TLISSINGSGH WEEKBLAD.
{867. N°. 219.
Zalurdag 6 April.
5de Jaargang.
F. H. SCH1FFER.
VLISSINGEN.
oven opgegeven
■aders In elk
ng van de ver-
Lvektning zich
zijn. Wij ver
raden hun aan
en de Doosjes,
ïalfen. en zich
uor Roomsch-
- -f
ert eene aange»
r of 25 Centen
end oorspronkelijke
ers.
den jongelingslijt}.
ïkroon.
he tafcrcclen uit den
-Brabant. Door
ck van den Gerechts
eving. Door H. A
tafereclen uit den
ïedendaagscheleven.
n, waarvau de copièn
ju-clit oorspronkelijke
chrijvers, ziehier de
ardoor de Katholieke
>n nieuw Tijdschrift,
en en huiten iuteekc-
J E
van den dag.
ters en alles wat met
hijzonder in verbauil
gevallen, door hen die
ien het dagelijks, hoe
ïgang te doen vinden,
kom-ten of voorlczin-
dagbladcu.
oderne licht te zetten,
on.
geschiedenis van den
>or volksvlijt te
3r te Rome. Een
•edikanten. llui-
door een professorale»
"Vekhoeven.
te 's Hertoyenboscïu
dSSlXCFiN.
BUREAU:
Dit Blad wordt wekelijks, des Zaturdags uitgegeven
Aboniieiiient^prijs per drie maanden 80 Cents, franco
per post 95 Cents. Afzonderlijke nommers 10 Cent.
M.en abonncert-zich bij alle Bockhandelaren en Post
directeuren.
Nieuwendijk H no. 101.
Advertentiën gelieve men aan den Uitgever in te
zenden uiterlijk Donderdag avond ten 8 ure; de pivys
van 14 regels is 40 Cents, voor elkeu regel meer 10
Cents, behalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing.
PUBLICATIE.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Vlissingen,
Ontwaar geworden zijnde, dat in de gedrukte exemplaren, zoo wel als in de
afkondiging, der Verordening van Algemeene plaatselijke policie in de gemeente
Vlissingen, vastgesteld door den gemeenteraad den 30 Julij en 26 September
1866, in afschrift medegedeeld aan gedeputeerde staten dezer provincie zin
sneden zijn weggelaten, die in de oorspronkelijke Verordening voorkomen en ook
cenige zinstorende drukfouten zijn ingeslopen;
hebben goedgevonden
de artikelen dier Verordeniug, waarin die uitlatingen en drukfouten voorko
men, als nog en thans zóódanig als zij in de oorspronkelijke Verordening en het
aan gedeputeerde staten daarvan medegedeeld afschrift zijn vervat, op nieuw
af te kondigen, luidende als volgt:
Art. 23. Van gemeente-grond mag, zonder vergunning van Burgemeester en
Wethouders, geen gebruik worden gemaakt tot het leggen of opstapelen van
hoornen, mest, hout, steen, kalk, zand of andere materialen, of tot opslag, uit
stalling of berging \an goederen.
Bij de vergunning zal den tijd waarvoor en zullen de voorwaarden waarop die
wordt gegeven, worden vastgesteld.
Art. 57. De eigenaars of huurders der huizen of gebouwen van welke de
secreten geruimd worden, zijn vcrpligt hunne geburen der drie naastaangren-
zeudc en tegenoverliggende gebouwen, daags te voren, daarvan keunis te geven.
Art. 64. Het is verboden op straat, op den openbaren weg, of op de wandel
plaatsen, in de goten, riolen, vesten, grachten of havens, afval van beesten of
visch, bloed, stinkend vocht, afvai van groenten, vuilnis en dergelijke te werpen,
of die op eenige andere wijze te verontreinigen.
Art. 74 De bewoners en gebruikers, en, bij gebreke van deze, de eigenaars
of beheerders van gebouwen eu erven, zijn gehouden, de straat vóór hunne ge
bouwen of erven, te doen vegen en schoouhouden euvop de eerste aanmaning
daartoe, te doen wieden, in straten of stegen tot op de helft, der straat, op kaden
eu grachten tot aau de lijn waar de boomeu op geplant zijn, en op de pleinen ter
breedte van 4 ellen van de stoep af gerekend.
Art. 153. Voor zoover bij het Strafwetboek, of andere wettige Verordenin
gen, daartegen geene straf is bedreigd, zullen deovertredingeu dezer Verordening
worden gestraft als volgr,:
Die van de artikelen 25. 32 tot en met 36, 40, 41, 43 tot en met 45, 50 tot en
met 53, 58, 61, 63, 72, 73, 75, 77 eu 78 met eene geldboete van een gulden
Die van do artikelen 3, 4, 6 tot en met 15, 17, 20 tot en met 23, 26, 27, 42,
46 tot. en met 49, 54. 57, 59, 62, 64 tot en met 71, 76, 79 toten met 86. 89,
92 tot en met 96, 98, 99, 101 toten met 104, 108, 113 toten met 119, 121 tot
eu met 125, 127 tot en met 145, met eene geldboete van drie gulden
En die van de artikelen 1, 2, 16, 18. 37, 38, 55, 56, 60, 100, 105, 106, 107,
109 tot eu met 112, niet eene geldboete van tien gulden.
Terwijl daarenboven de overtredingen van de artikelen 16, 18, 20, 22, 37, 38,
55, 56, 106, 107, 111 en 137 nog kunnen gestraft worden, met eene gevangenis
van een tot drie dagen.
Gedaan ten Raadhuize der gemeente Vlissingen, den 22 Klaart 1867.
Burgemeester cu Wethouders van Vlissingen,
J. W. callenfels.
De Secretaris,
p. Forbes wels.
In ons vorig nummer hebben vrij toegezegd den geheelen
letterlijken inhoud te leveren van de interpellatie, welke onze
Vertegenwoordiger in 's lands tweede kamer heelt gedaan aan
Z. Exc. den Minister van marine bij gelegenheid van de behan
deling van art. 20a, der staatsbegrooting (departement Marine)
met betrekking tot de rijkswerf te Vlissingen. Het art. 20a
luidde aldus:
//Aankoop van werktuigen en benoodigdheden tot het com
pleteren der pantserinrigting en tot den bouw van ijzeren ge
pantserde en niet gepantserde ijzeren schepen/' 100.000.00."
De heer van Eek: //Ik geloof, mijne heeren, dat dit artikel
aanleiding geeft om met den Minister een woord te wisselen
over de plannen, die hij heeft omtrent het opheffen der werf te
Vlissingen.
De kwestie doet zich voor bij verschillende artikelen, maar
in de eerste plaats hier, want het doel van den Minister is, de
hier uitgetrokken gelden te bezigen om de pantserinrigting, die
te Vlissingen bestaat, van daar over te plaatsen naar Amsterdam
en dan uit te breiden, en dat plan van den Minister steunt
natuurlijk op de opheffing van de werf te Vlissingen.
Wanneer ik nu eenige bedenkingen tegen dit plan maak,
wensch ik vooraf te zeggen, dat ik hier volstrekt geen locaal
belang op liet oog heb, daar het bij mij, in verband met de plan
nen waartoe te Vlissingen de spoorweg aanleiding geeft, zeer
twijfelachtig is, of men daar al of niet benadeeld zal worden
indien de werf er opgeheven wordt.
Ik rnoetechter bedenkingen maken uit een algemeen oogpunt.
Wat is de reden dat men de werf te Vlissingen wil opruimen?
Vlissingen voldoet op zich zelf uitmuntend aan alle voorwaarden
voor eene scheepswerf. Er is slechts een bezwaar, dat Vlissin
gen namelijk buiten de linie van verdediging ligt en gebombar
deerd kan worden. Men wenscht nu de waarden van den Staat,
daar niet aan bloot te stellen. Dit is echter hetzelfde geval met
Amsterdam. Het is in het voorloopig verslag van de zijde dei-
kamer opgemerkt, dat Amsterdam ook open en bloot ligt en
evenmin verdedigd is tegen een bombardement.
De Minister heeft dit eigenlijk ook erkend, want hij zegt in
zijne memorie van beantwoording: //Dat Amsterdam even open
ligt als Vlissingen wordt ontkend; de positie bij Durgerdam is
zeer goed en gemakkelijk te verdedigen tegen maritieme strijd
krachten, en de Regering heeft bovendien het voornemen aan
gekondigd, eerlang eenige gelden buitengewoon aan te vragen
voor de verbetering der werken tot verdediging van Amsterdam/'
Die verdedigingswerken liggen dus nog in de toekomst en
de plannen van den Minister van marine, in verband met die
van den Minister van oorlog, toonen aan dat er nog verschillende
werken zullen moeten gemaakt worden, eer Amsterdam behoor
lijk kan worden verdedigd.
Is dit het geval, dan mag men vragen, of men hier niet de
paarden achter den wagen spant, en of het niet noodzakelijk
zou zijn dat eerst Amsterdam behoorlijk worde verdedigd, voor
men de werf van Vlissingen daar overbrenge? Maar vervol
gens: op de gelegenheid die Vlissingen aanbiedt tot het komen
van de schepen van en naar zee is niets aan te merken.
Amsterdam is integendeel nog niet op die hoogte. Wat het
kanaal door Noord-Holland betreft, daar kunnen op ditoogen
blik de lange schepen niet door. Wij hebben het voorbeeld ge
had met de Wassenaar. Van dat schip zou een gedeelte hebben
moeten afgezaagd worden, opdat het door de sluizen kon komen,
zoo uien niet ten nadeele van de polders die sluizen had openge
zet en het land daardoor onder water gezet had, hetgeen men
toch niet altijd doen kan. En wat aangaat het brengen van de
schepen over de Zuiderzee, zoo beproeft men dat, ja met schepen
die eene zekere lengte hebben, maar het wordt onmogelijk zoo-
dra zij een zekeren diepgang hebben.
Wij hebben gezien hoe moeijelijk het gaat om over het Pam
pus te komen. Men leestjdaar-omtrent in de memorie van be
antwoording: Schepetfvautjneer lengte en tijdelijk minder
diepgaande, zoo als dé Java, van Galen en Anna Paulotona,
vinden een voldoenden weg nadr zee over het Pampus/'
Ik herinner mij etihteiHn de dagbladen te hebben gelezen,
dat het schip de Java ^daar^dagen lang door de slik heeft moeten