Het naadlooze kleed.
Van alles wat.
Mengelwerk.
Eugenia Pelagia Puijlaert. Margare-
tha, d. van Germanus Joannes Schel-
kens en van ^Louise: Provoost, 18 Nov.
Augustinus, z. van Petrus Kremers en
van Stephania Scheire. 19 Nov. René
Franciscus z. van Franciscus d'Hert
en van Johanna Emelia van Gassen.
Charles Hendricus Albertus, z. van
Alouisius Rottier en van Philomena
Stevens. 23 Nov. Franciscusjohannes,
z. van Augustinus van Bunder en van
Nathalia Dingeman. 26 Nov. Anna
Maria, d. van Mattheus Ferket en van
Rosalia Dingeman. 28 Nov. Leon Fran
ciscus, z. van Desiré Frankevijle en
van Clementina Verplancke.
Overlijden. 17 Nov. Een als leven
loos aangegeven kind van het vr.
geslacht van Joseph Inghels en van
Maria Anna Smits. 20 Nov. Hendricus
Bleijenbergh, oud 48 j., z. van Petrus
en van Eugenia Sabina Victoria der
Weduwen.
Overslag. Overlijden. 18 November.
Catharina Maria Baecke, oud 7 m., d.
van Cyrille en van Emerentia Maria
van Laere.
Koewacht. Geboorten. 17 Nov.
Alice Josepha, d. van Carolus Lud.
Scholter en van Josephina van Hove.
18 Nov. Irma, d. van Theophile de
Coninck en van Coleta Elegeest. 22
Nov. Arhur Franciscus, z. van Leo-
nardus Borgt en van Emelie van Gas-
sen. 24 Nov. Albertus [osephus z. van
Aloijsius van Pottelberghe en van Cecilia
van Brussel. 25 Nov. Mauritius Petrus
Paulus, z. van Franciscus de Guchte-
neire en van Apolonia Piron.
Overlijden. 18 Nov. Een als leven
loos aangegeven kind van Victoritus
Al. Poppen en van Honorina Regen-
mortel. 19 Nov. Anna Maria Bracke,
oud 1 m., d. van Camillus en van
Maria Louisa Sturms. 21 Nov. Do
minica de Bliek, oud 92 j., wed. van
Joannes Baptiste van Laere. Leonie
de Pauw, oud 60 j., echtg. van Jacobus
Poppe.
Kraaienspel. R. B. schrijft
in de „Levende Natuur"
Op een Maandagmorgen kwam ik
per fiets voorbij het buitenverblijf
„Het Hof" te Andel. Daar was het
in de toppen van de hooge eiken en
iepen een drukte van belang De
voor enkele weken teruggekeerde
reigers waren ijverig aan het op
knappen van de oude nesten. In een
van de hooge toppen zat een reiger-
paar met de lange halzen tegen el
kaar de hoogte in te staren. Een
klein eindje verder zaten in enkele
lagere boomen een groote massa
kraaien te genieten van den mooien
moigen. Plotseling kregen zij het
paartje in de gaten en wat deden
ze nu Ze gingen heel deftig het
stelletje een serenade brengen
Eensklaps vlogen allen op en gin
gen, het waren er misschien wel
200, in groote kringen voortdurend
zoo luid mogelijk roepend, vlak bo
ven en om het tweetal vliegen. On-
brachten verscheidene zijner manschap
pen hem pijlen, die men uit de stad
naar den burg geschoten had, en aan
welker schacht brieven bevestigd waren
van den volgenden inhoud „Antiochus
leeft en staat morgen voor Jerusalem.
Wij houden uwe partij, aangezien- Ja
son ons verdrukt en een vijand des
konings is. Wij bewaken de Noor
derpoort. Zoodra gij tijdens het ge
vecht daar een vuur ziet branden,
breek dan met geweld uit den burcht
en val Jason in den rug. Middeler
wijl zullen wij voor den koning de
poort openen, Jason gevangen nemen
en aan Antiochus uitleveren. Daardoor
dienen wij u en den koning, en be
hoeden de stad voor een langdurig
beleg, dat ons slechts nadeel kan
brengen."
Menelaus herademde, toen hij die
brieven had gelezen, welke allen van
denzelfden inhoud waren zijn benarde
toestand zou weldra ten einde, de
dag der wraak tegenover Jason spoe
dig aangebroken zijn. Hij liet rijkelijk
levensmiddelen en wijn uitdeelen aan
zijne aanhangers, die met hem op den
burcht zaten ingesloten, en legde hun
zijn plan bloot, dat met gejubel be
groet werd, namelijk, om tijdens het
gevecht Jason in den rug te vallen en
de poort voor den koning te openen.
Antiochus moest op dien dag zien,
welk een vijand hij had aan Jason en
welke betrouwbare aanhangérs hij be
zat in Menelaus en diens vrienden.
Het bericht, dat Jerusalem en geheel
ophoudelijk werd de troep nog ver
sterkt door kameraden, die van al
de omliggende akkers toesnelden om
deel te nemen aan de grap. Zelfs
een troepje spreeuwen voegden zich
bij de muzikanten en ook een viertal
eksters gaven door een luid geschater
en voortdurend wippen en slaan met
staart en vleugels, blijk, dat ook zij
van de partij waren Het is te be
grijpen dat dit alles bij elkander een
oorverdoovend geschreeuw gaf. Nadat
dit zoo een poosje geduurd had zou
de grap nog mooier worden
Een der zwartrokken vloog schuin
naar boven, wierp zich met een fer-
men vleugelslag om en liet zich toen
in een prachtigen boog naar beneden
zeilen, rakelings langs de koppen der
reigers, die kalmpjes bleven zitten,
om daarop aan de andere zijde weer
omhoog te stijgen. Nauwelijks had
den de andere kraaien dit gezien of
een groot aantal begon hetzelfde te
doen. Yan alle kanten zeilden ze in
prachtige bogen langs de reigers.
Nadat deze serenade zoo enkele
minuten geduurd had, verminderde
het aantal deelnemers gaandeweg en
spoedig zaten allen weer in dezelfde
boomen. Het viel mij op, dat geen
enkele van de reigers, er zaten er
wel vijftig in de onmiddellijke na
bijheid, zich ook maar het minst aan
het lawaai stoorde. Geen enkele deed
moeite om de levenmakers weg te
jagen. Ik stapte weer op, maar nog
geen vijf minuten verder hoorde ik
weder een luid spektakel. Ik keek
om, het spelletje was opnieuw aan
den gang. Over gebrek aan belang
stelling gedurende hun wittebroods
weken behoeven onze reigers dus
waarlijk niet te klagen. Nooit had
ik kunnen denken, dat die zwart
rokken zoo humoristisch aangelegd
waren.a
o
Een legendarisch verhaal uit het
Duitsch door Anco I. De vroege
morgenzon wierp een lange, bleeke
schaduw over de smalle straten van
Jeruzalem. De landwegen in de om
geving der stad waren verlaten, buiten
gewoon stil en eenzaam maar uit het
verre middelpunt der stad, verhief zich
een gedempt geluid van vele stemmen.
In een der zijstraatjes werd geruisch-
loos een deur geopend en een Ro-
meinsch krijsman trad in de stille
straat. In de rechterhand droeg hij
zijn hoofdmansspeer, en in de linker
een prachtig schild uit erts. De zon
spiegelde zich in zijn glanzende wapen
rusting en harnas, terwijl hij besluit
loos op den drempel staan beelf. Nog
een oogenblik wijfelde hij, doch keer-
het joodsche land eensklaps tegen hem
was opgestaan, trof den Syrischen ko
ning gelijk een bliksemstraal uit hel
dere lucht. Dat het niet een bepaald
verzet tegen hem was, doch slechts
een nietige partijstrijd betrof tusschen
de twee onrechtmatige hoogepriesters,
vermoedde hij niet. Wanneer er in
het joodsche land een oproer uitbrak,
tegen wie anders kon dat gericht zijn,
dan tegen de Syriërs en hunnen ko
ning Hij, die met koortsachtig onge
duld er op wachtte, dat Alexandrië,
hetwelk weldra uitgehongerd zou zijn,
zich overgeven en daarmede geheel
Egypte hem in handen vallen zou,
zag plotseling met schrik en verbeten
woede de sombere voorspellingen van
zijn leermeester in vervulling gaan en
de lijn voor zijn terugtocht bedreigd.
Wanneer hij dezen opstand niet on
middellijk met alle hem ten dienste
staande middelen onderdrukte, als hij
den oproerlingen tijd liet, zich te or-
ganiseeren, misschien met naburige
volken een verbond te sluiten en hem
in den rug te vallen, dan zat hij als
een wig tusschen de Hebreërs en de
Egyptenaren ingesloten. Hij zou in
elk geval in een langdurigen veldtocht
worden gewikkeld, welke voor hem
des te verderfelijke konde worden,
daar tijdens zijne lange afwezigheid
vele zijner ontevredene satrapen tegen
hem, den onwettigen koning, konden
opstaan en in zijn eigen rijk een om
wenteling verwekken, waardoor zijn
ondergang verzekerd werd.
de zich dan haastig om, zette speer
en schild tegen de muur en trad het
huis weder binnen, terwijl hij de deur
zacht achter zich sloot.
Daarbinnen diende één enkele ruim
te tot keuken woon- en slaapkamer.
In een hoek, naast een klein, geopend
raam, stond een vrouw, bedroefd over
een bedje van gevlochten stroo ge
bogen. De krijgsman doorliep de
kamer met haastige, doch zachte schre
den, en bleef naast haar staan, zóó
stil dat de vrouw schrok, toen zij hem
bemerkte.
„Je bent toch nog niet terug,
Gaulas vroeg zij.
„Neen Leda 1" antwoordde hij angstig
„Ik ben niet gegaan, ik kan niet, ik
kan hem niet zoo achterlaten." H'j
bukte zich over het bedje en beschouw
de met angstige oogen het heete roode
gezichtje van een twaalfjarig knaapje.
„O Gaulus", smeekte de vrouw ang
stig, „je kan hier niets doen en wan
neer je gaat, win je misschieniets bij
de verloting van het eigendom der
veroordeelden. Worden vandaag niet
drie ter kruisiging gebracht Dan
kunnen wij tenminste de kruiden en
wijn koopen, die ons kind noodig
heeft. Men zegt, dat die eene water
in wijn en steen in brood veranderen
kan. Kon hij misschien niet nog
wonderbarer dingen doen goud in
zilver tooveren Is het niet mogelijk,
dat er tooverkracht in zijne kleederen
is, en dat deze jou toegedeeld wor
den? Ga toch vlug Gaulas 1 smeek-
zij het is al het vijfde uur. Maar
kom zoo gauw mogelijk terug, als je
iets gewonnen hebt, want wanneer
niets gedaan wordtHaar stem
beefde, zij kon niet verder spreken en
terwijl zij zich over het kind boog,
streelde zij met hare koele hand harte
lijk over het door koorts verhitte voor
hoofd. Nog eenmaal wierp Gaulas
een blik op de zieke kleine, als in
tweestrijd keerde zich dan snel om,
opende de deur en verliet het huis.
II.
De straat naar Gologtha, den berg
der kruisiging, was als 't ware be
zaaid met schreeuwende, spottende en
opgewonden menschen. In 't midden
hiervan gingen de drie veroordeelden,
door een troep Romeinsche soldaten
omgeven, aan wier hoofd Gaulus
stond. Twee der veroordeelden gingen
met wankelende schreden moeizaam
voort sidderend onder de hoon en
gemeene plagerijen van het gepeupel
de derde echter schreed met waardige
kalmte voorbij, al sprak onuitspreke
lijke droefheid uit zijne trekken. Hij
scheen zelfs met medelijden bewogen
voor degenen, die hem beleedigde en
bespotten. Hij droeg een linnen kleed,
dat op de rechterschouder donker ge
kleurd was door zweet en bloed, door
de zware last des kruises veroorzaakt.
Hij had dit zoolang getorst, tot hij
onmogelijk meer veder kon. Op zijn
hoofd drukte, diep, eene van doornen
gevlochte kroon, welke zijn uitge
teerd en met bloed en stof bedekt
gelaat nog smartelijker deed uitkomen.
Achter hem ging een uit het volk, een
zwaar gebouwde Cyrener, dien men
gedwongen had, hem het kruis te
helpen dragen. Deze bezweek bijna
onder zijn last, zelfs voor zijne sterke
schouders was het te veel.
Buiten zich zeiven van woede, met
een door drift misvormd gelaat, gaf
hij na kort beraad bevel terstond op
te breken. Hij wist, dat hij, door het
beleg voor Alexandrië op te heffen,
alle voordeelen prijsgaf, welke hij in
dezen veldtocht met de uiterste kracht
inspanning en met bloedige offers had
bevochten, dat Egypte, hetwelk hij
reeds onder de knie had, voor hem
zoo goed als verloren was doch de
nood dwong hem er toe, hij moest
nu Jerusalem overvallen dan moest
hij al was het alleen ter wille van
zijn wraak.
Wel had hij in Egypte groote schat
ten buitgemaakt, maar wat baatten ze
hem, die, door eerzucht gedreven, het
zelfs zou 'durven wagen, na Egypte
onderworpen te hebben, ook Rome
den oorlog aan te doen? Nu ging
Egypte voor hem verloren ter wille
van die gehate arglistige jodenthans
moest hij die schandelijke schatting
weder betalen aan de Romeinen, die
hij, na Egypte onder het juk gebracht
te hebben, als een hem waardige
tegenpartij had willen aanvallen. Ach
ter zich hoorde hij de spottende
triumfkreten der bijna geheel verslagen
Egyptenaren, die thans hunne steden
nog geduchter versterkten dan vroe
ger, en voor hem nieuwe en machtige
vijanden konden worden. Vóór zich
zag hij een trouweloos, oproerig volk,
hetwelk hij tot in het diepst zijner
ziel haatte.
I Wederom hadden die fcUendigen,
III.
Het liep tegen den middag. In het
zeldzaam zóó afschrikwekkende duister,
staken de drie kruisen met hur.ne ster
venden, donker tegen den zwak-lichten
hemel af. Aan den voet van het
middelste kruis hurkten vier soldaten.
Zij wierpen het lot om de kleederen
van dengene, die zich zelf „koning"
genoemd had. De inzet was het naad
looze witte kleed, hetgeen hij tot het
laatst gedragen had.
Gaulas stond er bij en keek on
geduldig toe. Hij moest langen tijd
wachten, voor hij aan de beurt kwam.
De beurs vol geldstukken, welke den
eerste der drie veroordeelden was af
genomen, had reeds een ander gewon
nen. Terwijl hij daar zoo stond en
wachtte, kwam een klacht over de lip
pen der gestalte, wier omtrek zich
onduidelijk van het kruis boven hem
afteekende, en ofschoon geklaag voor
Gaulas niets buitengewoons was, daar
hij reeds menigen veroordeelde aan
het kruis had zien sterven, zoo was
toch in dit geklaag iets, dat hem als
een mes door de ziel sneed. Een spons
lag naast een schotel met edik. Onwil
lekeurig doopte Gaulas deze in de
vloeistof, stak de spons aan de punt
van zijn speer en hield hem aan de
lippen des stervenden. Anderen had
den dit gedaan onder spot hij deed
het uit medelijden. Gaulas was nieuws
gierig, of de man de edik zou gebrui
ken. Hij kon niet goed zien; als ech
ter het bittere kruid de lippen, ver
droogd door koorts en dorst, aan
raakte, openden zich de oogen en blik
ten door de toenemende duisternis in
de zijne. Gaulas stond daar als be-
tooverd. Toen men hem riep, dat de
beurt om te werpen met de dobbel-
steenen aan hem was, gehoorzaamde
hij als iemand, die uit een droom tot
de werkelijkheid terugkeert. Machinaal
nam hij de steenen en wierp. Als uit
de verte hoorde hij ze roepen, dat hij
het winnende getal geworpen had en
het waardevolle kleed hem toebehoorde.
Nu echter de gedroomde uitkomst wer
kelijkheid 'werd, overmande hem de
vreugde. Toen hij weder tot zich kwam,
voelde hij, dat de aarde onder zijne
voeten beefde en kraakte en door de
duisternis vale bliksemschichten over
hem uitspuwden. Door de opwinding
en het naamloos schrikken dezer af
schuwelijke duisternis vlood Gaulas en
de van plotselinge angst vervulde
menigte naar den stadtoren. De storm
was eenigszins bedaard, als zij zich
eindelijk te Jeruzalem bevonden. Gau
las, zijn gewonnen prijs angstig be
schermend, ijlde naar huis, zich met
moeite een weg banend door de dikke
duisternis. De blik dier glanzende
oogen vervolgde hem voortdurend. Hij
herinnerde zich gehoord te hebben, dat
een joodsch priester, het opschrift
boven het middelste kruis ironisch
gelezen had. Zou het mogelijk zijn
De koning der Joden. Wie dan was
Caesar? De Koning der Joden Deze
woorden stemden hem tot nadenken.
Zonderling gestemd schreed hij voort
in de duisternis. Eensklaps verhief
zich voor hem de Joodsche tempel.
Alleen nog den hoek om en hij zou
thuis zijn. Hij zou zich hier een oogen
blik ophouden, dan zich haasten om
zijn prijs te verkoopen en zich de
zooals hij hen noemde, zijne schoon
ste toekomstplannen vernietigd we
derom waren zij hem in den weg
getreden, gelijk toenmaals, als een
hunner....
„Hamathesana 1" steunde hij, alsof
hij door lichamelijke smart gefolterd
werd, en hij gaf zijn paard de sporen,
zoodat het eensklaps in de lucht
sprong. Daarna rende hij vooruit, het
doel zijner wraak te gemoet.
Philippus, de Phrygiër, hield zijn
paard naast dat van Heliodorus, wierp
een blik op het als uit steen gebeiteld
gelaat van den koning en fluisterde
den stadhouder toe„Daar rijdt de
dood naar Jerusalem
Het duurde niet lang of de heilige
stad zag zich rondom door het sterke
leger der Syriërs ingesloten. Aange
zien echter de steil omhoog schietende
rotswanden, welke de stad aan drie
kanten omgaven, van die zijden een
gunstige bestorming schier onmogelijk
maakten, trachtte Antiochus, met ze
keren veldheersblik, Jerusalem te be
machtigen van het Noorden uit, waar
de heuvel Bezetha eene nadering ver
gemakkelijkte.
Jason, die zulks had voorzien, had
daar zijne beste strijdkrachten opge
steld, die van de hooge muren uit des
te beter een aanval konden afslaan,
daar het den Syriërs voorloopig nog
aan belegeringswerktuigen ontbrak.
Door de slingeraars en voet eri
handboogschutters bloedig teruggesla
gen, meende Antiochus reeds de be-
noodige medicijnen aanschaffen, welke
zijn kind noodig heeft. Maar wat is het,
dat zijne oogen thans aanschouwen Het
was lichter geworden en hij kon zien,
dat het groote voorhangsel des tem
pels in twee stukken gescheurd was
en zoodoende het allerheiligste prijs
gaf aan aller blikken. Verwonderd
stond hij stil. Hij zag de kostbare met
goud bedekte ark, waarop de beide
gouden figuren knielden en tusschen
hen een kronkelende, flikkerende vlam,
die, terwijl hij haar gadesloeg, steeds
helderder brandde, totdat zij geheel
het inwendige der heilige plaats ver
lichtte. Een plechtige stilte heerschte
rondom, niets dan het ademhalen van
Gaulas verstoorde de indrukwekkende
stilte. Een oogenblik stond hij als aan
den grond genageld, dan keerde hij
zich plotseling om. ZekerIemand had
de woorden uitgesproken De Koning
der Joden 1 Doch niemand bevond zich
in den tempel, ofschoon de woorden
als uit zijn dichtste nabijheid geklonken
hadden. Dan wilde hij wederom het
Allerheiligste beschouwen, doch hij kon
niets meer onderscheiden, daar zijn
vlam langzaam uitgestorven was.
In Gaulas kamer boog een vrouw
zich, zachtjes snikkend over een stroo-
bed. Die afschuwwekkende duisternis
in den middag, scheen haar een nood
lottig voorteeken. Als Gaulas maar
kwam. „Gaulas Gaulas riep Leda
in vertwijfeling, terwijl het kind reeds
koud begon te worden Eindelijk
kwam hij en zielsbedroefd ijlde hij
naar het bed, bukte zich over de kleine
en nam het steunende lichaampje in
zijne armen. „Dek het toe het
kind klaagde toch reeds over kou"
waarschuwde de moeder angstig.
Het kind hield in vaders armen op
met steunen. Gaulas greep nu haastig
het gewonnen witte kleed en wikkel
de het om den knaap. Hij bemerkte
niet, dat de vlek van het witte linnen,
welke de plaats kenteekende, waar het
kruis gerust had, nu het bijna stil
staande hart aanraakte.
„Leda, Leda" riep hij plotseling,
terwijl hij haar met opengesperde oogen
aanzag, „het kind herleeft weer. Zie
toch
De moeder richtte zich op van den
grond, waar zij in hare droefheid was
neergezegen. Zij keek langen tijd,
bevend, en vragend in het aangezicht
van haar lievering, dan sloot zij hem
in hare armen.
IV.
Gaulas en Leda zaten naast elkander
op den drempel der deuropening, in
de gebalsemde lenteschemering en be
schouwden met innige vreugde, hoe
nieuw leven in het kleine wezen bloei
de. De maan bescheen met waarlijk
wonderschoone glans het lieflijk tafe
reel van ouder en kind, als de moe
der eindelijk opstond en het kind,
nog altijd gewikkeld in het naadlooze
kleed, terugbracht naar zijn legerstede.
„Leda riep Gaulas plots als uit ge
peins opschrikkend„Stil!" waar
schuwde zij hem bezorgd, hij slaapt".
„Leda ging hij met gedempte stem
voort, dat was „de Koning der Joden
Het kind bewoog zich en lachte....
het zou later een waardig priesterlijk
volgeling van den koning worden en
zijn vader zou dienen als trouw sol
daat van dien Koning der^koningen 1
storming der stad te moeten uitstellen,
totdat zijne belegeringswerktuigen zou
den zijn aangekomen, toen er eens
klaps een groote verandering in den
stand der zaken plaats greep.
De Hebreërs, onder wie er velen
tegen hunnen verdrukker Jason had
den saamgezworen, schoten ook onder
de Syriërs pijlen, waaraan brieven
waren bevestigd, welke den koning
ter hand gesteld werden.
Dezen brieven luidden: „Menelaus,
uw getrouwe dienaar, werd door Ja
son, dien gij van zijn hoogepriester-
schap hebt ontzet, in de stad over
vallen en zit nu met de Syrische
bezetting op den burcht ingesloten.
Op een als sein door ons ontstoken
vuur zal Menelaus echter een uitval
doen en zich in den rug van Jason
werpen. Inmiddels openen wij voor
u de Noorderpoort. Wij, uwe vrienden,
zullen bij uwen inval in de stad allen
onzen helm averechts opzetten, opdat
uwe krijgslieden ons kunnen herken
nen en zullen sparen. Zoo gij onzen
brief hebt ontvangen, steek dan
van avond een bundel rijsthout aan
een hoogen staak in brand wij weten
dan, dat gij den volgenden dag de
stad zult bestormen. Ten einde Jason
te misleiden, moet gij eerst een schijn-
aanval op de Rustpoort doen.
Wordt vervolgd