VLISSINGSCH WEEEBLA: uTs~ AAR. 15,000 )er iscma, 1871. N° 463. Zalurdag 9 December. 9^eJaargang. iliverings-Zout uitwerking bij pakken a 60, G no. 130. V. Houtzager, Apotheker. Witkam. H. Stubbe. 3 Bres. Jongzeilstra. Polak. 'en gratis. e men vooral op otste als ook de ïkend zijn door BORN, chn. Prdparate, ïliting genezen, i prospectus en nen gratis. Het 577.) Spraakarts. edt de nieuwe I GEWAAR- 300 Mk. prijzen onder Maris. ,000, 50,000, 3 a 15,000 10, 7 h 6000, 103 a 2000, 256 n 500, plaats en 3. SO. 1. 75. -. DO. -igineele loten dunt of Bank' vermaking van jen. officieel trek en en deel be- n van mij ver genoegen, zoo 3in vele groote !n uitbetalen en nauwgezette be- zal dan ook lij waardig te hebben en de n verzocht ten penden aan lhandelaar -£T- Nieuwendijk, wijk H no. 101, VLISSINGEN. Advertcntiën gelieve men aan den Uitgever iti te zenden uiterlijk Donderdag avond ten 8 urej de prijs van 14 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10 Cents. BUREAU: F. H. SCHIFFER, Dit Blad wordt wekelijks, des Zaturdags uitgegeven. Abonnementsprijs per drie maanden 60 Cents, franco per post 75 Cents. Afzonderlijke nummers 5 Cents. Men Abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post-Directcnren. VLISSINGEN. NATIONALE MILITIE. Eerste oproeping ter inschrijving voor de nationale militie. De Burgemeester en wethouders van Vlissingen; Gezien art. 19 der wet van den 19 Augustus 1861, ^Staatsblad no. 72); Maken bekend: dat het register tot inschrijving van alle maunelijke ingezetenen, die op den lBten January aanstaande hun 19do jaar zullen zijn ingetreden der halve zij die iu 1853 zijn geboren zal gereed liggen ter Gemeente secretarie, van den l#tea tot en met den 31steQ Januarij 1872, van des voormid'dags 9 tot des namiddags 3 uur; dat' voor. in&eZefen wordt gehouden io. hij, wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of, zija beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgeus de wet van den 28 Julij 1850 Staatsblad. n° 44) 2° hij, die geen ouders of voogd hebbende gedurende de laatste achttien maanden, voorafgaande aan den l8ten Januarij van het jaar, waarin hij zich moet laten inschrijven, iu Nederland verblijf hield; 8° hij van wiens ouders de langstlevende iugezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt; dat met voor ingezeten wordt gehouden de vreemdeling, behoorendc tot een Staat waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst i3 uuder- worpen, of waar ten aanzien der dienstpligtiglieid het beginsel van weder- kcerigheid is aangenomen, {art. 15 der wet van 19 Augustus 1861 (iStaatsblad n°. 72); dat hij die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het vol brengen van zijn 20ate iugezeten wordt, verpligt is, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der gemeente, waar de inschrijving volgens art. 16 moet geschieden {art. 20 der wet); dat voor de militie niet wordt ingeschreven 1°, de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd iugezeten; 3°. de zoon van den Nederlanderdie ter zake van 's lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont, {art. 17 der wet); dat de inschrijving geschiedt: 1°. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze over leden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2° van een gehuwde en van een weduwenaar in de gemeente, waar hij woont 3°. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente, waai hij woont; 5°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlanderdie ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft, {art. 16 der wet). dat ieder, die volgens art. 15 behoort te worden ingeschreven, verpligt is zich daartoe, bij Burgemeester en Wethouders, ter boven aangegeven plaatse en binneu den daar bepaalden tijd aan te géven, en dat, bii diens onge steldheid, afwezigheid of ontstentenis zijn vader, of is deze overleden zijne moeder, of, zijn beide overleden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verpligt is, {art. 18 der wet). Belanghebbenden worden mitsdien dringend aangemaand aan de op hou rustende verpligting te voldoen en wordt hun ten overvloede ouder de aan dacht gebragt, dat bij bovengemelde wet, onder meer, is bepaald: dat met boete van 25 tot 100 wordt gestraft de overtreding van art, 18, en dat bij elke veroordeeling tot boete, tevens door den regter wordt bepaald, dat, indien daaraan niet is voldaan binnen twee maanden, nadat de veroordeelde tot betaling is aangemaand, de boete door gevangenisstraf van ten hoogste tien maanden zal worden vervangen. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 6 December 1871. De Secrttaris, De Bnrgem. en Weth. voornoemd P. FORBES WELS. WINKELMAN. In de laatste gemeenteraads-zitting alhier zijn, op 't gebied van armenverzorging, twee voorstellen gedaan van wijdgaande strekking. Het eerste, breed gemotiveerd en ingediend door de heeren Kleijnhens, Ockers en Callenfels, heeft ten doel eene ingrijpende verandering te bewerkstelligen in de verpleging van de weezen, vooral van de katholieke weezen. Het tweede, dat juist, wat stadssubsidiëering van armen betreft, uitgaat van een beginsel, tegenovergesteld aan dat van het eerste, is ingediend door denzelfden heer Kleijnhens en ondersteund door de heeren Verkuijl Quakkelaar, Ockers en de Kruijif. Beide voorstellen verdienen met den meesten eersten ernst en de grootste kalmte onderzocht en besproken te worden. Heden bepalen wij ons alleen tot het tweede voorstel, 't welk luidt: «om met ultimo December 1872 te doen opbonden alle subsidiën «aan de kerkelijke armbesturen binnen de gemeente Vlissingen «op grond dat de geest en de bedoeling der armenwet mede brengen om, waar dit mogelijk is, geene subsidiën ujt de ge- «meentekas te verleenen aan de besturen van diaconiale armen- «verzorging.» 't Springt aanstonds in 't oog hoe zonderling het voorstel geformuleerd is. Immers de mogelijkheid om geen subsidie te ver leenen bestaat altoos en overal-, die mogelijkheid behoeft niet door een wet te worden in 't leven geroepen. De bedoeling des heeren Kleijnhens zal daarom zijngeene subsidiën te verleenen, die niet volstrekt noodzakelijk zijn, of: subsidiën in te trekken waar dit gevoegelijk kan geschieden. Men weet dat de verschillende armbesturen alhier eene jaar- lijksche subsidie genieten uit de stadskas. Het hervormde armbe stuur heeft eene bedekte subsidie van 10 vrijplaatsen in het gasthuis en 's winters 700 spijskaarten, gezamenlijk vertegenwoor digende eene som van 2400,—. Het katholieke armbestuur ontvangt jaarlijks 1700,aan geld en bet luthersche 600, Heeft nu het gedane voorstel iets te beduiden dan zal de strek king deze zijndie sommen moet de stad niet meer aan de armen uitkeeren noch zijdelings door ze aan de besturen te geven, noch rechtstreeks door zelve ze aan de armen uit te deelen. De christe lijke liefde moet in al de behoeften voorzien. Beoogde men toch de aan de armbesturen onttrokken sommen zelf onder de armen te verdeelen, dan is het voorstel eerstens doelloos. De gemeentekas zou cr niet bij winnen, integendeel, bij eene armenverzorging uit den aard der zaak zonder genoegzame controle over de armen, er veel bij verliezen. Vervolgens zou het voorstel inbreuk op de armenwet maken door de voor naamste armenlast op het gemeentebestuur over te brengen. De zin van het voorstel moet dus zijn: de stad geeft jaarlijks zooveel minder aan den armen nit als de vroegere subsidiën be dragen; de christelijke liefdadigheid moet het ontbrekende aan vullen. Daar staat tegenover dat in Vlissingen de verhouding tusschen gegoeden en behoeftigen zeer ongunstig iseen klein getal ge goeden, een zeer groot getal behoeftigenen het getal der laatsten neemt voortdurend toe omdat de werken om Vlissingen hier vele arbeiders heen trekken, die voor een groot gedeelte 's winters broodeloos worden. De christelijke liefdadigheid, die hier reeds zeer veel deed, kan onmogelijk aan al de dringende behoeften te gemoet komen. Gaat het voorstel door dan komen wij dientengevolge tot den volgenden toestandde armbesturen hervormde, katholieke, luthersche bedeelen aan wie zij goedvinden en zoover hunne middelen strekken. Rekenplichtigheid aan de stad houdt op. Zijn de middelen uitgeput, dan zenden zij de honderden, die brood en kleeding vragen, heen met ledige handen. Wie niet heeft, kan niet geven. En die honderde moeders keeren naar hunne arme woning terugdaar schreien de kinderen van honger en koude en moeder heeft geen enkele bete broods meêgebracht. De heeren voor stellers zitten intnsschen bij de gloeiende kachel aan een goeden disch Wij weten wel, dat het niet in de intentie van den voor steller lag zoodanigen toestand te scheppen, maar dat neemt niet weg dat die toestand door het voorstel geschapen wordt. De heer Kleijnhens en de ondersteuners van zijn voorstel hebben dat voorbijgezien. Gelijk zij meer hebben voorbijgezien. Voorbijgezien dat het voorstel zeer ontijdig werd ingediend. In eene raadszitting waarin, ook mede door denzelfden hoer Kleijnhens, een voorstel werd gedaan, 't welk met algemeene stemmen door den raad werd aangenomen, om in 't voorjaar aan eene eventuele feestcommissie

Krantenbank Zeeland

Vlissings Weekblad | 1871 | | pagina 1