Art. 109. Huizen of pakhnizen, voor zoo ver zij niet reeds vallen in de ter
men van het Koninklijk besluit van 31 Januarij 1824 Staatsblad no. 19) zullen
niet tot bewaring vau buskruid, schietkatoen of vuurwerk mogen worden inge-
rigt, dau met schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders en tot
wederopzeggens toe.
Art. 110. Het i9 verboden daartoe een huis of pakhuis in te rigten op eenen
minderen afstand dau van 25 ellen van reeds aanwezige, tot het zelfde einde die
nende pakhuizen.
Art. 111. In hetzelfde huis of pakhuis mag geen grooter voorraad van bus
kruid, schietkatoen of vuurwerken voorhanden zijn dan van 25 ponden te zamen.
Art. 112. In de localen voor de bewaring van buskruid, schietkatoen of vuur
werken bestemd, mag geen vuur voorhanden zijn, tabak worden gerookt, gaspij-
peu aangebragt, noch licht worden gebrand anders dan in eene gesloten lantaarn.
Ook is het verboden met brandende pijpen of sigaren op eenen afstand van
minder dan 20 ellen vau de kruidmagazijnen voorbij te gaan.
Art. 113. Zoodra Burgemeester en Wethouders den aanvang der werkzaam
heden van de kruidkeering in de magazijnen zullen hebben afgekondigd, zullen
zoo lang die keering, blijkens aan te duiden teekens voortduurt, de volgende maat
regelen moeten worden in acht genomen
~u. Op de te bepalen uren zal geen vuur mogen worden gestookt in de huizen
of woningen, welke als gevaarlijk zijn aangewezen.
b. Geen rijtuigen, wagens of voertuigen mogen gedurende dien tijd de kruid-
magazijnen waarin gewerkt wordt, voorbij rijden.
c. Gedurende den aangekondigden tijd mogen geene schepen worden gebrand.
d. Zoodra daarvan door de Policie aanzegging geschiedt, moeten de vuren
onmiddellijk worden uitgedoofd en mag verder niet meer worden gestookt.
Alles overeenkomstig art. 58 der wet van 26 Januarij 1815 no. 57, {Staatsblad
no. 7.)
Art. 114. Het is verboden varkens te branden vóór zonsopgang of na zons
ondergang, en anders dan op de daartoe door Burgemeester en Wethouders te be
palen plaatsen.
Art. 115. Buiten de kom der gemeente mogen op eigen groiul geene varkens
worden gebrand, dan op 25 elleu afstands van de gebouwen.
Art. 116. Onmiddellijk na dat de varkens zijn gebrand moet het vuur met
water geheel gebluscht worden.
Art. 117. Het is verboden vóór zonsopgang en na 4 ure des namiddags peul-
hoopen of dergelijke voorwerpen te verbranden.
Art. 118. Het is verboden binnen de bebouwde kom der Gemeente te loopen
met zeissen, die niet van eene scheede zijn voorzien.
Art. 119. Wanneer cenig gebouw, getimmerte, muur, heining of schoorsteen
geheel of gedeeltelijk bouwvallig is, moet de eigenaar, op schriftelijke aanzeg
ging van Burgemeester en Wethouders, binnen den daarbij bepaalden tijd het
bouwvallige doen herstellen, sloopen of door een nieuw doen vervangen; bij ge
breke waarvan dit door de gemeente werklieden voor rekening van den nalatige
geschieden zal.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Voorzorgen bij heerschende en besmettelijke ziekten.
Art. 120. Bij heer.-chende en besmettelijke ziekten zullen, indien Burge
meester en Wethouders dit noodzakelijk achten en na voo ra/gaande kennisgeving
daarvan, de vier volgende artikelen gezamenlijk of afzonderlijk in werking treden.
Art. 121. Ieder zal verpligt zijn van het uitbreken der ziekte in zijn huis of
vaartuig, aan het Bureau van policie kennis te geven.
Art. 122 Onmiddellijk zal door de policie een kennelijk teeken daarvan aan
het huis of vaartuig, waar men aan de ziekte lijdt, worden gesteld, welk teeken
niet zal mogen worden weggenomen of bedekt.
Art. 123. Geene kinderen uit een huis of vaartuig waar de besmettelijke
ziekte heersch', zullen naar scholen of fabrieken mogen worden gezonden of
aldaar mugeu w.irden ontvangen.
Art. 124. Het hoofd eens gezins, waarin zich eene besmettelijke of als zoo
danig verdachte ziekte heeft geopenbaard, en, wat vaartuigen betreft, de bevel
hebber of die hem vertegenwoordigt, is verpligt de zuiverings maatregelen te
doen plaats hebben, die zijn geneesheer, of, bij gebreke van dien, een geneesheer
der gemeente voorschrijft; bij onvermogen geschiedt dit voor rekening der Ge
meente en bij weigering van policiewege.
De bevelhebbers van schepen, komende uit andere Gemeenten, zijn verpligt
voor of bij de aankomst iu eene der havens, zuiverings maatregelen op hunne
schepen toe te laten wanneer die door den Burgemeester, in het belang van den
gezondheids toestand, zijn voorgeschreven. De maatregelen worden uitgevoerd
van policiewege eu ten koste der Gemeente.
Art. 125. Het is verboden kinderen die door hoofdzeer, schurft of eenigc
huidziekte zijn aangedaan naar school te zenden of op school toe te laten.
Art. 126. De bepalingen vervat in art 121 tot en met 125 zijn niet op de kin
derziekte vau toepassing, ais zynde daaromtreut eene byzondere Verordening
vastgesteld
ZESDE HOOFDSTUK.
Toezigt op bedrijven en neringen.
Art. 127. Al wie een logementherberg of slaapstede oprigtof ov erneemt, is
verpligt binnen drie dagen na die oprigting of overneming, daarvan kennis te
geven aan den Commissaris vau policie.
Art. 128. De logementhouders, herbergiers en slaapsteehouders zijn verpligt
tusschen 9 en 10 ure des avonds van eiken dag, eene door hen onderteekendelijst,
volgens een ter Gemeente-Secretarie verkrijgbaar model ingerigt, aan den Com-
miaj-ar/s vau policie in te leveren, houdende opgave van alle personen, die tot
het houden van nachtverblijf bij hen zijn aangekomen. Van hen, die na de af
zending der lyst aankomen, wordt de ljjst den volgenden morgen, vóór 9 ure, aan
den Commissaris van policie tei hand gesteld.
d k'h vi" A1 wie een kofl^huis' tapperij, slijterij of eenig bedrijf, waarin
aranK dij kleine hoeveelheden wordt verkocht, opgerigt of overneemt zal daarvan
inntn drie dagen, na de oprigting of overneming, aan den Commissaris van
policie moeten kennis geven.
Art. 130. Geene koflij huizen, tapperijen en dergelijke huizen, mogen geopend
daarin iemand, daar niet inwonende, toegelateu worden of verblijven, tus-
schen des avonds elf Cn des morgens zes ure.
Bij kermis of openbare feesten kan door den Burgemeesccr schriftelijke toe
ts emmmg gegeven worden, dezelve langer open te houden.
n post- en veerhuizen of andere huizen waar openbare middelen van vervoer
aan omen of vertrekken, zal het geoorloofd zijn de gelagkamers open te houden,
oc niet langer dan een half uur vóór tot een kwartier uurs na den tijd voor de
aankomst of het vertrek bestemd
cr«.^rt Personen, niet in de bij art. 130 bedoelde huizeu inwonende, zullen
gedurende den tijd voor sluiting bepaald, die niet mogen bezoeken of aldaar aan
wezig blijven
Art. 132. De houders van de bij art. 130 bedoelde buizen, znlleu op het uur
Sluiting, dit den bezoekers aanzeggen, waarop deze verpligt zijn onmiddellijk
vertrekken, terwijl bij weigcriug de hulp der naastbij zijnde beambten van
pnjicie ral moeten worden ingeroepen.
Art. 133. Het is verboden in de huizen, bedoeld in art. 130, sterkeu drank
te tappen aan kennelijk beschonken personen, aan mindeijarigen die in huizen van
liefdadigheid worden opgevoed en als zoodanig aan hunne kleeding als anderzins
kenbaar zijn, alsmede aan kinderen beneden den ouderdom van zestien jaren.
Art. 134. Niemand mag openbare feesten en vermakelijkheden, zoo als too-
neelvoorstellingen, vertooningen, bals, serenades, 'concerten, openbare op- of in-
togten, illuminatiën en dergelijke aankondigen, geven of doen geven, dan met
schriftelijke toestemming van den Burgemeester en met inachtneming der voor
waarden waarop die vergunning wordt verleend.
Art. 135. Bij alle dergelijke openbare zamenkomsten zal ieder verpligt zijn,
de door den Burgemeester, in het belang der openbare orde en veiligheid te geven
voorschriften in acht te nemen.
Art 136. Tooneelvertooningeu mogen niet langer duren dan tot 12 ure des
avonds, tenzij daartoe schriftelijke vergunning door den Burgemeester raogt zijn
verleend.
Het is verboden danslessen te geven in herbergen, koffijhuizen, tapperijen of
kroegen zonder schriftelijke toestemming van den Burgemeester.
Art. 137. Het is verboden zich vermomd of onkenbaar gemaakt, in het open
baar te vertoonen.
Art. 138. Geene muziekanten, zangers, goochelaars, springers, vertooners van
kijkkasten en dergelijke meer, zullen hun beroep in koffijhuizen, herbergen of
langs de straat mogen uitoefenen, zonder daartoe van den Commissaris van
policie schriftelijke vergunning te hebben verkregen en tot wederopzeggens toe.
Art. 139. De herbergiers en koltijhuishouders zijn verpligt licht te branden
boven de voornaamste deur hunner huizen, en dit een uur na zonsondergang te
ontsteken.
Art. 14Ö. Niemand zal een uitdragers- of oud-roestwinkel mogen openen,
dan na zijn voornemen aan den Commit aris van policie schriftelijk te hebben be
kend gemaakt.
Arr. 141. De opkoopers van lood, tin. koper, ijzer, of dergelijke, de uitdra
gers en oud-roestverkoopers zijn verpligt ecu register te houden volgens een ter
Secretarie verkrijgbaar model, gewaarmerkt cn genummerd door den Commissa
ris van policie.
Art 142. In dit register moeten zij dag aan dag en zonder open vakken,
opteekencn de namen, voornamen, beroepen eu woonplaatsen dergenen, van wie
zij gekocht of aan wie zij verkocht hebben, den aard, de hoeveelheid en den prijs
der gekochte goederen, en in geval van verzending naar andere plaatsen vermel
den op welke wijze dit is geschied.
Het is hen verboden vau personen te koopcu, die aan hen onbekend zijn, tenzij
twee bij beu bekende persouen de indeutiteit der verkoopers bevestigen.
Art. 143. Zij zullen dit register op eerste aanvraag van den Commissaris van
policie aan hem moeten vertoonen of overleggen.
Art. 144. Het is verboden melk te vervoeren of ten verkoop aan te bieden in
ongedekte emmers, kannen of vaatwerk.
Art. 145. Het is verboden tenten, kramen, tafels, wagens, of dergelijke, op of
aan het ijs te plaatsen en baan te vegen, zonder schriftelijke toestemming vau den
Commissaris van policie.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van het nasporen der overtredingen.
Art. 146. De bevoegdheid om de woningen der ingezetenen, zoo noodig, huns
ondanks binnen te treden, wordt toegekend aan de leden van het bestuur der
Brandweer en aan de Ambtenaren van policie, ten einde te waken voorde naleving
van artt. 106 tot en met 112.
Art. 147. Gelijke bevoegdheid wordt toegekend aan de ambtenaren van poli
cie, tot het binnentreden van alle logementen, koffijhuizen, herbergen, slijterijen,
tapperijen cn dergelijke huizen waar sterkeu drauk wordt verkocht, teu einde te
waken voor de naleving van art. 101.
Art. 148. Gelijke bevoegdheid wordt vcileend aan de ambtenaren van policie,
ter rigtige uitvoering der bepalingen van art. 65, 70, 71, 104 eu 124.
Art. 149. De bevoegdheid toegekend bij art. 146 en 147 zal ten allen tijde
kunnen worden uitgeoefend.
Art. 150. Allen die ondanks de bewoners, de woningen der ingezetenen of
vaartuigen binnentreden, nemen stiptelijk de voorschriften der wet van 31
Augustus 1853 {Staatsblad no. 83) iu acht.
Art. 151. Ten opzigte van perceelen, door onderscheidene personen of huis
gezinnen bewoond of gebruikt wordende, zijn de bewoners of gebruikers van de
beneden verdieping aan de straatzijde aansprakelijk voor de rigtige naleving vau
de policie-bcpalingen, vervat in art. 75 en 81.
Art. 152. Onverminderd de bepaliugeu van art. 11 van het Wetboek van
strafvordering zijn met het opsporen vau de overtredingen dezer Verordening be
last, de Gemeeute-bouwmecster, Agenten van policie en alle andere ambtenaren,
ieder voorzoo veel betreft de zaken aan zijne werkzaamheid toevertrouwd.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van de boeten en straffen.
Art. 153. Voor zoo ver bij het Strafwetboek, of andere wettige Verordenin
gen, daartegen geene straf is bedreigd, zullen de overtredingen dezer Verordcuing
worden gestraft als volgt:
Die van de artt. 25, 32 tot en met 36, 40, 41, 43 tot en met 45, 50 tot en met
53, 58, 61, 63, 72, 73, 75, 77 en 78 met eene geldboete van een gulden.
Die van de artt. 3, 4, 6 tot en met 15, 17, 20 tot eu met 23, 26, 27, 42, 46 tot
en met 49, 54, 57, 59, 62, 64 tot en met 71, 76, 79 tot en met 86, 89, 92 tot en
met 96, 98, 99, 101 tot en met 104, 108, 113 tot cn met 119, 121 toten met
125, 127 toten met 145 met eeue geldboete van drie gulden.
Terwijl daarenboven de overtredingen van de artt. 16, 18, 20, 22, 37, 38, 55,
56,106, 107, 111 en 137, nog kunnen gestraft worden met eene gevangenis van
een tot drie dagen.
Aldus vastgesleld door deu Gemeenteraad van Vlissingen, den 30 Julij en 26
September 1866.
De Burgemeester
J. W. CALLENFELS.
De Secretaris
P. FORBES WELS.
Zijnde deze Verordening aan Gedeputeerde Staten vau Zeeland, volgens bun
2399
berigt van den 14 September en 26 October 1866, no. rrrr-_ 9 en
B. no. 4399
2833
67 in afschrift medegedeeld.
B. uo. 5707
Eu is hiervan afkondiging geschied waar het behoort.
Vlissingen deu 9 November 1866.
De Burgemeester en Wethouders van Vlissingen,
J. W. CALLENFELS.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
DRUKKERIJ VAN F. H. SCHIFFER TE VLISSINGEN.