1870. N0. 370. Zaturdag 26 February. 8ste Jaargang,
Wapenoefening.
Patenten.
VLISSINGSCH WEEKBLAD.
Nieu-vendijk TI 110. 101.
VLISSINGEN,
AJvevtencicn gelieve men aan den Uitjevcr in te
zend u uiterlijk Donderdag avond tea 8 ure; de prijs
van 14 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10
Cents.
BUREAU:
F. H. SCHIFFEB.
Dit Blad wordt wekelijks, Jcs Zaturdags uitgegeven.
Abonnementsprijs per drie maanden 60 Cents, franco
per post 75 Cents. Afzonderlijke nummers 5 Cent.
Men abonneert zich bij alle Boekbandelaren en Post
directeuren.
bü deze Courant belioort een Bij
voegsel.
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen tnaken
bekend
Dat bij besluit van Zijne Excellentie den Minister van
Oorlog is bepaald dat in plaatsen, waar infanterie in gar
nizoen ligt, aan jongelingen van den ouderdom van 18 tot
20 jaren de gelegenheid zal worden verschaft om bij de
korpsen kosteloos onderwijs in den wapenhandel te ontvan
gen, hatzij afzonderlijk of' vereenigd met de overige manschap
pen, en waarvoor hun van wege het korps de noodige
wapenen en munitiën zullen worden verstrekt.
Dat de bevelhebbers der infanterie-korpsen door welge-
melden Minister hiervan zijn onderrigt en verzocht aan dien
maatregel de meest doelmagiige uitvoering te geven.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort,
den 22 Februarij 1870.
Burgemeester en Wethouder voornoemd.
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen, maken
bekend
dat de patenten over het 2e kwartaal 1869/70, verkrijg
baar zijn gesteld ter Gemeente- Secretarie, waar zij kunnen
worden afgehaald van den 24 Februarij tot 10 Maart 1870,
van des voormiddags ten 10 tot des namiddags ten 3 ure;
dat de patenten, die niet binnen dien tijd zijn afgehaald,
overeenkomstig de bepalingen der wet aan de huizen zullen
worden afgegeven, door den deurwaarder der directe belas
tingen, tegen voldoening van het daarvoor verschuldigde;
wordende de belanghebbenden tevens herinnerd, dat zij, die
desgevraagd hun patent niet kannen vertoonen, zich bloot
stellen aan de boete bij de wet bedreigd.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort,
den 19 Februarij 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
„Het is een aengename saeck,
En dient veel menschen tot vermaeck,
Te sien hoe wint en hagel slaet,
Wanneer men in het drooge staet."
Zeide de Zeeuwsche Dichter Cats in zijnen tijd. Ieder
Vlissiuger heeft gedurende deze week de waarheid van dat ge
legde ondervonden. En ieder kapitein die gedurende de laatste
dagen veilig binnen Vlissingen lag zal ook met het volgende
versje van denz' lfden dichter instemmen.
,/t Is lustigh van een stille ree
Te sien een ongetoomde zee,
Te sien haer wonder groot gebaer
Te sien een anders groot gevaer;
Inderdaad, deze winter is voor Vlissingen niet onvoordeelig.
Geheel Nederland heeft nu nog eens met eigen oogen kunnen
zien dat al hetgeen men van de voortreffelijkheid van Vlissing's
haven en itê gezegd heeft, niet overdreven is. De haven van
Vlissingen alleen, is niet door het ijs ontoegankelijk gemaakt.
't Kan zijn nut hebben nu in dezen tijd nog t ens herinnerd te
worden aan de gunstige getuigenissen door de kundigste man
nen over de haven en de reede van Vlissingen gegeven. Wij
voldoen daardoor aan den wensch van velen.
Het volgende ontlecnen wij aan het Rapport van Mr. Temmen,
Ingenieur, in 1846 uitgebragt. „Van alle havens van het vaste
land,van de Elbe tot het Engelsch kanaal, is er slechts eene ge
naakbaar in alle weder, in alle jaargetijden, met iederen wind en
door schepen van allerlei soortdie haven is Vlissingen, of met
andere woorden Middelburg, dat in regelregte gemeenschap
met de Vlissingsche reede staat, zoo als hierna zal worden aan
getoond.
Deze haven en reede dient tot vlugt- en schuilplaats van
schepen, welke door storm worden beloopen, en biedt eene ge
schikte verblijfplaats voor zulke, welke de Schelde meener, op
te varen. Gedurende den winter van 18291S30, toen de ge-
heele uitgestrektheid der kust in de Noordzee met groote drij
vende ijsvelden bezet was, waardoor menige haven was geblok
keerd, ankerden evenwel vele schepen van verschillende natiën
te Vlissingen. Daaronder was ook het schip Charles, van
Guernsey, bestemd voor Antwerpen. De kapitein order ontvan
gen hebbende om te Vlissingen te lossen, zeilde kort daarna
naar Messina, van waar hij met eene volle lading terugkeerde,
en bereikte Antwerpen nog vóór de andere schepen, die te Vlis
singen hadden overwinterd."
De volgende getuigenis, om in de tijdsorde voort te gaan, is
genomen uit Int adres aan de Tweede Kamer der Staten Gene
raal, door de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, in
1858 opgezonden. De gemeenteraad van den Helder had als
vierde reden waarom de haven van het Nieuvvediep boven die
van Vlissingen gesteld moest worden, aangegeven: de mindere
belemmering duor het ijs. Ziet hier wat onze Kuiner van Koop
handel daarop antwoordde: „De rigting van de haven aan het
Nieuvvediep, zal haar het meest blootstellen aan ijs, bij Ooste
en Noord- of Zuid-Oostewinden. Juist bij staande winden uit
die streken ontstaat meestal het ijs, terwijl Zuide- en Zuidweste
winden, die voor Vlissingen nadecliger zouden zijn, gemeenlijk
met dooi en stormen gepaard gaan, waardoor hut ijs verdwijnt.
Trouwens de ondervinding leert het bovendien, dat men ten
allen tijde, als alle havens in geheel Noordelijk Europa gesloten
zijn, veilig de zeegaten en de havens van Vlissingen kan aan
doen, en moge bij strenge en langdurige winters er al eens
drijfijs voor de haven zijn geweest, dan heeft dit nimmer 4
weken geduurd, zoo als de Raad opgeeft. Te Antwerpen kan dit
mogelijk zijn, maar wat Vlissingen betreft, kan zoodanig argu
ment den toets der waarheid niet doorstaan, liet is toch wel
opmerkelijk dat zoo menigwerf blijkens de opgaven in de dag-