De Volkswil
Judas de Volksverachter,
BIJVOEGSEL
van
van 3 December 1910.
IT «EN III KOLENMIJNEN.
46 FEUILLETON.
Burgerlijke stand,
Van alles wat.
i.
Er is slechts weinig dat een zoo
doodschen aanblik oplevert als een
kolenmijnen-streek. Het van nature
liefelijk aanzijn van de aarde wordt
onzichtbaar gemaakt door hoopen af
val van geweldige afmetingen, waar
boven uitsteken de enorme zwarte
schoorsteenen, groote gebouwen en
wentelende raderen. De bodem is
zwart, de wegen zijn bedekt met een
dikke laag zwarten modder of zwart
stofbijna: iedereen dien we tegen
komen heeft een zwart gelaat en zwarte
kleeren. We denken aan de zwarte
diepten beneden ons, aan de lange
zwarte lijst van ongelukken die zoo
veelvuldig voorkomen in de analen der
kolenontginning, aan de zwarte ver
halen van verdrukking en slavernij
die eens dergelijke ondernemingen zoo
ontsierden, en we zijn aanvankelijk
geneigd te denken dat er geen enkele
vriendelijke trek is te vinden in het
beeld van een kolenmijn.
Maar wacht even. Zelfs de donker
ste teekening heeft hare lichtlijnen, en
wanneer we dieper doordringen in het
leven der kolenwerkers, en in de met
hoden volgens welk het mineraal
wordt ontgonnen, zullen we zien dat
de zaken er nog lang niet zoo duister
uitzien als we aanvankelijk geneigd
waren te denken. Die mijnwerkers die
ons passeeren, zien er heusch niet
zoo somber uit. Sommigen fluiten,
anderen praten vroolijk en lachen, of
schoon zij juist terugkeeren van hun
werk onder den grond. De arbeid in
die donkere afgronden heeft hen blijk
baar nog niet allen levenslust doen
verliezen. Hun werk is zwaar, maar
gewoonlijk worden zij niet slecht be
taald, en de arbeidstijd is meestal niet
lang. Wanneer zij er lust toe gevoe
len, nemen zij een vrijen dag
meestal laten hunne finantiën dat wel
toe, en velen hunner houden er een
piano of een orgel op na, waarop
sommigen lang geen eerstbeginners
meer zijn. Natuurlijk komt er nu en
dan een tijd waarin het geld schaarsch
is, maar waar komt zoo iets nimmer
voor
Maar dan die leelijke donkere ge
bouwen Ja, van buiten zijn ze leelijk
en doodsch genoeg, Maar werp er
eens een blik binnenin, en vóór u
ziet ge de prachtigste machines, die
bijna geruischloos wonderen verrichten.
Verzamel al uw moed, en kijk eens
naar beneden in de schacht. O, af
grijselijke duisternis! Toch, daar vér
beneden, waar het daglicht nooit
Geschiedkundige roman uil den lijd
der Slarliaheén.
TWEEDE BOEK.
(o)—o—(o)—
II.
IK STA ALLEEN MAAR AAN MIJNE
ZIJDE STAAT HET HECHT.
„Maar dan is er toch de Syrische
bezetting nog. Draag zorg, dat die
niet van u afvalle. Geef den bevel
hebber rijke geschenken, geef den sol
deniers wijn, veel wijnwie het beste
hunnen dorst lescht, is hun man."
„Ik zal doen, wat gij zegt, Andronicus.
Maar de Syrische bezetting is zeer
verzwakt. Antiochus heeft meer dan
de helft er van naar Egypte medege
nomen. Bovendien vertrouw ik de Sy-
riërs niet. Zij bekommeren zich slechts
om hunne macht en niet om mijn
aanzien. Van drie kanten dreigt mij
gevaar. Op de eerste plaats kan het
volk zelf tegen mij opstaan...."
„Dat zal het niet doengij hebt
het volk steeds zijn zin gedaan. Geef
het slechts geld, wijn en feesten, op
dat het goed voor u gestemd blijve,
beloof uwe aanhangers al wat zij
willen...."
„Ten tweede kan Jason, dien ik ver
doordringt, daar is een woelige stad
met straten van kool, met huizen
van kool, stallen van kool, spoorwe
gen over kooldaar zijn dan ook
eveneens de modernste machineriën
daar is een leger van grimmig uit
ziende mannen, waarvan elk een hem
aangewezen taak heeft, onder het toe
zicht van generaals, kolonels en kapi
teins. Zeker, daar beneden dreigt
gevaar. Maar de mannen bekommeren
zich daar weinig om misschien wel
té weinig. Het rooft hun nimmer den
slaap. Er zijn dieren beneden, die
daar geboren worden, die daar leven,
en die eerst het daglicht zullen aan
schouwen wanneer zij geen werk meer
kunnen verrichten, wanneer ze al levend
naar boven komen. Toch missen zij
het vroolijke daglicht niet, zij hebben
nimmer geweten wat het is.
Toch zijn we blijde dat het lot van
de stoere wrekers ónder ons beter,
veel beter is geworden dan een vijftig
jaren geleden. Sprekende van Enge
land zegt Archibald Williams: „Alle
eer aan lord Ashley (later hertog van
Shaftesbury) voor zijn moedig partij
kiezen voor de kolenmijnwerkeis. De
misstanden die de Commissie in 1842
vond, waren ontroerendze waren
zóó dat we gemakkelijker kunnen
begrijpen waarom in de latere jaren
de nakomelingen van de ongelukkigen
die een ellendig bestaan in de mijnen
voortsleepten, zoo een groote macht
willen uitoefenen door hunne machtige
vereenigingen. De commissie vond
vrouwen die onder den grond als
lastdieren voortkropen, te midden van
een verpestenden atmosteer van li-
chaamelijk lijden, en van ontaarding
en zedelijke verdierlijking, dien we bij
wilden nauwelijlijks zouden verwach
ten en kinderen van vijf en zes, ja,
zelfs van vier jaren, werden gedwon
gen om op handen en voeten te
kruipen door de nauwe en lage gangen
van de kolenmijnen, waar zij door
middel van een om het middel be
vestigde ketting kleine wagens moesten
voorttrekken. In vele mijnen stonden
alle gangen blank. Niet de minste
zorg werd er besteed aan ventilatie
en aan drooghouden.
Zoo werden die arme vrouwen en
kinderen doorweekt, en zij stikten
haast door gebrek aan lucht. Het
was heel gewoon om jonge meisjes
wagens te zien voortduwen doorgan
gen van 55 centimeter hoogte, waar
door zij natuurlijk gedwongen werden
hun lichaam dubbel te buigen, en
vaak in de latere jaren de gruwelijk
ste vergroeiingen optraden. Vrouwen
hadden hun last voort te duwen op
deze wijze, over een afstand£van"15
joeg, van deze stemming partij trekken
en terugkeeren, er nog geheel van
afgezien, dat ook het volk op dit
oogenblik tegen de Syriërs zou kunnen
opstaan en ontzettende verwarring
stichten."
„Zulk moet gij trachten te verhinde
ren, Menelaus, koste wat kostl Wie
zegt u, dat Antiochus werkelijk dood
is? En al is hij ook gesneuveld, dan
heeft hij immers toch een opvolger,
die zich zal wreken, wanneer wij nu
tegen de Syriërs in opstand komen.
Zeker, de aanhangers van den ouden
stand van zaken zouden nu gemakke
lijk de Syrische bezetting kunnen
overrompelen maar wat er ook van
zijzij zouden niet lang juichen, want
hoe de koning der Syriërs ook moge
heeten hij zal dit land wel onder den
duim weten te houden."
„Voorzeker. Ik denk er dan ook
niet aan, het volk tegen de Syriërs op
te zetten ik moet de opgewondenheid
van het volk sussen, het afleiding be
zorgen, en zelf geheel aan de zijde
der Syriërs staan."
„Goed dus. Wat vreest ge dan nog
meer
„Het meeste ducht ik Onias. Het
volk, dat zich nu reeds verlost waant
van het juk der Syriërs, zal hem terug
halen, hem, dien het nog altijd den
zachtzinnige, den rechtvaardige noemt.
En als Onias terugkomt..."
„Zult gij vallen, Menelaus daaraan
valt niet te twijfelen," zeide Androni
cus koelbloedig.
kilometer per dag. Het is bewezen 1
dat een meisje vier en twintig uur
achtereen werkte, daarna twee uur
rustte, en vervolgens weer twaalf uur
werkte. Wanneer een dergelijk beest
achtige ongevoeligheid voor mensche-
lijk lijden bij de mijneigenaren voorzat,
dan kunnen we ons evenmin verwon
deren dat door de schromelijkste
verwaarloozing van alle veiligheids
maatregelen, ongelukken treurig veel
vuldig voorkwamen.
Toen het rapport der Commissie in
het Parlement werd bekend gemaakt,
waren alle leden diep verontwaardigd
dat dergelijke toestanden konden be
staan in een land. waar in naam ten
minste geen slaaf geduld werd, en
onmiddellijk werd er een wet aange
nomen waarbij vrouwelijke arbeid
onder den grond, en het in dienst
hebben van jongens onder tien jaren,
verboden werd.
Heden ten dage is dat alles veran
derd. Zooals we zien zullen wordt
er voor de gezondheid en de veilig
heid ten strengste gewaakt, en de
groote vorderingen op technisch gebied
hebben den arbeid aanmerkelijk ver
licht.
We zullen nu overgaan tot de voor
bereidende werken, welke de eigenlijke
ontginning van het mineraal noodza
kelijk voorafgaan, en waarbij de mijn
ingenieur zijne voornaamste diensten
heeft te bewijzen.
Gesteld dat een nieuw district
geëxploiteerd moet worden. Een
maatschappij wordt gevormd en een
ingenieur benoemd en uitgezonden om
de streek te onderzoeken en uit te
maken wat het beste „plan de cam
pagne" zijn zal. Wellicht ~zal hij
toevallig de uittredende laag op de
helling van een heuvel ontdekken en
in staat zijn het „vallen" van deklaag,
of den hoek onder welke zij onder
den horizontalen bodem wegduikt, te
bepalen. Wanneer er echter aan de
oppervlakte geen kool is te ontdekken,
moet hij zijn toevlucht nemen tot een
diamantboor, die tegenwoordig voor
dergelijke doeleinden bijna uitsluitend
wordt gebezigd. De kroon van de
boor is cylindrisch en aan de onder
zijde bezet met een aantal amorfe
zwarte diamanten, die vele duizenden
meters hard gesteente kunnen door
boren voordat zij verzet behoeven te
worden, Eene machine wordt opge
steld op de plaats waar het proefgat
wordt gemaakt, en een hollen stang
welke den boorkroon draagt, wordt
door de machine in draaiende bewe
ging gezet. Zoodra de stang voor
een groot deel omlaag is geboord,
wordt een tweede er op geschroefd,
Door deze holle buizen wordt water
naar beneden geperst, dat het losge
werkte gruis met zich medeneemt op
zijn weg naar boven, door de ruimte
tusschen het boorgat en de boorstan-
gen. Van tijd tot tijd wordt de ge-
heele toestel omhoog gehaald, welke
dan een cylinder van het doorboorde
gesteente in zich bergt. Een onder
zoek van dit gesteente zegt de inge
nieur of hij nabij de kool is gekomen,
en levert hem bovendien een juist
beeld der lagen onder zich. Ten
slotte wordt wellicht een zwarte
cylinder omhoog gebracht, de lang
verwachte kool is aangeboord. Maar
De onrechtmatige hoogepriester ver
bleekte. „En weet gij geen middel,
om mij te redden vroeg hij angstig.
„Toch wel. Ge moét Onias doen
vermoorden."
„Andronicus
„Er bestaat geen ander middel.
Vooraleer de afgevaardigden zijner
aanhangers hem bereiken, moet hij
gevallen zijn."
„En zijn zoon?"
„Zijn zoon staat ons niet in den
weg. Deze houdt reeds sedert lang
in Egypte verblijf en velen, die onder
uw bestuur ontevreden werden, zijn
hem daarheen gevolgd. Men zegt, dat
hij in Egypte een nieuwen tempel wil
bouwen. Deze tempel zou echter nog
meer onwettig zijn dan die op Gari-
zim. Valt Onias, dan zal niemand
meer naar zijn gevluchten zoon vra
gen."
„En wie zal Onias dooden
„Ik."
„Gij, Andronicus Wat verlangt gij
daarvoor
„Gij geeft mij uwe dochter tot
vrouw en schenkt haar tot bruidschat
twintig talenten."
De hoogepriester beet zich op de
lippen en aarzelde.
„Nu, Menelaus?"
„Het zij, zooals gij verlangt. Zoo
dra Onias gevallen is, krijgt gij, wat
ge gevraagd hebt. Maar Onias vei-
toeft in de vrijstad Daphne, waar hij
veilig is."
„Ik zal hem buiten de stad lokken,
steeds dieper vreet zich de boor een
baan door het gesteente, en nieuwe
kolenlagen worden ontdekt. Nu wordt
een boorgat geslagen op andere pun
ten van het terrein, totdat de ingenieur
genoegzaam gegevens heeft om zich
een beeld te vormen van het onder-
aardsche gebied dat hij te ontginnen
zal krijgen. Een goede diamantboor
legt ongeveer 20 meter per dag af,
en de kosten zijn gemiddeld 35 gulden
per meter. Hoe grooter de diepte
wordt, hoe kostbaarder ook het werk,
doordat het ophalen en ook het rond
wentelen van de boor steeds grooter
arbeid vereischt.
Wanneer een kolenlaag onder een
kleinen hoek aan de oppervlakte
komt, drijft men een hellenden gang
naai beneden, in de laag zelveof
wel, wanneer de laag uittreedt op de
helling van een heuvel, boort men
een tunnel van een punt onder dit
uittreden af naar de laag. In de
bruinkool-districten van Noord-Ameri-
ka wordt bijna alles ontgonnen door
middel van tunnels, hellende putten
en dergelijken, daar de kolenlagen
zeer horizontaal liggen, niet ver van
de oppervlakte, en bereikt worden
onder een zwakken hoek. Wanneer
het mogelijk is drijft men den tunnel
eenigszins omhoog, zoodat de afwa
tering en het transport van de kool
ondersteund worden door de zwaarte
kracht.
Wordt vervolgd.
O
Clinge. Huwelijks-voltrekkingen. 9
Nov. Carolus Ludovicus Tock (van
Calloo), oud 29 j., jm. en Joanna
Catharina Vermeersen, oud 33 j., jd.
Geboorten. 2 Nov. Albertus Adol-
phus, z. van Theophilis Ludovicus
Panwels en van Maria Juliana van
den Bergh. 5 Nov. Ivonna Louisa, d.
van Franciscus Josephus Vermeersen
en van Pulcherina Apolonia De Lee.
10 Nov. Ivonna Marie, d. van Augu-
stinus de Wilde en van Maria Fran-
cisca van Puijvelde. Cijrillus Josephus,
z. van Theofiel Lodewijk Clarijsse en
van Eugenia Reijns. 11 Nov. Irma
Anna Maria, d. van Hijpolitus de
Schepper en van Rozalia Bleijenbeig.
12 Nov. Magdalena Maria, d. van
Rochus Camillus Blommaert en van
Maria Clothilde Hageman. 15 Nov.
Desiderius Adrianus, z. van Constan-
tinus van der Kruisen en van Rosalia
Vermeulen.
Overlijden. 13 Nov. Serafinus Damr-
anus Kint, oud 2 j., z. van Felix en
van Maria Ermeliende Segers. 15 Nov.
Eugenia Maria Claessens, oud 22 j.,
d. van Constantinus en van Maria de
Bruijn.
Philippine. Huwel.-voltrekk. 15 Nov.
Florimondus Theophilus van Putte,
oud 29 j., jm. en Eugenia Maria Wij-
ne, oud 21 j., jd.
Geboorten. 11 Nov. Paulina Rosalie,
d. van Josephus Rammeloo en van
Rosalia Dhondt.
Overlijden. 10 Nov. Eduardus Hen-
dricus Snoeck, oud 64 j., echtg. van
Melanie de Klerck.
St. Jansteen. Huwelijks-aangiften.
4 Nov. Jacobus Elias, oud 25 j., jm. en
waar de horens van het altaar hem
niet meer beschermen. Vaarwelik
vertrek. Groet uwe dochter van mij.
En gij moet doen, wat ik u gezegd
heb. Begeef u onder het volk, zend
uwe boden uit, verbiedt alle onwet
tigheid en waarschuw de vreesachttgen,
niet te luisteren naar de stem der
opruiers. Gebruik geweld tegen hen,
die oproer prediken. Laat de Syri
sche wachten de stad doortrekken en
wees op uwe hoede 1"
Andronicus ging schielijk heen en
Menelaus bleef in de hevigste opge
wondenheid achter. Hij wist, wat er
voor hem op het spel stondalles
trilde aan hem, de eerstvolgende uren
moesten over zijn lot beslissen.
Hij overlegde nog een oogenblik.
Andronicus had gelijkop de eerste
plaats kwam het er op aan, het op
gewonden volk te doen bedaren en
de angst voor Antiochus en zijn leger
levendig te houden.
Spoedig daarop trokken de boden
van den hoogepriester door de stad
en verkondigden, dat het gerucht niet
waar was. Wanneer het echter be
vestigd mocht worden, dat Antiochus
gesneuveld was, dan moesten de bur
gers van Jerusalem weer naar hunne
huizen terugkeeren en zich aan de
bestaande verordeningen onderwerpen,
aangezien de macht immers, thans
even zoo goed als voorheen, in de
handen der Syriërs berustte.
„Ontelbaar is het leger der Syriërs,
dat in Egypte staat!" riep een der
Amalia Boussen, oud 24 j., jd.
Huwelijks-voltrekkingen. 8 Nov. Ho-
noré Theophile Ferket, oud 34 j., jm.
en Maria Clothilda^Schuerman, oud 24
j-. jd-
Geboorten. 2 Nov. Leonia Maria, d.
van Marie Emelie Arens. 3 Nov. Leonia
Maria, d. van Gustavus Ludovicus
Boeckling en van Amalia van de Velde.
4 Nov. Irma Maria, d. van Carolus
Ludovicus d'Hooghe en van Lucia
Maria de Bot. 8 Nov. Irma Maria, d.
van Adolf Vanacker en van Maria Mer-
vis. 10 Nov. Anna Catharina, d. van
Joannes Jacobus van Dorsselaer en
van Maria Josephina de Winne. Emma
Maria, d. van Josephus Vlassenrood en
van Leonia Maria D'Hooge.
Overlijden. 12 Nov. Petrus Johannes
Joseph Bleijenbergh, oud 1 j., z. van
Joseph Mattheus en van Marie Melanie
van Goeije. Dominicus van Looij, oud
16 j., z. van Eduardus en van Maria
Pelagia Kant.
0
Eenvoudig krijgsplan. Ten tijde
van den Silezischen oorlog kwam op
zekeren dag generaal Ziethen in de
tent des konings. De monarch was
zeer opgeruimd, en onderhield zich
lang met Ziethen over de heldendaden
van laatstgenoemde.
„Maar zeg mij nu eens, Ziethen,"
vroeg de koning plotseling, „kunt ge
nu ook wel een krijgsplan ontwerpen
Ziethen krabde zich achter de ooren.
„Niet zoo bepaald naar de regels
der kunst, Uwe Majesteitantwoord
de hij, na zich een oogenblik bedacht
te hebbenmaar ik heb zoo mijn
eigen plannendaar wil ik er wel
eens één van teekenen.
Hierop ging hij naar de tafel, nam
een vel papier, doopte een pen tot
over de schacht in den inktkoker, en
maakte een dikke streep van boven
naar beneden
„Dit beteekentKomt gij zoo tot
mij
Nu maakte hij een tweede streep
van beneden naar boven
„Dan kom ik zoo tot u Naar dit
plan heb ik al mijn vijanden versla
gen
De koning lachte hartelijk en zeide
„Laat het maar niet aan een penne-
Iikker zien, die zou u nog uitlachen
o
Pracht en drankmisbruikzijn twee kan
kers die werkvolk en burgerij opknagen.
o
Jacht en visscherij. Door Ged. Sta
ten van Zeeland is de sluiting der
jacht op hazen, patrijzen, fazanten,
korhoenders en kwartels bepaald op
Zaterdag 31 December a.s. met zons
ondergang.
De sluiting der jacht op houtsnip
pen en waterwild zal nader worden
bepaald.
o
Vermakelijk of
Aan een briet „uit de hoofdstad"
in de „Prov. Gron. Courant" wordt
het volgende ontleend
Een vermakelijke historie heeft in
de advocatenkringen dezer dagen nog
al vroolijkheid verwekt en ik wil
boden. „Zelfs als het terugkeert zon
der Antiochus, dan moeten de Syriërs
op den tocht naar hunne haardsteden
toch Jerusalem aandoen. Vinden zij
dan, dat wij in opstand gekomen zijn,
zoo zullen zij het op ons wreken
Die woorden maakten indruk, het
luid geschreeuw der menigte verstom
de voor een "korte poos, om later met
des te meer kracht weer los te barsten.
De onrechtmatige hoogepriester
keek van zijn hoog gelegen huis vol
spanning op Jerusalem en het gewoel
der volksmassa neer.
Het volkOp dit oogenblik scheen
het hem een reuzige, bloeddorstige
wolf toe. Zeker nog hield het zich
rustig, gelijk de wolf ineengedoken
ligt in 't zand. Was het zoo kalm
uit de slaafsche vrees, of nam het den
schijn van onderworpenheid aan, om
hakend naar moord, zich tot den
sprong gereed te maken
In elk geval luisterde het volk op
dit oogenblik ]niet meer naar de uit-
noodiging zijner boden, het begaf
zich niet naar zijne woningen. Op
gewonden, maar radeloos en zonder
aanvoerder, liep het door de straten,
en de menigte, die den stillen waar
nemer zooeven nog had toegeschenen
als een wolf, belust op prooi, leek hem
opeens veel kleiner te zijn. Dat was
niets dan een reusachtige hoop opge
schrikte mieren, die daar ondereen
krioelden. Met haar zou hij wel klaar
komen, hij zou ze vertrappen, die
mieren