W?
No. 61.
Zaterdag 26 November 1910.
2e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: IJ. A. van Dalsum.
Gentschestraat C 6 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
IS I
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
BHUKKERIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f 0.25.
Eenige beschouwingen in
verband met onze doode
[weermiddelen.
11.
Treden wij nu in een nadere be
schouwing omtrent het vijfde argument
tegen fortenbouw, speciaal voor een
land als het onze van toepassing, dan
is deze gelegen in ons terrein.
Er zijn toch gevallen dat een punt
is aangewezen om versterkt te worden,
zoo b.v. Gibraltar of Kroonstadt.
„Daar en nergens anders" kan de
gegeven opdracht vervuld worden.
Bedenkt men dat de daarbij betrok
ken mogendheden over millioenen
kunnen beschikken om n dergelijk
punt naar den eischte verster
ken en te bezetten, dan zal het wel
niemand in[de gedachte'komen, om eene
dergelijke versterking te veroordeelen.
Hier wordt bovendien geen
schade gedaan aan de andere eischen
ondanks de ruime bezettingen met de
toegevoegde troepen, ongeacht de
daaraan bestede gelden, worden deze
offers niet merkbaar gevuld, waar het
geldt legersterkte of vloot.
Alvorens dit verder af te handelen
zij aangeteekendDezer dagen werd
door den Oud-Inspecteur der Artolheur
van Ermel Scherer gezegd, dat reeds
vóór meer dan 15 jaren, algemeen
bekend was, dat het meerendeel onzer
kustversterkingen in treurigen toestand
verkeerde.
Deze opper-officier klaagt, dat het
nu aangeboden ontwerp te schriel is.
Wij mogen daaruit wel afleiden, en
zullen dien knoop maar doorhakken,
dat al onze kustversterkingen geheel
onvoldoende baat vinden bij de 25
millioen, na rijp beraad aange
vraagd, en thans „en bloc" in ver
ouderden staat verkeeren.
Dat de raming te schriel is, is
een hoogst ernstige bedenking, want
er bestaat alle kans, om niet te
zeggen zekerheid, dat deze raming
zal worden overschreden, dat het zal
zijn een minimum, een uitgangspunt.
En voor die uitgave wordt alléén
het hoogst noodige verkregen, dat is
tegenover een machtigen aanvaller al
weder geheel onvoldoende verhooging
van onzen weerstand.
Voorts moet het opvallen, dat de
oordeelen van deskundigen, ook thans
weder als periodiek verschijnsel
zeer uiteenloopend zijn.
Zoo zijn er stemmen vóór en tegen
versterking van Neuzen en Viissingen
de waarde van de stelling van den
Helder wordt herhaaldelijk betwist
de jongste manoeuvres der marine
deden duidelijk uitkomen, dat een
fort aan de Kwak de nadering der
vijandelijke marine (opruiming van
versperring enz.) beletten zalja,
als het vóór dien tijd niet buiten ge
vecht wordt gesteld.
Zelfs werd aanbevolen door den
oud-minister Staal, om ook te den
ken aan versterkingen langs de Oost
zijde van Noord-Holland!
Zeker, waarom niet? Zich op het
standpunt plaatsende den vijand door
doode weermiddelen tegen te houden,
moet men dit consekwent doorvoelen,
en op alle punten, welker accessen
kunnen zijn voor zijnen opmarsch, of
hetzij van land- of zeezijde versterkin
gen aanleggen, evenals tegenover ge
schikte landingspunten.
De Zuiderzee kan zeker dienen om
troepen over te brengen ;'"Edam, Mon
nikendam enz. zijn dan geheel ontbloot
van forten.
Het fort Pampus, hoe duur ook, is
ten eenenmale onvoldoende.
Maar op die manier kan men voor
het kleine Nederland terecht vragen
Waar gaan wij heen en hoever is het
gekomen
Daarin ligt de noodlottige oor
zaak van al die bouwerij, dat Neder
land zoo rijk is aan accessen en toe
gangen, dat het polderland, onze rivie
ren en zeegaten talrijke punten aanbie
den, om er een taktische verdedigings
stelling van te maken.
Indien wij slechts enkele dier
punten bezaten, en deze beslist g e-
nomen moesten worden alvorens
verder door te dringen, dan zou die
handeling alleszins gemotiveerd zijn
geweest.
Nu hebben achtereenvolgens de ver
schillende verantwoordelijke ministers
zich laten verleiden om maar bij te
bouwen, en men is blijven steken in
de stelling van Amsterdam om nu
langs de kust van Zeeland tot den
Helder (moet er ook iets komen op
één of meer eilanden N.-O-.waarts van
den Helder?) weder opnieuw aan den
gang te gaan en wel evenals tot dus
verre altijd het geval was: „niet in eens",
maar, om den financieelen druk zoo
gering mogelijk te doen gevoelen, te
verdeelen over 8 jaren!
Het cachet, waarvan dit voorstel
voorzien is, geeft er zeker gewicht aan
„de resultaten van samenwerking van
zee- en landmacht."
In ernst, zijn er nog niet genoeg
doode weermiddelen, die juist door
hunne doodschheid.de meest welspre
kende getuigen a charge zijn, om te
bewijzen dat dit nooit de goede
richting kan zijn
Heeft men nog niet lang genoeg het
leger achter gesteld, en o. a. aan de
wel kostbare, maar toch zoo hoogst
belangrijke kaderkwestie, niet de aan
dacht besteed welke zij verdient
Toegegeven moet worden, dat Ne
derland in hoogst moeilijke omstandig
heden verkeert t. o. der verdediging. Er
zijn zoovele zaken die voorziening
eischener moet gedacht worden aan
de verdediging van onze koloniën, van
onze kusten, van onze Oost- en Zuid
fronten, van ons centrum.
En bij al deze behoeften is het wel
te verklaren dat men in het polderland,
met behulp der te stellen inundatiën
steun zocht, om die weerkracht te
verhoogen. Om velerlei redenen niet
genegen om op energieke wijze de
legersterkte uit te breiden en daarbij
goed te encadveeren, wilde men die
zwakte „aanvullen" door forten.
Men redeneerde meermalen onge
veer: „op dit punt kan de vijand
„doordringen, maar het accès is niet
„breed. Beschouwen wij dit in ver-
„band met een of meer nevenaccessen
„(eveneens van smalle hoedanigheid)
„en leggen wij ook daar een paar
„forten, dan kunnen wij niet alléén al
„die accessen rechtstreeks verdedigen,
„maar ook concentratie van vuur bren-
„gen voor elk hunner. Wij krijgen
kan het schooner ook groot
„flankement en bestoken (men sprak
„zelfs van teisteren) den vijand van
„uit het fort, nadat het hem gelukt
„is, in den keel der werken door te
„dringen."
Aldus hoopte men voor meer hooge
en drooge gedeelten de Ceigentlijke
troepen beschikbaar te houden, maar
het leger op die wijze ontlas
tende kon men ook met min
der troepen volstaan, welken
weg men uitwilde.
Men vleide zich voorts, dat zulke
„forten-complexen" jaren lang mee
konden.
Nu, dat konden ze ook, omdat zij
alléén hebben gediend wat ons
dankbaar moet stemmen om nu en
dan losse schoten af te geven tegenover
dito schoten van den gemarkeerden
vijand.
Eene andere verklaring dan de voor
gaande, van het bij gedeelten, nu en
dan bouwen van forten iso. i. moeilijk
te geven. Mocht zij bestaan, dan zullen
wij die gaarne vernemen. Men gaf zich
geen voldoende rekenschap, dat er
zoovele geschikte punten wa
ren, en geleidelijk, dus als 't ware
ongemerkt, werd het kleine Nederland,
dat in dit opzicht bleek lang niet klein
te zijn, overladen met permanente
versterkingen.
Dit behoort nu eenmaal tot het ge
beurden. Wij staan voor feiten waaraan
niets te veranderen valt, aan de ver
antwoordelijkheid der ontwerpers heb
ben wij weinig. Maar verwondering
moet het baren, dat toongevende per
sonen nog altijd van meening blijven,
dat het nieuwe ontwerp maar weder
moet worden uitgevoerd. Zoo spreekt
de heer den Beer Pontugal de meening
uit, dat op die manier „de poorten in
naam van Oranje moeten gesloten
worden."
Zou in ernst gemeend worden, dat
hier sprake is van sluiten? Of is
het te doen om dure woordspelin
gen
De poorten kunnen gesloten wor
den, ja, maar op zulk een bescheiden
schaal, dat een onbescheiden
aanvaller ze wel zal weten te openen
onder een andere leuze.
Dezer dagen komt meermalen ter
sprake, dat Viissingen onder polilieken
drang (dwang) versterkt zou moeten
worden. De portee van dezen invloed
niet kennende willen wij alleen zeggen
1. met een bepaald sterke afslui
ting der Wester-Schelde, instaat den
vijand tot groot krachtsbetoon te nood
zaken (belangrijk oponthoud) zijn zeker
vele millioenen benoodigd. Eenige
versterking op dezen breeden toegang
(meermalen door nevelen of mist aan
het oog onttrokken), is voor ons
kostbaar en toch onvoldoendezelfs
al wordt ook Ter Neuzen versterkten
dus totaal twee belangrijke forten aan
gelegd, geeft dit voor eene groote
maritieme macht slechts weinig ver
traging om tot Antwerpen door te
stoomen.
Na schending onzer neutraliteit kun
nen wij beter en zijn ook gerechtigd
om met sterke mobiele colonnes op
te treden, wat na mogelijke landing in
Zeeuwsch-Vlaanderen (waarop in elk
geval dient gerekend te worden) noo-
dig zal blijken.
De marinestrijd vóór Antwerpen
(landartillerie tegen marinegeschut) zal
den aanvaller veel moeilijker vallen
dan nabij Viissingen wegens de meer
beperkte ruimte voor Antwerpen. Lan
ding in Zeeuwsch-Vlaanderen is door
ons niet te beletten met 1 a 2 forten,
wèl de opmarsch door troepen.
2. Antwerpen ontgaat daardoor toch
niet de noodzaak om een uiterst kost
baren fortificatiebouw aan te leggen,
indien het verzekerd kanzijn.dat
een aanvaller met groote marinemacht
voor die stad zal verschijnen, en alsdan
daardoor in staat is groote schade
aan belangrijke oorlogsinrich
tingen toe te brengen. Is dit voor
den aanvaller niet beslist noodig, dan
zal ook België goed doen om geen 90
a 100 millioen gulden voor versterking
van Antwerpen uit te geven (waarvan
naar wij ingelicht zijn reeds is afgezien)
doch eveneens in leger en verplaats
baar 'geschut zijn steun te zoeken
tegenover landingen.
Men denke aan de vele eischen van
ons Leger, hier nu niet verder uitvoe
rig te noemen, om ter mobilisatie
alles voor te bereiden, naast de
hooge eischen t. o. van kanonnen
en munitiën (ook berging en nachte
lijke v e r 1 i c h t i n g) van groote kust-
forten mede niet nader op te sommen.
Men denke ook aan de te hooge
eischen van onze werkplaatsen (reeds
terloops aangestipt) om de zich uit
breidende herstellingen te kunnen bij
houden, tenzij men alles in het bui
tenland bestelt op overvloedige,
ruime schaal. Dit is zeer kostbaar en
eischt veel bergruimte, om van verdere
practische bezwaren op den langen
duur in de militaire administratie
maar al te goed bekend niet te
spreken. We zullen ons van verdere
opsommingen onthouden.
Indien toch de straks genoemde
doode getuigen a charge niet vol
doende zijn om te genezen van den
lust tot volhouden in verderen aanleg,
dan vreezen wij, dat meerdere argu
menten wel niet baten zullen.
De toegangspunten aan de Zeezijde
eigenen zich op zeer vele punten
Iet ook op de reeds aangelegde sterk
ten waarover zeer uiteenloopend (dus
ook ongunstig) wordt geoordeeld
tot het opstellen van werken, zoowel
nabij de kust, als meer binnenwaarts
„het wordt dezelfde geschiedenis als in
de Liniën", d. i. geleidelijk gaat men
tot uitbreiding over.
Men vindt het een belangrijke
kwestie of de bediening, al of niet aan
de marine moet worden toevertrouwd.
Wij zouden zeggen met terzijde-
stel'ing van allen loffelijken ijver om
het eigen wapen hoog te houden
Wat doet er dat toe, mits de leiding
van het vuur en de bediening goed
zij Dat is toch de hoofdzaak, dat is
toch het eenige doel.
De eischen zijnkennis van de
constructie van schepen (zwakke, tref-
bare punten), kennis van het manoeu
vreeren, van de snelheid (schutting)
en bewegingsrichting der schepen, var.
hun diepgang en niet het minstde
kennis der vaarwaters, verschil tus-
schen eb en vloed met de daarbij
komende verschillen in stroomsnelheid.
Is dit alles goed te leeren door de
Kust-artillerie (landmacht) welnu dan
is elke verandering onnoodig en wordt
elke aanstoot vermeden.
Zoo nietdan aan de Marine de
bediening toevertrouwdEr is nog
werk genoeg voor onze regimenten.
Wel is het een onafwijsbare eisch,
dat de bezetting der kustplaatsen be
staat uit een kern van vast kader en
vrijwilligers. Wordt dat personeel niet
uit de vesting-Artillerie betrokken, dan
dient het door de Marine te worden
geleverd.
Wij hebben vermeden, om in bij
zonderheden af te dalen, en dat was
ook niet noodig. Als wij beoogd had
den op eenig punt het ontwerp te
criticeeren, wij zouden het vaste spoor
gevolgd hebben van velen en getracht
hebben, voor dat punt van het zee
front een taktische opdracht uit te
werken, en daarop c. q. ons meenings-
verschil te baseeren.
Maar hoeveel maanden men ook in
het algemeen aan zulke studiën moge
hechten het gaat hierover en
niets anders: „op grond van het
„verledene, op grond der verkregen
„resultaten is elke verdere krachtige
„fortenbouw, welke noodwendig ten
„koste van de andere dringende eischen
„moet geschieden, in beginsel afkeu
renswaardig."
Reeds een regiment veld-artillerie,
een regiment infanterie, goed geoefend
en geëncadreerd, is een positief ge
geven op elk terrein en onder alle
omstandigheden. Zelfs kan goede oefe
ning, een ietwat minder goed vuur
wapen neutraliseeren. Goed gericht
vuur. bedaard op een geschikt oogen-
blik afgegeven, het oordeelkundige
gebruik van het terrein, een handige
en even goed doorgezette manoeuvre
kan de overwinning geven.
En in plaats van alle beschikbare
krachten te wijden omdat alle in
spanning vorderende doel te
bereiken, gaat men liever 8 jaren bou
wen, om daarvan
Ongetwijfeld de toestand voor Zwit
serland is gunstiger, is eenvoudiger;
a! mag dat land er trotsch op zijn een
leger van 300.000 man in het veld te
kunnen brengen, waardoor het in staat
is gesteld voor zijne opinie te kunnen
uitkomen wij staan nu eenmaal voor
andere opdrachten dan alleen verdedi
ging te land en tegenover een aan
valler te land.
Maar men late af van eene gevaar
lijke versnippering van verdeeling, de
technische en personeele eischen zijn
te hoogdat leidt tot half werk, in de
praktijkgeen werk.
Mogen zij, die te beslissen hebben,
ook in dezen bedenken, dat wat het
zwaarste is, ook het zwaarste moet
wegen en dat het meer imponeeren
zal, om krachtig en beslist met open
vizier op te treden, dan een puntje van
brooze constructie te sluiten.
Uit Rome wordt gemeld, dat de Paus
een Motu-Proprio gaat publiceeren
over de deelneming van de priesters
aan finantieele ondernemingen. Door
dit decreet zal het formeel aan de
geestelijkheid verboden worden om deel
te nemen aan bankzaken en aan alle
handelszaken in het algemeen onder
straf van te beloopen de straffen door
het Vaticaan voorgeschreven.
De Volkswil teekent hierbij aandit
is weder eene nieuwe toepassing van
den ernstigen wil van Paus Pius X,
dat de geestelijkheid zich niet bemoeit
met wereldsche zaken, wil dien wij
reeds sedert jaren hebben voorgehou
den, maar wegens dit voorhouden
worden- wij in onzen persoon en in
onze belangen vervolgd, en niet alleen
wij maar ook velen om ons.
En wat nu te denken hiervanPaus
Pius X heeft reeds in zijn eerste rond
schrijven als Paus zich voor taak ge
steld zijne geestelijkheid te hervormen
tot ware priesters en hen te verbieden
zich daarom met wereldsche zaken in
te laten hij wil dus dat zijne geeste
lijkheid hem gehoorzaam isen in
Nederland is er slechts één, en deze