Aangezien de van wege de stad verstrekt wordende subsidie
voor de R. K. Weezen dezelfde bleef, zoo kreeg men door deze
erfstelling de handen zeer ruim en daar er door de bevoegde auto
riteit geene verantwoording omtrent de revenuen schijnt te zijn
verlangd, zoo had men gelegenheid daarvan een groot deel op te
leggen en uit die inkomsten ten jare 1850 eene som van ruim
1300 te besteden tot aankoop en iurigting van een huis nabij
het Drooge Dok, kadastraal bekend sectie D no. 165, zooals dit
blijkt uit een schrijven der beheerders van het legaat Friesen in
dato 1 Nov. 18-19.
Tn dit huis werd het alstoen bestaande twaalftal R. K. Wezen
overgebragt, doch toen dit cijfer in 1856 tot 27 was geklommen,
wendde het R. K. Armbestuur zich in de maand Augustus van dat
jaar tot de regering, te kennen gevende dat men door vrijwillige
giften en rentelooze voorschotten van leden der gemeente, zich
in staat achtte een nieuw en ruimer gebouw ter verpleging der
Weezen aan te schaften: doch vooraf gaarne de verzekering ont
ving dat de R. K. Weezen voortdurend onder eigen beheer in een
afzonderlijk gesticht zouden mogen worden verpleegd en door
R. K. Regenten beheerd en dat wijders voor iedere wees steeds uit
de stadskas eene subsidie zou worden genoten tot een maximum
van 70 per jaar.
Over dit voorstel werd in den raad dezer gemeente op den
1 Dec. 1856 eene vrij belangrijke discussie gevoerd, waarbij vooral
bleek, dat men wel genegen was te bewilligen in eene voort
durende afzonderlijke verpleging der R. K. Weezen; doch daarvan
vooral niet wilde maken eene inrigting onder een zuiver kerkelijk
en zelfstandig beheer.
Bij die gelegenheid werd het volgende besluit genomen:
»Het R. K. Armbestuur te magtigen om de R. K. Weezen van
»nu voortaan in een afzonderlijk gesticht te mogen verplegen,
onder bepaling dat door dit bestuur aan den raad de verzekering
worde gegeven dat door hetzelve in geen geval meer dan 70
per jaar voor iedere Wees als toelage of subsidie uit de gerueente-
kas zal worden aangevraagd, terwijl het gemeentebestuur zich
voorbehoudt jaarlijks de som daarvan te bepalen en het opper-
»toezigt over die Weezen op de wijze zoo als thans plaats heeft
»zal verblijven aan Regenten van het Arm-, Gast- en Weeshuis,
»aan wie dus jaarlijks de rekening en verantwoording over het
beheer dier Weezen zal moeten gedaan worden."
Dit besluit werd aan het R. K. Armbestuur kenbaar gemaakt,
on daarmede volkomen genoegen genomen blijkens schrijvenvan
dat bestuur in dato 30 Januarij 1857, waarbij tevens werd gemeld
dat men reeds onder nadere goedkeuring ten name van dat Arm
bestuur had aangekocht een huis in de Korte Walstraat met de
kosten van 3700, welke uitgaaf zoude worden gedekt door
vrijwillige bijdragen van leden der gemeente ad 900; door
rentelooze voorschotten ad 1800 en door het verkoopen van
het uis hop het Drooge Dok voor 1000.
Op deze regeling wilden Gedeputeerde Staten, en dit zeer teregt,
hunne goedkeuring niet verleenen. Het huis op het drooge dok
toch stond ten name van de R. K. Weezen, en kon dus niet anders
dan door hunne wettige voogden, hier de regenten van het Arm-
Gast- en Weeshuis, worden vervreemd t allerminst zoude het pro
venu daarvan kunnen gebezigd worden tot aankoop van een gebouw
ten name van het R. K. Armbestuur.
Ten gevolge van deze bemerkingen kwam alsnu bij de regering
een verzoek in van beheerders van het legaat Friesen, om hun te
magtigen tot aankoop van het huis in de Korte Walstraat ten
name van de R. K. Weezen en tot verkoop van het huis op het
Drooge Dok.
Op grond dat de administratie van het fonds Friesen niet
behoort tot de instellingen bedoeld bij lett. a. en d. van artikel 2
der Armenwet, oordeelden G. Staten dat de administratie geene
magtiging behoefde tot aankoop van een huis voor de R. K. Wee
zen; maar wat de verkoop aanging van een ten name der Weezen
ingeschreven pand, hiertoe bestond hetzelfde bezwaar als ten aan
zien van het vroegere tot gelijk einde gedaan verzoek van het
R. K. Armbestuur.
Het huis in de Korte Walstraat werd nu ten name der R. K.
Weezen aangekocht en nadat beheerders van het legaat Friesen
in Augustus 1858 nogmaals eene vergeefsche poging hebben
gedaan om de magtiging te verkrijgen tot verkoop van het vroe
gere verpleeghuis op het Drooge Dok, bleef deze zaak rustend en
is dit huis dus op heden ook nog een eigendom van de R. K.
Weezen.
De overbrenging der Weezen in het huis in de Korte Walstraat
schijnt te hebben plaats gehad in den winter van 1858, althans in
do maand February van dat jaar kwam van hot alstoen voor het
eerst zich zoo noemende Parochiaal 11. K. Wens best uur het verzoek
irrbij Burgemeester en Wethouders, omeven als dit voor het
vorige huis had gestaan, ook voor het nieuwe daargestelde Wees
huis een bord te mogen plaatsen met het opschrift: Gesticht no. 2
Jtnouisch Katholiek Weeshuis.
Op dit verzoek werd door Burgemeester en Wethouders toe
stemming verleend.
Den 3 November 1859 werd door het P. R. K. Armbestuur het
in 1856 gedane verzoek herhaald om hunne Weezen te mogen
hebben onder een eigen en zelfstandig beheer.
Over dit verzoek zijn in de raadszitting van 14 Januarij I860,
na gehoord te hebben de Regenten van het Arm- Gast- en Wees
2o.
3».
huis, langdurige discussiën gevoerd en waarin werd besloten dat
het verzoek in hoofdzaak kon worden toegestaan onder de volgende
voorwaarden dat:
1 Dit nieuw te stichten Godshuis zoude onderworpen zijn aan
de bepalingen van de art. 147, 148 en 179 der gemeentewet
en anderen, vastgesteld op de opzending naar de koloniën van
verlaten en onechte kinderen.
Door het R. K. Kerk- en Armbestuur eene acte werde getee-
kend waarbij van die zijde werd erkend geenerlei aanspraak
te hebben, zoo nu als in het vervolg, op eenige bezitting van
het A. G. en Weeshuis.
Van de Gemeente voortdurend eene jaarlijksche subsidie voor
iedere Wees zoude worden verstrekt gelijkstaande met hetgeen
thans door die Weezen wordt genoten, als bestedeling van
het A. G. en Weeshuis.
Van dit besluit geschiedde mededeeling aan het R. K. Armbe»
stuur, doch geen antwoord werd daar immer op gegeven en het
gevolg was dat de zaak bleef zooals ze was tot heden toe.
En hiermede M. H. hebben wy U de geschiedenis dezer zaak zoo
beknopt mogelijk voorgesteld.
Voor dat wij nu overgaan tot het onderzoek naar de admi
nistratie, zij het ons vergund op te merken dat naar onze meening
van den aanvang af noch bij de vroegere regering dezer stad, noch
bij het P. R. K. Armbestuur zuiver is in het oog gehouden de
werkelijke verhouding waarin de R. K. Weezen als eenvoudige
bestedelingen bij het R. K. Armbestuur stonden tegenover de
Regenten van het Stads Arm-, Gast- en Weeshuis. Van daar zoo»
vele afwijkingen van eene goede administratie als wij zullen heb
ben aan te stippen, en indien wij dit doen met alle vrijmoedigheid,
dan willen wij hebben uitgemaakt dat het onze bedoeling niet is
iemand persoonlijk te grieven, het allerminst onze R. K. medebur
gers, die prijs stellende op eene goede verpleging hunner Weezen,
in hunnen overigens lofwaardigen ijver om die te bevorderen, wel
eens den band schijnen te vergeten die hun is aangelegd.
Hoe behoort men den werkelijken toestand te omschrijven van
den beginne af tot nu toe 7
Naar onze meening aldus
Een RoomschKatholiek Weeshuis als eene eigene op zichzelf
staande instelling bestaat in de gemeente Vlissingen niet. In
tegendeel, ofschoon met goedvinden van het gemeentebestuur in
eene afzonderlijke woning verpleegd, behooren de Weezen van die
gezindheid tot de bevolking van het Algemeen Burgerlijk Wees
huis en staan zij als zoodanig volgens de bepaling van art. 4*21
van het Burgerlijk Wetboek onder de voogdij van Regenten van
dat gesticht.
Van dit standpunt uitgaande kunnen wij niet andors dan zw,
weinig waarde hechten aan de bepaling van het door den gemeen
teraad op 1 December 1856 genomen besluit, dat door het R.K.
Armbestuur zoude worden voortgegaan jaarlijks rekening en ver
antwoording te doen omtrent het beheer hunner Weezen aan
Regenten van het Arm-, Gast- en Weeshuis.
Voor die Weezen werd immers een kostgeld betaald, even ali
dit nu en dan bij partikulieren plaats heeft, en wanneer nu de ver
zorging slechts goed is, dan bemoeit men zich verder met de be-|
steding der gelden niet.
Neen, geene onderhandsche rekening met de Regenten van hei
Arm-, Gast- en Weeshuis kwam te pas, die dan ook als alle zaken)
die van een verkeerd of zwak beginsel uitgaan, sints jaren van
is vervallen, maar in de jaarlijksche aan het gemeentebestum
ingediend wordende rekening en verantwoording van het Arm-
Gast- en Weeshuis had in de ontvangsten behooren te worde:
verantwoord alle inkomsten der R. K. Weezen. Wanneer menife
rekeningen raadpleegt, dan vindt men in het hoofdstuk der
gaven wel vermeld het bedrag der aan het R. K. Armbestuur
taald wordende verpleegkosten, doch bij de ontvangsten ziet m
enkel opgebragt eenige geringe inkomsten van een paarWeez:
uit bezittingen en uit renten van de spaarbankdoch men mii
daarin de renten van het legaat Friesen en de opbrengst der bit
van het aan de R. K. Weezen behoorende huis op het Drooge Dot]
behalve nog eene post van 50, welke sints den jare 1861 op di
begrootingen en rekeningen van het R. K. Armbestuur voorkom-
wegens pakhuis- en kamerhuur van een gedeelte van het Weezetj
gesticht in de Walstraat, en welke som dus ook werkelijk eet]
inkomst uitmaakt van een aan de R. K. Weezen behoorend huis.
Indien men van den aanvang af deze verzuimen niet had bej^
dan zouden de bepaalde verpleegkosten der Weezen billijkerwijs]
wel iets hooger hebben moeten gesteld worden, doch zeer zeb
waren de jaarlijksche subsidiën der gemeentekas aan het A:
Gast- en Weeshuis dikwijls minder geweest.
Nu toch moet men aannemen, en wordt het uit de stukken
wezen, dat althans een gedeelte der onroerende eigendommen vul
de R. K. Weezen zijn aangekocht uit de revenuen van een legaj
da op 50 na uitsluitend bestemd was tot onderhoud <li«
\v eezen.
Eerst wanneer tot dit laatste de inkomsten uit dat legaat onto)
reikend waren geweest konde er na de sints vele jaren heerschen1
wettelijke bepalingen, subsidie uit de kas der gemeente
komen.
Maar nu M. H., komen wij tot onze minst aangename op®1
kingen, waaraan wij ons echter om het belang der zaak niet mogj
onttrekken.
In het begin c
R. K. Weezenge
vader en moeder
genoten 18 als i'
Arm-, Gast- en
anderen, waarove
By voortgezet
kinderen van J.
kinderen waren
naar één der rijkl
De beide ouders I
meente teruggek
drie genoemde k
en trok het R.
toelage voor We
daarmede niet al
terugkomst dezerl
geboren, aan wie:
H. Doop zal zijn
delijk in bedeeliij
Kerkbestuur, mc
wel hebben gew
een jaar lang bui
195 in het jaaj
Onder de 6 inwl
uit de gemeente]
drie anderen één
Het R. K. W
beschouwende, z^
strikt niet behoex
ren extra, zoolai
aan de ruimte vo«
Naar onze mej
hieromtrent in d<
uit het oog verl
van het Gemeenj
gesticht geplaatsl
te veel af te wijl
Arm-, Gast- en j
van Weezen.
Als men nagaa
zeten dezer gemel
de opname in het
worden van drie
heel ten zijnen la)
indruk, dat in ec
gehouden door si
deren worden op
is, of wel door ei
geacht "buiten eei
De drie kiiidc
Amadio en Soph
Belgische gouveii
met 42.50 ver:
ouderdom van 1
kinderen eenige r
voogd ze dan ooi
men, indien hij <j
aangezocht.
Deze Weezen
den voogd en zo
Gast- en Weeshi)
noemden werd eel
vermeend in de i
waarde dat die oj
weeg brengen.
Zonder nu nogj
dezer Weezen, he
loren, door buitel
ning van eene vre<
geboortig van Du
is weinig in overe
ber 1856, waarbij
bestemd ter verpl|
bet oppertoezigt
De Weezen An
van hunnen voog<j
sonen. Wij vrage
worden genoemd. I
Van de drie lu
Bombyes en S. J.
Belgische gouven
jaar, en nu, M.
gezin, bestaande
baren laste, hebbe
iu het Gasthuis ei
den verpleegd, dij
middel ijk of midd
Wij onderwerpt
bestemd zijn.