m No. 62. Zaterdag 3 December 1910. 2e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hnlst. Stichter: H. A. van Dalsum. Gentschestraat C 6 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. De Maasbode- DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELG1Efr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Yrije Woord en voor dien van Advertentiön. ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. In het verslag van den toestand der provincie Zeeland over 1909 lezen we op blz. 211, dat in Zeeland 17 ge meenten zijn, welker gemeentefinan- tiën buitengewoon rijkssubsidie ont vangen, en van deze 17 gemeenten zijn er 8 in het kanton Hulst. Zeventien noodlijdende gemeenten in de kleine provincie Zeeland is veel, maar 8 alleen in het kanton Hulst is teeke nend. Op blz. 198 van dat verslag lezen we, dat in het school-arrondissement Hulst 2401 kosteloos onderwezenen zijn op de 3422, wat bewijst, dat 73% van de schoolgaande kinderen als onvermogend worden beschouwd om schoolgeld te betalen. En dit, terwijl het schoolgeld voor de kinderen die wel betalen toch zeer gering is. Uit beide officieele cijfers volgt dat ze er op wijzen, dat de bevolking van het kanton Hulst arm is en geen draagkracht heeft. We weten allen, dat de arbeiders stand in het kanton Hulst, ondanks den rijken, vruchtbaren bodem, het grootste deel van het jaar in Duitsch Rijnland en Westfalen en in de Hol- landsche polders en in water- en ver- keerswerken elders zijn brood moet verdienen, eensdeels, omdat in Zeeland geen arbeid of slechts onvoldoende betaald wordende arbeid te vinden is. In het kanton Ter Neuzen is de toe stand eenigszins beter doordat in dit kanton de loonstandaard der landar beiders hooger is en in dit kanton eenige nijverheid en scheepsarbeid te vinden is. In dit kanton zijn geen noodlijdende gemeenten en het aantal onvermogende schoolgaande kinderen is 57 In het kanton Oostburg is de trek van den arbeidenden stand groot voor Amerika en ook in dit kanton zijn geen noodlijdende gemeenten. Van den toestand in Zeeuwsch- Vlaanderen is dus die in het kanton Hulst de meest ongunstige. Van de verschillende provincies van Nederland heeft naar evenredigheid de provincie Zeeland de meeste pachters, en in het kanton Hulst bestaan nage noeg geen boer-eigenaars. Zeeland is een landbouwprovincie en uit het feit van de groote evenredig heid boer-pachters, terwijl de eigenaars voor het grootste deel buiten de pro vincie of in het buitenland wonen volgt ditdat de kapitaalinkomsten der lan den naar elders vertrekken en elders worden verteerd, terwijl in de provincie alleen blijven de arbeidsinkomsten. Dit heeft voor gevolg, dat de handel en de ambachten zich moeten beper ken tot de verbruikersbehoeften in eigen kring, want kapitaal voor zaken buiten eigen kring is niet aanwezig. En aangezien dit reeds sedert geslach ten zoo is, zou daarvoor ook niet de noodige ondernemingsgeest zijn, want deze moet in eene bevolking groeien en kan niet in eens worden gebracht. Vóór Zeeuwsch-VIaanderen tot Ne derland behoorde was de toestand heel anders, want naast den landbouw bloeiden toen handel, nijverheid en zeevaart. Hoe is deze verandering gekomen Door art. 14 van het tractaat van den Vrede van Munster van 30 Januari 1648. Door dit tractaat werd het tegen woordige Zeeuwsch-VIaanderen van Vlaanderen afgenomen en bij Nederland gebracht, en in dat artikel 14 werd bepaald„De Riviere de Schelde, „alsmede de canalen van 't Sas, Swijn „en andere zeegaten daer op respon derende, sullen van de zijde van de „Heeren Staten gesloten worden ge- „houden." Welk doel werd hiermede beoogd Geen ander dan ditom den han del en de nijverheid van de steden Antwerpen, Gent en Brugge te ver lammen en tot niet te brengen. En dit, om daardoor te bevorderen den handel en de nijverheid van de Hol- landsche koopsteden, welke naijverig waren op den bloei der Vlaamsche steden. De geschiedenis spreekt misschien wel van strijd voor geloofsvrijheid, van heldenmoed der soldaten en gene raals, van de Staten-Generaal, maar de waarheid isdat de toenmalige verovering van Zeeuwsch-VIaanderen niet anders is geweest dan een gevolg van koopmansafgunst. Door het gesloten houden van de Schelde en van de zeegaten krachtens dat art. 14 werd het overgebleven Vlaanderen van de zee afgesloten, ook hierin gingen handel, nijverheid en zeevaart te niet, terwijl het afgenomen Vlaanderen moest dienen als het dek sel, dat werd gezet op den doofpot Vlaanderen, en in dit deksel ging ook alles te niet wat een uitweg noodig heefthandel en nijverheid en later ook zeevaart, want als er niets meer te vervoeren is verdwijnen de schepen, en verzanden de waterwegen. Opdat het deksel op den doofpot Vlaanderen toch maar steeds aan zijn roeping van deksel zou voldoen kwam Zeeuwsch-VIaanderen niet aan Zeeland, maar werd generaliteitsland, dat is, het werd direct van uit den Haag ge regeerd en had in het bestuur zelf niets te zeggen. Deze toestand bleef tot na de in lijving van Nederland bij Frankrijk, en ook later werd de toestand anders nadat Nederland en België één waren geworden. Na 1830 bleef de Schelde open voor Antwerpen, doch er bleef een tol verschuldigd, die in latere ja ren werd afgekocht, en na dezen af koop en niet eerder is Antwerpen weder tot bloei gekomen, terwijl Zeeuwsch-VIaanderen inmiddels van .generaliteitsland een deel was gewor den van de provincie Zeeland. De gevolgen van het tractaat van 1648 doen zich echter altijd gevoelen er is voor de menschen in Z.-Vl. geen brood te verdienen dan alleen in den landbouw en in de daaraan verbonden ambachten en winkelneringen, en vóór den trek naar Duitschland zijn in het kanton Hulst velen den hongers dood gestorven uit gebrek aan ver diensten en honger zou er nog worden geleden, ondanks den rijken bodem, zonder den trek naar Duitschland's nijverheid. Moest door het tractaat van 1648 Zeeuwsch-VIaanderen het achterland Vlaanderen tot een dood land maken, hei voorland boven de Wester-Schelde had daarentegen achter zich het doode Zeeuwsch-VIaanderen waardoor ook Walcheren en Zuid-Beveland de na- deelige gevolgen van dat tractaat on dervonden, al kwam kunstmatig in den eersten tijd dit tractaat aan het Zeeland boven de Wester-Schelde ten goede. Middelburg is een mooie plaats zonder vertier en haar Abdij en Stad huis dateeren van vóór 1648 en Vlis- singen, ondanks de gunstige ligging en de groote uitgaven voor havenwer ken, is minder dan men van deze laatste had verwacht. En dit is te begrijpeneen stad of land zonder achterland van uitvoer kan geen han del en zeevaart hebben die rusten op een degelijken grondslag. We besluiten dus dat het trac taat van 1648 is geweest een ramp voor de volkswelvaart van Vlaanderen, Zeeuwsch- Vaanderen en Zeeland. Deze ramp heeft voor oorzaakde jalouzie van de Hollandsche Koopste den jegens de Vlaamsche Koopsteden. Wat in den tegenwoordigen tijd is han- delsjalouzie van het eene land jegens het andere land, waarom bescher mende rechten, diplomaten-politiek het verkrijging of vergrooting van af zetgebieden, was in de middeleeuwen en ook nog in 1648 de politiek der steden jegens elkander, en in deze stedelijke politieken was ieders stand punt bekrompener dan nu in de Staa- telijke politieken. Brugge is de slag, haar in 1648 toegebracht, nog niet te boven geko men, Antwerpen is den slag te boven gekomen door de vrijverklaring der Schelde, en Gent grootendeels door de nieuwe verkeerswegen der spoor wegen, maar schatten gelds zijn voor Gent uitgegeven om haar door het kanaal GentTerneuzen weder met de zee te verbinden. Zeeuwsch-VIaanderen en Zeeland boven de Wester-Schelde lijden nog steeds onder den slag van 1648, als mede het achterland het zoogenaamde Land van Waas, dat jhr. Tayart de Borms zoo krachtig tracht naar boven te werken. Wij hebben al onze krachten inge spannen en er ons heele hebben en houden, ons bestaan en onze talenten er aan gegeven om ons doode gewest weder tot een levend element te ma ken, maar wij hebben van de autori teiten, groote en kleine, tegenstand doch geen medewerking ondervonden en zelfs hebben deze wegens onze toewijding samen met den afgunst in ons gewest getracht ons om onzen arbeid te ruineeren en tot schande te brengen. Maar het volksgeweten is in ons gewest ontwaakt en zal niet weder inslapen. Men spreekt van toenadering tus- schen Nederland en België en vooral tusschen de taalverwante stammen van Noord-Nederland en Vlaanderen. Maar aan het stellen van een daad wordt niet gedacht, of men zou als daad moeten beschouwen het voor nemen om te komen tot een zelfde posttarief tusschen Nederland en België. Eene daad zou echter zijnhet tractaat van 1648 op te heffen, in het belang van Vlaanderen en in het belang van Zeeland. Dan zouden de Vlaamsche nijverheid en handel zich kunnen uitbreiden in de richting over Zeeuwsch-VIaanderen naar de Wester-Schelde, dan zou de bevolking van Zeeuwsch-VIaanderen behalve in den landbouw ook haar brood kunnen gaan verdienen in han del en nijverheid, dan zou het Land van Waas lucht krijgen en zou worden gesteld een daad van recht door her stel van onrecht. Hoe zou dit moeten gebeuren Het meest doeltreffend zou zijn te rug te keeren tot de natuur, en Zeeuwsch-VIaanderen weder verklaren tot een deel van België. Maar hier voor zou Nederland niet te vinden zijn en ook in Zeeuwsch-VIaanderen zonder stemmen zich er legen verzet ten niet zoozeer ingegeven door belang als wel door gevoel. Maar er is een ander middel. Het is ditdat Nederland en België de volgende overeenkomst sluiten op dezen grondslag dat Nederland en België vrij invoeren in Zeeuwsch-VIaanderen en dit vrij in voert voor in Zeeuwsch-Vl. gewonnen of gefabriceerde goederen in Nederland en België behoudens enkele beperkin gen, zooals voor wat betreft de accijn- sen, opdat het middel niet verder gaat dan het doel. Alsdan zal worden bereikt wat we zooeven schreven de uitbreiding der Vlaamsche nijverheid en handel over Zeeuwsch-VIaanderen, tot heil van dit land, van geheel Vlaanderen en van Zeeland. Er zouden nog meer regelingen moeten worden gemaakt, doch waar een wil is, is een weg. Ons denkbeeld geven we in over weging aan de regeeringen en volks vertegenwoordigers en pers van Neder land en België. Men wil toenadering tusschen Ne derland en Belgiëde Volkswil is gewoon te spreken door het stellen van eene daad: dat men stelle deze daad en het tegenwoordige ge slacht en het nageslacht zullen een eerezuil oprichten voor hen, die de uitvoering van deze daad hebben ge maakt tot een levend werk. Om hiertoe den stoot te geven, zul len we het tegenwoordige nummer, voor wat betreft het hoofdblad, in eene grootere oplaag dan gewoonlijk uitge ven en bestemd voor de regeeringen, de volksvertegenwoordiging en de pers van Nederland en België, en voor de gemeentebesturen en de Staten van Zeeland en Vlaanderen opdat de ge dachte voor eene daad van toena dering zal worden geopenbaard. Wel is het waar, dat de Volkswil stelselmatig wordt doodgezwegen en is dit doodzwijgen een bewijs, daf zij de waarheid dient, omdat alleen de waarheid kan kwetsen terwijl de dwa ling wordt besproken, maar de Volks wil is de tolk van onze bevolking en de stem der bevolking dood te zwijgen is in de geschiedenis en zelfs in het heden geweest de oorzaak van natio nale beroeringen, Daarom vragen wij van die allen de ernstige aandacht voor wat we nu hebben geschreven. H. A, VAN DALSUM. Partijpolitiek vraagt WIE het land regeert. Staatsmanspolitiek vraagt HOE de bevolking wordt gediend. De Maasbode heeft in zijn no. van 23 November, dat wij door een vrien denhand van uit Holland ontvingen, een lomp, gemeen stuk over van Dalsum, en waarin, door nijd inge geven, de waarheid geheel op den kop wordt gezet. We drukken het hieronder af voor onze lezers, opdat zij eens te meer weten wat in sommige Hollandsche bladen door natuurlijk zeer vrome lieden over ons wordt geschreven. Een dergelijk lomp stuk is vrij wat meer beleedigend dan dat van „Wat zal de Eeuwige Rechter zeg gen", waarvoor brave pastoor Schets ons heeft vervolgd. We dienen geen klacht in en mee* nen de redactie van de Maasbode ondanks hare buiten verantwoorde lijkheid genoeg te straffen door het domme, lompe stuk onverkort aan onze lezers mede te deelen. Als de Maasbode nog een schijntje schaam tegevoel bezit is het blad hiermede gestraft, en zoo het geen schaamte gevoel bezit, welnu, dan kent ieder onzer lezers wel het spreekwoord men wordt wel overreden door een mestkar maar niet door een equipage. En dan bedenke men, dat de Maasbode het blad is, dat door de Nederlandsche geestelijkheid met alle geweld bij de menschen moet worden ingeburgerd, dat zelfs hier en daar in kerkportalen uitnoodigingen zijn aangeplakt om zich op dat blad te abonneeren We geven nu het woord aan den naamloozen inzender in de Maasbode. Het proces Van Dalsum. Donderdag 24 November wordt voor het Gerechtshof in den Haag behan deld. het hooger beroep van den heer H. A. van Dalsum, redacteur,- stichter, uitgever van het blaadje „de Volkswil" te Hulst. Door de Rechtbank te Midddelburg is hij wegens beleediging tot 100 gld. boete sub. 1 maand hecht, veroordeeld. Ook de officier van justitie, wiens eisch was één maand hechtenis zonder meer is in hooger beroep gegaan. Men herinnert, zich hoe de heer v. Dalsum door zijn persoonlijk geschrijf en ophitsen van het volk, het anders zoo rustige Zeeuwsch-VIaanderen dezen zomer in rep en roer bracht. Maar zoo'n kunstmatige opwinding houdt geen stand en zeker niet als 't geschiedt door iemand, die niet het minste talent heeft nóch als schrijver of spreker, nóch als leider. Wel tracht hij eiken Zaterdag de belangstelling gaande te houden, door ellenlange artikelen in zijn lijforgaan, maar 't is me zoo'n „misselijk taaltje" waarin hij zijn onverstaanbare phrasen neerflanst, dat men meent te doen te hebben met een „verlicht" klerkie, die den dreun van Multatuli tracht na te apen. Het schijnt 's mans hartewensch meer recht... meer deugd.... meer naas tenliefde.... te doen heerschen in Zeeuwsch-VIaanderen, door daad van waarheid.... vermits het dienen der waarheid.... is daad van wijsheid.... enz." Maar niettegenstaande zijn „daad van wijsheid" gevoelt hij de belang stelling in zijn machtige persoonlijkheid verslappen en verdwijnen, Het gaat hem als zijn politieke col lega, dr. van den Brink, die in Breda ongehoorde pogingen moet aanwenden om nog een beetje de aandacht te trekken, maar gevoelt dat hij langzaam afglijdt in de vergetelheid. De heer van Dalsum vooral houdt er een eigenaardige manier op na om de aandacht te trekken. Zoo, o.a. het proces, waarvan hij nu in hooger be roep is gekomen is, ofschoon hij maar

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1910 | | pagina 1