1
'sehe moeite, tvelke
[ïiver drinkwater te
leer dringende be
ng.
Mei. Eenigen tijd
era op zoogenaamd I
zuiveren. Onver-
iwers als van de ge-
igestaan. Reeds nu
vruchtbooinen, van
it er veel meikevers
te en ook de mollen
inder last en nadeel
oomgaarden en der
bedekt zijn en een
korenvelden en wei-
over 't algemeen een I
tst g ebouden verga-
inededeeling gedaaa
Jde Crane, houdend!
idslid, omdat bij niet
li de meerderheid ge
le en naar waarheil
ijner inkomsten. Df
mnen, dat de heer de
igenwoordig geweest,
inen, die de meerdet-
zijnen aanslag indi
11. Ware de lieer di
üe zaak waarschijn^
jens werd dit sclirijvr
de reis van den liee:1
Jiof, in geen verban
inilieaaiigelegenli«/e
ft inen bier i olhondei
In sommige kringel
inedetti herwaarts oiil
onderhouden overdr
'erland en den St. G>
eenschap moet breng]
de gezant op verlang
leen begeven beeft,
pizer de verzekering
inen deele zich gekre
Igie en de Nederland
nsieve alliantie zou
iutusseben zeer onivr
•i de staatkundige kr
apening, een maatrerj
m op de verkiezing»
Set slechts Fraukrijl
1" 1 ij n ophelderingen M
■z uitsluitend door IV
■redes-traetaat is vat!
ituizoen moesten houdt
lavia heeft bet i volg®
jp Tamaris, slagtoffer
like zij naar Havanna
|i uw geacht blad te be
ligen aan den waardij
san het Hollandsche s'
gedrag te haren aaiii
erkentelijkheid, aangd
hem liet leven te da»
,i
e, heeft de waardige S
door den honger, den t
vier nachten roeijens,
wonden en wij niets f
aan boord genouijtfli,
jmenhedeu; heojtoiis'
f'
en
deren verstrekt, en broederlijk met ons den reeds aanmerkelijk
verminderden voorraad zijner levensmiddelen gedeeld. De
stuurlieden en de equipage der Maria Elisabeth hebben ill die
inoeijelijke dagen met den gezagvoerder in edelmoedigheid ge-
gewedijverd.
„Het is ons, bemanning van de Tamaris, een levendig ge
voelde behoefte, openlijk onzen dank te betuigen aan onze red
ders, de Hollandsche stuurlieden en matrozen der Maria Elisa-
tetk, en bijzonderlijk aan den voortreffelijke!) gezagvoerder van
dat vaartuig, den beer van den Gevel. Hunne nainen zullen bij
ons en de onzen ten allen tijde in gezegend aandenken blijven."
De Russische bladen deelen mede dat generaal Menschi-
koffop 80-jarigen leeftijd gestorven is.
De overledene was een achterkleinzoon van een pasteibak-
kerslecrling, die door Peter den Groote tot de hoogste waardig
heden verheven werd, hij werd in 1789 geboren, nam in 1805
dienst, maakte de veldtogten van 18L3—15 als adjudant van
keizer Alexander I mede, en werd door keizer Nicolaas terstond
na diens troonsbestijging naar den Schach van Perzië gezonden,
om met Rusland een verbond tegen Turkije aan te gaan, maar
bewerkte door zijne ruwheid juist het tegendeel. In den oorlog
tegen Perzie, in 1827, voerde hij nog geen bijzonder kommando,
in het daaropvolgende jaar had hij in Klein-Azië het bevel over
eene divisie tegen de l'orken en nam Anapa in. Bij de belege
ring van Varna zwaar verwond, ging hij na zijn herstel tot de
marine over, werd in 1835 admiraal, in 1836 minister van
Marine en vervolgens gouverneur van Finland, in welken rang
hij zijne uiterste zorgen aan de Oostzee-vloot wijdde.
Het jaar 1853 verwierf hem eensklaps eene Europesche ver
maardheid. Naar Konstantinopel gezonden, om van den Sultan
voor Rusland het protectoraat voor alle Grieksche Christenen te
vorderen, verscheen de beerachtige diplomaat voor den in feest
gewaad gekleeden Divan in zijn gewonen jas en smerige jucht-
lederen laarzen, en legde zulk eene verachting aan den dag voor
alles wat Turksch was, dat de Porte, ten zeerste verbitterd, onder
goedkeuring der Westelijke magten, den gezant de volle laag
gaf. De oorlog brak uit, en Menschikoffs eerste daad bestond in
de vernieling der Turksclie vloot bij Sinope. In 1851 was hij
gouverneur van de Kriin eu kommandant van Sebastopol. On
middellijk na den dood van keizer Nikolaas werd hij in Maart
1855 teruggeroepen en het kommando den vorst van Gortscha-
koff overgedragen. Naar Petersburg teruggekeerd, heeft de
grijze admiraal zich niet verder onderscheiden. Hij stond bekend
voor een fanatiek oud-Rus en voor een der hoofden van de
Panslawistische beweging.
Donderdag 29 April jl. hebben de keizer en de keizerin
de inwijding der klokken van de nieuwe H. Ambrosiuskerk, op
den boulevard Prins-Eugenius, bijgewoond, welke plegtigheid
door den aartsbisschop van Parijs verrigt is geworden. Over
een dier klokken hadden Napoleon en Eugenia het peter- en
meterschap aanvaard. Op de toespraak van msgr. Darboy ant
woordde de keizer o. a. met den wensch, dat de ingezegende
klokken nimmer tot iets anders zouden moeien gebezigd wor
den dan lot het inroepen over de bevolking van de zegeningen
des Hemels.
Men leest in het Journal des 1)chats: In de taal der diplo
maten geeft men den naam van protokol zonder onderscheid aan
comptes-rendus en aan de processen-verbaal der conferentiën,
welke over een bepaald onderwerp tusschen de gevolmatigden
van twee of meer mogendheden gehouden zijn. In dezen zin
wordt, het woord nog maar eerst korten tijd gebruikt; den eer
sten keer bij gelegenheid van het congres van Weenen in
1815. Daarna kwamen de protrokollen telkens meer voor: op
het congres van Aken in 1818; op het congres van Verona in
1822; na de omwentelingen van 1830, toen men een nieuw
Grieksch koningrijk oprigten, de Oosterse he zaken behandelen
en de scheiding van Belgie en Nederland regelen wilde. In 1856
heeft het congres van Parijs protokollen geredigeerd, in welke
vele politieke kwestiën, zoo niet opgelost, dan toch behandeld
werden. Men heeft te Londen protokollen gemaakt over de
troonopvolging in Denemarken, het lot der Elbe hertogdommen
en dat van het groothertogdom Luxemburg. Nog onlangs
leverde de Converejitie vai; Parijs er zeven op over het geschil
tussclieu Griekenland en Turkije. Het protokol is een gemak
kelijke vorm voor diplomatiek acten; het leent zich tot alles.
Hoewel het niet zoo pleglig is als een conventie, welke uit
formele bepalingen voor beide partijen bestaan, zoo wordt het
toch soms gebruikt als een middel om eene moeijelijkheid te
eindigen, welke in den loop van eene belangerijke en lastige
onderhandeling is opgekomen; soms heeft men ook gewig'.ige
zaken eenvoudig door protokollen geregeld; gewoonlijk editer
zij zijn niets dan de preliminairen van een verdrag of van eene
conventie, en in dit geval dienen zij slechts om te constateren
de phasen der onderhandeling, de vorderingen, welke in deze
gemaakt zijn en de oplossingen welke reeds verkregen zijn. Van
dezen aard schijnt het protokol van 27 April te wezen.
Engeland.
Het Engelscb-Amerikaansche conflict ter zake van den be
faamden kaper Alabama herleeft, ten gevolge van de verwer
ping, door den senaat der Unie, van het werk des vredes, da
lord Stanley en de beer Reverdy Johnson met zoo veel moeite
hebben tot stand gebragt. Voornamelijk was die verwerping
een gevolg der redevoering van den senator Summer; van de ter
vergadering aanwezige leden heeft niet meer dan één voor het
regelings-ontwerp gestemd, en bet senaats-besluit zet natuur
lijk de Engelschen in vuur en vlam. Hunne verbolgenheid
openbaart zicli in de dagbladen. De Times de Morning Adver
tiser, de Morning Herald (de Morning Post niet) leveren lange
betoogen ter wederlegging van Summers rede, en beschuldigen
hem van een stelselmatigen geest van vijandigheid tegen Enge
land. In eenige der bedoelde artikelen wordt zelfs het vermoe
den geuit, dat de verwijten, door Summer tot Engeland gerigt,
wegens bet gedrag van dit land gedurende den Noord-Aineri-
kaauschen burgeroorlog, minder ten doel hebben de wettige ver
goeding te verkrijgen van de schade, die het gevolg van dat ge
drag heeft kunnen zijn, dun wel eene vijandige gisting tegen
Groot-Briltannië te onderhouden en daarvan partij te trekken,
als voorwendsel om ernstige verwikkelingen te doen ontstaan.
De Britsche dagbladpers vraagt alzoo of president Grant de
zienswijze van den heer Summer deelt, en of Motley, de opvolger
van Reverdy Johnson als gezant der Unie te Londen, in last
heeft die zienswijze voor oogen te houden bij de hervatting der
onderhandelingen tusschen de kabinetten van St. James en
Washington. Is dit zoo, dan zal, volgens de Britsche bladen,
Engeland, welke staat niet schuldig is aan hetgeen de Summer
hem ten laste legt, aan de Vereenigde Staten niet kunnen toe
staan de vergoeding en de genoegdoening welke die Staten hem
zullen vragen.
In de dingsdag gehouden zitting van dezelfde vergadering
werd een interpellatie gedaan over de postovereenkoinst met
Engeland. Door den algemeenen postdirecteur Philipsborn
werd geantwoord, dat tusschen de Engelsche en de Noord-
Duitsche postadministratie!! slechts verschil van ineeniiig be
stond over vermeende te hooge vergoeding aan het postbe-
heer van den bond wegens den doorvoer vau gesloten paket-
ten van Engeland naar andere Staten. Na afloop der nog
aanhangige onderhandelingen met sommige spoorweg-diree-
tiën zou aan Engeland over deze aangelegenheid eene inede
deeling worden gedaan. Men hoopte, dat de beweerde te
hooge vorderingen der Zuidelijke Staten niet, gelijk men
meende, aan het sluiten eener overeenkomst in den weg
stonden.
Men leest in den Conrrier des Etats-TJnis van 10 dezer:
„Het bureau der Pacific ralroad company was dezer dagen
het tooneel van een allerzonderlingst schouwspel. De Maat
schappij betwistte den heer Fisk zijnen titel van aandeelhouder,
en bij gevolg zijne bevoegdheid om haar in regten te vervolgen.
De regter Bernard heeft daarop het overleggen der boeken
bevolen. Daaraan schijnt echter niet goedschiks voldaan te zijn
geworden. Althans men heeft door werktuigkundigen en
smidsknechts de brandkast, waarin zij waren weggesloten,
moeten laten openen, of liever doen openbreken. De arbeid
heeft niet minder dan zes volle uren vereischt, en gedurende
al dien tijd weerstond dat ijzeren gevaarte, die metalen sterkte, -
een meesterstuk van smid-en slotenmakerskunst, - de krachtda
digste aanvallen en de behendigste taktiek van de werklieden en
ingenieurs der nabijzijnde fabrieken, die elkander opvolgden en
aflosten. Eindelijk zijn de veeren, schroeven, sluitringen, kope
ren en stalen platen, een metaalwerk Vulkaan waardig, niet
losgemaakt, maar bezweken en gebroken onder de herhaalde
slagen door forsche handen met hamer en moker toegebragt.
De zoo wel geborgen boeken kwamen te voorschijn, en werden
in triomf naar de balie gebragt, alwaar bij onderzoek, volbragt
in zooveel seconden als het verkrijgen er van uren geduurd
had, bleek, dat de heer Fisk goed en wel ingeschreven stond
op de naamlijst der aandeelhouders in de Maatschappij."
In de Engelsche bladen heeft het niet ontbroken aan be
schouwingen over de bijeenroeping van het Oecumenisch Con
cilie te Rome, en in sommige dier bladen komen bij deze gele
genheid zeer belangrijke mededeelingen voor. De Register o. a.
zegt, dat vele angiikaansche geestelijken voornemens zijn zich