dwalen, dat zij tegen de waarheid in deze tegenstelling belijden. De drie redenen werden genoemd en uiteengezet als 1. Omdat zij oordeelen zonder te gaan naar de bronnen. 2. Omdat zij als beginselen van de Revolutie noemen beginselen, die daarin niet liggen opgesloten. 3. Omdat zij onder taak van het Staatsgezag willen brengen wat niet tot deze taak behoort. In een Slot werd door spreker ge noemd als de groote gedachte, die zich ais gevolg van de christelijke gedachte, dat God de wereld regeert, losmaakt uit den loop der eeuwen en die is geworden een eisch des tijds, de gedachte dat het kerkelijke en het wereldlijke gezag scherp van elkaar worden gescheiden. Hij zeide, dat in de vermenging van beide de oorsprong heeft gelegen van alle groote kerkelijke beroeringen. Hij verklaarde niet te aarzelen met te zeggendat de Rovolutie is ge weest een werk in Gods hand, ondanks het feit, dat God heeft toe gelaten haar te doen voltrekken door mannen van het ongeloof, dat de Fransche Revolutie is geweest een zegen voor godsdienst en maatschappij. Men spreekt van christelijke Staats partijen. Maar wil eene Staatspartij zich christelijk noemen, dan zal haar grond slag moeten zijn een christelijke geest. Wat christelijke geest is. Noch de christelijke noch de vrij zinnige partijen hebben, het uitsluitend eigendom van den christelijken geest. In beide partijen is dwaling, maar het is het deel waarheid in beider dwaling, dat de dwaling doet leven. En het deel waarheid in beider dwaling is van beide een gevolg van den chris telijken geest. Er is alzoo in den diepsten grond geen verschil, doch slechts misverstand. Taak van de Volkswil in het open bare leven. Hare beginselen zullen eenmaal zegevieren, omdat zij zijn een eisch des tijds en het verlangen is van het verstand, dat bewust en onbewust zetelt in de ziel der bevol king van ons Nederland. Met als Slotwoord En hebben wij overwonnen, dan zal zijn waarheid en geen klank dat Nederland groot is in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn. Het is zijne bedoeling nu en dan hier en daar te gaan spreken, mits wordt gezorgd voor flinke zalen. Het onderwerp zal in den eersten tijd zijn het onderwerp van Sas van Gent, of wel als onderwerp de Paus. En als eenmaal alle artikelen zijn verschenen, die hij van plan is in de Volkswil te geven en die betrekking hebben op de Nederlandsche Politiek jegens Vlaanderen, zal hij ook dit onderwerp gaan behandelen in le zingen. In den loop van 1911 zullen waar schijnlijk meerdere brochures verschij nen, alle in het belang van de politieke ontwikkeling en van de levensbelan gen van Zeeuwsch- en Belgisch Vlaan deren. Al wie wenscht, dat wij in zijne gemeente komen spreken, moet zich maar met ons in verbinding stellen. Salaris vragen we niet, maar kan het zoo worden geregeld, dat we geen onkosten hebben, dan zal dit ons aan genaam zijn. Ei li 1 s t, Vervolgingswaanzin. Het schijnt dat in het „Land van Hulst" de verschillende autoriteiten, zoo gees telijke als wereldlijke, lijden aan ver volgingswaanzin te opzichte van notaris Van Dalsum te Hulst. Zooals bekend kan de heer Van Dalsum, hoewel zelf katholiek, het niet best vinden met de geestelijken in den omtrek. Om zijne ideeën en zijn goed recht te verbreiden en te verdedigen geeft de heer Van Dalsum uit een weekblad, nl. „De Volkswil". In zijn kwaliteit van redacteur van dat blad is hij in korten tijd nu reeds driemalen ge rechtelijk vervolgd voor het aanranden van eer en goeden naam van sommige personen. Eerst was het pastoor Schets van St. Jansteen, die Van Dalsum tweemalen een vonnis bezorgde. De laatste maal eene ver oordeeling tot een geldboete van 100 gulden met eene vermaning om op te houden met zijne aanvallen daar hij anders kennis zou maken met de ge vangenis. De heer Van Dalsum schijnt te be zitten den moed der overtuiging. Nu weer viel hij aan in zijn blad den burgemeester van Hulst, die hem weer gerechtelijk vervolgt. Heusch, het begint daar in Hulst te gelijken op vervolgingswaanzin. Met die 100 gulden is zeker den naam van pastoor Schets voldoende schoongewassen, en is het uitgemaakt dat de heer Van Dalsum onwaarheid schreef. En met de eventueele straf is de burgemeester van Hulst totaal schoon- gebrand. Bah 't Is de justitie die meehelpt, anders zouden zulke het wel uit hun hoofd laten telkens te vervolgen. 't Is niet te doen om zich schoon te wasschen, maar om tegenstander onaangenaam te zijn, ja, zoo mogelijk te vernietigen. Dat mocht de justitie inzien, den beklaagde vrij spreken en de aankla gers met een geduchte uitborsteling van de jas, heen zenden. Den vervolgde wordt ditmaal ten laste gelegd dat hij opzettelijk zou hebben aangerand de eer en goeden naam van den burgemeester van Hulst Van Waesberghe, door in zijn blad op te nemen le een voor hem aan de Koningin ingediend adres, waarin gezegd, dat die burgemeester jegens hem heeft in gediend een lasterlijk rapport, en 2e omdat hij in zijn blad dien burge meester ten laste heeft gelegd, dat een Edelachtbare ter kwader trouw in een ambtsrapport een mede-inwoner bij de overheid heeft belasterd. Ongetwijfeld zal Van Dalsum wor den veroordeeld. Dat staat bij ons vast. En dan is het alweer niet waar wat dien burgemeester is ten laste gelegd. „De Toekomst." Men zal zich herinneren, dat bij vonnis van de rechtbank van Middel burg van 10 Juni 1910 wij in de eerste strafzaak pastoor Schets zijn veroordeeld tot f50 boete (door de menschen betaald) terwijl pastoor Schets daarbij werd gemachtigd, en dit op zijne vordering per advocaat mr. Dieleman, om het strafvonnis te doen aanplakken te Hulst en Sint- Jansteen, de kosten daarvan door ons te betalen en dit tot ten hoogste f150. Van die aanplakking hoorden we niets tot op 24 Januari 1911, op wel ken dag het vonnis in Sint-Jansteen en Hulst is aangeplakt. Pastoor Schets of de „rechtsgeleer de" mr. Dieleman hebben zeker ge dacht: beter laat dan nooit, en aldus is de aanplakking gedaan zeven maanden na de uitspraak. We zijn eerst naar de aangeplakte stukken gaan zien, en we vonden, met name aan de Gentsche en aan de Dubbele Poort te Hulst, dat het stuk niet is |geteekend en dat niet blijkt wie heeft aangeplakt, en we verna men, dat de aanplakking, zoowel te Hulst als te Sint-Jansteen, is gedaan door den gemeenteveldwachter. Indien de aanplakking ware geschied ter uitvoering van het von- n i s, dan had de aanplakking moeten zijn geschied doói een, die met de

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 1