w?
No. 53.
Zaterdag 1 October 1910.
2e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting': Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsum.
Gentschestraat C 6 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
Open Brief
DE V0L1SWÏL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELOIEtr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
aan den heer Mr. P. AALBERSE,
Leiden.
Waarde Vriend
Door middel van het Bureau voor
Persinlichtingen vernam ik, dat in de
Voorhoede, dus door u, in het no. van
17 September is geschreven „Van Dal
sum uit Hulst schijnt troost te zoeken
bij.de Jansenisten. Arme zwerver!"
Dit deed mij herinneren, dat in Februari
in de Voorhoede, dus door u, is ge
schreven
Bisschoppelijke Censuur.
Z. D. H. Mgr. Leijten heeft (Zondag)
in alle kerken van het dekenaat
Hulst een -herderlijk schrijven van
den kansel laten voorlezen, waarin Z.
D. H. waarschuwt tegen het lezen
en steunen van het blad „De Volks
wil", dat te Hulst wordt uitgegeven
door notaris van Dalsum. In dat
blad wordt de eerbied voor de prie
sters ondermijnd ja, de schrijver
schrikt er zelfs niet voor terug, den
grijzen, eerbiedwaardigen Bredaschen
Bisschop van plichtverzaking te be
schuldigen.
Z. D. H. heeft dan ook terecht de
lezing van het blad „De Volkswil"
verboden.
Notaris van Dalsum, die in zijn
hoogmoed zich reeds vroeger on
mogelijk maakte, heeft hiermede de
kroon op zijn treurig drijven gezet.
De Voorhoede werd mij niet toege
zonden, zoodat het uwe bedoeling was
mij achter m ij n rug te honen.
Ik vind dit met uw welmeenen niet
zeer ridaerlijk, en zeer zeker is het
niet het juiste bewijs van dankbaar
heid, waarvoor u jegens mij wel eenige
reden hebt, doch welke ik echter niet
heb gevraagd, noch vraag, omdat ik
èn geen koopman ben in goede werken
èn aan mijne vrienden niet gewoon
ben iets te vragen.
Zeven en een half jaar geleden
schreef u, toen ik tot notaris was be
noemd te Hulst, dat u Hulst geluk
wenschte met dezen „notarisEn
u kunt er verzekerd van zijn, dat ik
in Hulst wel geen geld en goed, doch
iets anders heb gewonnen dat meer is
dan geld, goed en eer, en dat isdat
ik harten heb gewonnen. Nu zegt ech
ter de Schrift dat hij die harten wint
een wijze is. Is het dus waar, dat ik
harten heb gewonnen, dan is uw geluk-
wensch van zeven en een half jaar
geleden in vervulling gegaan. Maar
dan moet er ook niets veranderd zijn
in mijn willen en doen van toen en
thans, want, als er iets veranderd is,
dan waart ge reeds zeven en een half
jaar geleden omtrent mij in dwaling.
Het zal voor u dus een nuttig en leer
zaam werk zijn om in uw eigen hart
te onderzoeken, of ge u toen ook soms
mocht hebben vergist.
Is er dus tusschen toen en thans in
mij niets veranderd, dan moet er iets
veranderd zijn bij anderen.
En tot die anderen behoort dan ook u.
Dit nu is het geval.
Daarvoor zijn eenige redenen.
De eerste is deze
Vóór de spoorwegstaking van 1903
was in het katholieke sociale leven
het streven om tot stand te brengen
een stuk weldoende voiksactie en om
de rechtspositie van den werkman te
versterken, en dit door eigen
kracht.
Maar met die spoorwegstaking is
een nieuw element gekomen in het
katholieke sociale leven, en wel dit,
dat politieke menschen in den ver-
eenigd zijnde katholieken arbeider zijn
gaan vinden een middel, om een poli
tiek doel te bereiken, en eenigszins
lag het voor de hand, omdat die spoor
wegstaking ook een politiek doel wilde
bereiken. Deze vondst eenmaal gedaan
heeft zich ontwikkeld, wel niet altijd
met bewusten wil maar toch ontwik
keld, het streven om in de leden
van de katholieke sociale vereenigin-
gen te zien in de eerste plaats
Kiezers en in de tweede plaats den
mensch met zijne nooden en verlan
gens. Uit de zoogenaamde vooruit
strevende katholieke politieke pers
komt het herhaaldelijk tot uiting en ook
u hebt tot die ontwikkeling zeer veel
bijgedragen, ook door het blad de
Voorhoede, dat als politiek blad zich
indrong door en in de katholieke
sociale beweging.
Dit nu heb ik doorzien, en ik heb
daarin doorzien een groot kwaad, om
dat het niet alleen eene misvorming
is van Rerum Novarum, maar omdat
het is eene reactie tegen de beweging,
begrepen in het woord die zich zeiven
helpt, dien helpt God.
De maatschappij n.l. wordt geregeerd
van boven af, en dat is goed, maar
de onderdaan moet tot de regeering
der maatschappij medewerken door
zijne eigen en met gelijken vereenigde
eigen krachten, waardoor eene wissel
werking ontstaat die alle krachten in
de maatschappij tot volle en harmo-
nieuse ontwikkeling brengt. Maar wor
den de vereenigde eigen krachten
werktuigen in handen van de regee
ring van boven af, dan wordt de har
monie verbroken en is er slechts van
ééne zijde regeering, alleen van bo
ven af.
De harmonieuse ontwikkeling nu
werd ook onder de katholieken ver
broken zoodra in de sociale beweging
het politieke en verkiezingselement
was gedrongen.
Dit heeft mij bedroefd, en omdat
mijne oude vrienden wel begrepen,
dat ik met dat nieuwe element niet
instemde, hebben zij zich van mij ont
daan door mij als een lastig vriend
voortaan niet meer te willen kennen.
En dit deden zij des te eerder, omdat
ik reeds met den kleinen man als ge
lijke en als vriend en als medewerker
omging in den tijd, toen mijne zooge
naamde vrienden, ook U, dit nog niet
deden, en het eerst zijn gaan doen,
toen zij in den vereenigden katholie
ken werkman een kiezer zijn gaan
zien.
Toch is daardoor onder mijne zoo
genaamde vrienden eenig schaamte
gevoel ontstaan, en dit schaamtegevoel
is zielkundig de eerste reden geweest,
gedeeltelijk onbewust, waarin zij jegens
mij zijn veranderd geworden, omdat zij
wel hebben bemerkt, dat ik trouw ben
gebleven aan den oorsprong der katho
lieke sociale beweging de weldoende
volksactie. En deze oorsprong is nog
altijd die van Rerum Novarum, ook
van Pius X, wat blijkt uit zijn beroep
in 1906 op de dagelijksche ondervin
ding, dat de katholieken geheel vrij
zijn in zaken, die den godsdienst niet
aangaan, op het verbod, plechtig in
1908, aan de katholieke geestelijkheid
om zich met wereldsche zaken te be
moeien, aan de veroordeeling in 1910
van de Sillon in Frankrijk omdat, deze
veroordeeling beoordeelende naar d e
kern van de zaak, het katholicisme
werd vereenzelvigd met de politieke
democratie. En wat is deze laatste
anders dan de sociale vereenigingen
gebruiken voor politieke doeleinden
De „arme zwerver" liet zich niet van
de wijs brengen, maar zijn van de wijs
gebracht, U, vriend Aalberse, en Uwe
vrienden.
Een tweede reden was deze
In mijn „Het kennen van zijn tijd"
heb ik gezegd Kerk en Volk, Volk en
Kerk één, één in streven, één in mid
delen.
Ik heb toen gedacht aan sociale niet
aan politieke priesters. De sociale
priesters heb ik leeren kennen in Arn
hem in pastoor te Braake, kapelaan nu
pastoor van den Waarden, kapelaan
nu pastoor Smit, pastoor Ariëns en
anderen.
Een sociale priester weet te dienen,
en hij doet het gaarne, omdat hij daar
door doet aan weldoende volksactie.
Maar een politieke priester weet niet
te dienen, hij doet aan dwingen, en
wijdt zich, als hij geestelijk adviseur
mocht worden van een katholieke so
ciale vereeniging, daaraan, omdat hij
daarin ziet een verkiezingsmiddel.
En eene katholieke kiesvereeniging
is voor een politieke priester de
schoonste zaak in de streken, waar
de bevolking overwegend katholiek is,
wat men zoo goed kan opmerken in
de dagen van verkiezingen. Dan is
hij kieskapelaan, en als men zijn zin
slechts weet te doen hierin, dan ziet
hij zoo nauw niet bij het leven vol
gens de Tien en de Vijf Geboden,
want het Zesde Gebod geldt dan der
Heilige Kerkgij zult den pastoor ge
hoorzaam zijn in wereldsche zaken.
En dit ondanks het beroep van Paus
Pius X op de dagelijksche ondervin
ding dat het niet zoo is, ondanks de
leer van Leo XIII over de Christelijke
inrichting der Staten dat geestelijk
gezag souverein is in de eeuwige be
langen en burgerlijk gezag souverein
is in de tijdelijke belangen, ondanks
het verbod van Pius X aan den priester
om zich met de wereldsche zaken te
bemoeien.
Dat ik mij niet van de wijs heb
laten brengen ook in zake deze on
geoorloofde inmenging van den poli-
tieken priester in de behartiging der
tijdelijke belangen mogen zijn geweest
voor U en anderen de reden, om mij
van hoogmoed te beschuldigen, het
gezond volksverstand noemt het echter
wijsheid, en eenmaal zal het katholieke
Nederland mij dank brengen, dat ik
pal ben blijven staan tegen alles, zelfs
tegen de veroordeeling van de Volks
wil, omdat deze veroordeeling voor
oorzaak heeft niet de gezochte en met
de waarheid strijdige overwegingen
der veroordeeling, maar deze twee
redenen
1. dat ik niet instem met de poging
in de katholieke sociale beweging te
zien een verkiezingsmiddel,
2. dat ik in den priester wel wil
zien en eeren zijn godsdienstige en
zijn sociale taak, maar niet zijn poli
tieke taak die hij niet heeft.
Mgr. de Cabrières zeide bij de ope
ning van de eerste vergadering van
het Fransche Episcopaat dat, na het
oude Concordaat tusschen Kerk en
Staat was afgekondigd het nieuwe
Concordaat, dat tusschen de Kerk en
het Volk. Over dit nieuwe concordaat
had ik reeds eerder gesproken in het
Kennen van zijn tijd door de reeds
aangehaalde woorden. De priester, die
zijn gezag legt in de politieke verkie
zingen en in de katholieke dorpen
door daarin zijn gezag te willen doen
gelden in de gemeentelijke belangen,
staat nog op het oude standpunt van
het oude Concordaat, het Kerk en Staat
één, veroordeeld door Leo XIII door
Zijne herinnering aan de katholieke leer
van de souvereiniteit van deze beiden.
Waarde Vriend
U hebt mij gehoond, maar ik heb u
niet terug gehoond, omdat ik daarvoor
eene te goede opvoeding van welop
gevoede ouders heb ontvangen, maar
ik heb u dit willen schrijven, opdat
ge zult beschaamd worden over uwe
woorden.
Het schaadt mij niet, zoo gij uwe
woorden niet terug neemt. Maar ik
heb u willen beschamen, opdat ge er
toe zult kunnen komen ze wel terug
te nemen.
En als gij ze terug neemt, denk dan
eens na, behalve over de twee ge
noemde redenen, over de volgende
twee woorden
1aan een toost van dr. van Gorkum
op Klarenbeek, waarin hij meende, dat
ik eigenlijk niet anders ben dan een
meer uitgebreide Vincentiaan,
2. aan een woord van U zeiven op
de laatste bijeenkomst op Klarenbeek,
toen U aan pater Rijken zeide, in mijne
onmiddellijke tegenwoordigheid hoewel
ik aan het gesprek niet deelnam dat
gij als afgevaardigde voor Almelo zoudt
vallen, als de pastoors van het kies
district Almelo daartoe besloten. Ik
herinner aan dit tweede woord de
heler is zoo goed als de steler omdat
ge daarmede door de daad erkent het
recht van de pastoois om de politieke
verkiezingen in katholieke districten
te maken, terwijl zij toch dit recht
naar hunne roeping niet hebben.
Dat zij deze roeping niet hebben zou
alleen reeds blijken uit hunne opleiding
tot het priesterschap, die geheel buiten
de wereld om gaat. Hunne opleiding
bestaat in de studie van de eeuwige
belangen, terwijl het met verkiezingen
en in vereenigingen met stoffelijke
doeleinden gaat over de behartiging van
de tijdelijke belangen. Het is waar, dat
velen zich deze roeping aanmatigen,
zelfs kapelaantjes die pas van hei semi
narie komen. Maar een man, die het
kerkelijk recht kent in zijne verhouding
tot het burgerlijk recht en met het pri
vaat recht bekend en in het publiek
recht geen vreemdeling is, kan zich
deze aanmatiging niet laten welgevallen.
Door deze aanmatiging niet als recht
te erkennen, ben ik niet met de gees
telijke overheid in conflict, verricht ik
geen daad van hoogmoed, ben ik geen
arme zwerver, en toont hij, die dit zegt,
dat hij niet kent noch de zaak noch
de personen.
Groetend,
Uw
H. A. VAN DALSUM.
De waarlieijt recht haar op, al is het
iemand spijt,
De waarheijt is van outs een dochter
van de tijd.
Bij gelegenheid van kermis worden
de jongelui vermaand, dat zij geen
herbergen bezoeken, waarin gelegen
heid wordt gegeven om te dansen,
worden de ouders vermaand om toe
te zien, dat hunne kinderen geen dans-
lokalen bezoeken, en worden de her
bergiers vermaand om geen dansmuziek
in hunne lokalen toe te laten.
En er zijn gemeenten in ons gewest,
waarin herbergiers, die toch dansmu
ziek in hunne herberg hebben toege
laten, bij gelegenheid van kermis, daar
om kerkelijke straffen hebben beloopen,
en zelfs, dat zij daardoor vervolgd zijn
geworden in hun dagelijksch brood.
In Terneuzen echter wordt bij gele
genheid van kermis bal gegeven in
het Hotel „Des Pays-Bas", toegankelijk
voor ieder tegen toegangsbewijs, en
met dit toegangsbewijs kan men dan
de zaal naar verlangen verlaten en
weder binnentreden, en op den Iaatsten
kermisdag is het vrij entrée. Dit hotel nu
is tegenwoordig eigendom van, onder
andere, den katholieken „leider" den
heer Jos. van Waesberghe en den
christelijken „Staatsman" mr. Petrus
Dieleman. Van eene vermaning aan
deze beide heeren is echter nog nim
mer iets vernomen. Om reden niet
alleen van de wet maar ook voor de
Kerk de menschen gelijk zijn, en er
dus geen tweeërlei recht bestaat al
naar gelang de persoon al of niet tot
de huisvrienden of politieke vrienden
behoort van den pastoer of den do-
miné, moet worden aangenomen, dat
de vermaning tegen dansmuziek bij
gelegenheid van kermis geen ernst is.
Wij voor ons zien in een dans in
een openbaar lokaal hoegenaamd niets,
wel echter zien we groot kwaad in
die zoogenaamde danshuizen, welke
in sommige groote steden worden ge
vonden, want deze zijn in den regel
gelegenheden, waarin groot gevaar
bestaat de deugd van eerbaarheid te
verliezen. Maar in onze streek bestaan
deze danshuizen niet, en zij zouden
ook geen levensvatbaarheid hebben,
omdat onze bevolking daarvoor t e
fatsoenlijk is.
Onze gedachte is dan ook, dat bij
die telkens bij gelegenheid van kermis
gehoorde vermaningen wordt gedacht
aan dat soort danshuizen, maar door
dit te denken, worden feitelijk onrecht
vaardig "gegriefd èn de herbergiers die
dansmuziek hebben bij gelegenheid
van kermis èn de bezoekers. En omdat
ieder gevoelt deze onrechtvaardigheid
is er niemand, die zich feitelijk aan
die vermaningen stoort.
Wordt in ware ernst door de heeren
vermaners gemeend, dat het in het
openbaar dansen op dansmuziek in
de herbergen een kwaad is, terwijl zij
tevens uit ondervinding weten, dat de
vermaning geen doel treft, dan weten
wij een ander middel.
Dat andere middel is ditdat de
heeren vermaners zich persoonlijk be
geven onder de kermisvierders, aan
de vreugde van dezen deelnemen, om
•op deze wijze op het kermisvieren een
merkteeken te leggen van fatsoen. Dan
toonen zij mensch te kunnen zijn met
den mensch en zij zullen harten winnen.
Als wij pastoor waren zouden we
bij gelegenheid van kermis de men
schen niet vermanen om niet te dansen,
maar we zouden ons verheugen, als
er in een flink lokaal, netjes ingericht,
bal werd gegeven en waarop dan
ieder rijk en arm komt en kan komen.
En dan zouden we als pastoor den
arm' aanbieden aan de vrouw van den
burgemeester voor de polenaise als
een symbool, dat de dragers van het