Art. 49. Behalve door de daartoe bevoegde personen, mogen geeue bekendma kingen worden omgeroepen en geene stukken, teekeningen of prentwerken aange plakt, dan na bekomen magtiging der policie. Art. 50. Het is verboden op de muren, omheiningen, deuren, vensters van huizen en andere gebouwen, te schrijven, plakken of teekenen. Art. 51. Het is verboden, buiten noodzaak, aan de huizen of woningen te schellen, tc ringelen, op de deuren of vensters te kloppen, de schellen, kloppers, uithangborden of spions af te nemen, af te rukken of te beschadigen en iu brieven bussen cenige andere zaken te steken of te werpen, dan die waarvoor zij bestemd zijn. Art. 52. Het is verboden de rij- of voertuigen te beschadigen, buiten nood zaak daar achter op te klimmen, op te staan of aan te hangen. Art. 53. Het is verboden in het openbaar met sneeuw te werpen. Art. 54. Het is verboden in de vesten, havens, grachten of nabij de havenhoof den, evenzeer als in de nabijheid van iederen openbaren weg, wandeldreef, plein, fabriek of woonhuis, te zwemmen of zich te baden. Art. 55. Het is verboden haardasch of vuilnis op te halen, secreten of secreet- bakken te ledigen, anders dan op de daartoe bestemde uren, zijnde des winters 's morgens vóór 8 uren en des zomers 5s morgens vóór 7 uren voor den beer, en vóór 12 uren voor de asch en vuilnis. Art. 56. De ruimers der secreten zullen niet vermogen te werken vóór 10 uren des avonds, in de zes wintermaanden, en vóór 11 uren in de zes zomermaan den, ook zal zulks niet langer dan tot 4 uren in den morgen mogen plaats hebben. Art. 57. De eigenaars of huurders der huizen of gebouwen van welke de secreten geruimd worden, zijn verpligt, hunne geburen der drie naast aangren zende en tegen overleggende gebouwen, daags te voren, daarvan kenuis te geven. Art. 58. Ter plaatse waar geruimd wordt, moet de eigenaar of huurder van het huis eene brandende lantaarn doen stellen. Art. 59. Die zijne secreten laat ruimen, is gehouden voor het aanbreken van den dag te laten vegen en schoon schureD, dat gedeelte der straat, tot dat einde in gebruik. Art. 60. Het is verboden de beer in de goten of havens te laten loopen, zoo mede die op erven, pleinen of in tuinen binnen de bebouwde koxu der gemeente te werpen of verspreiden. Art. 61. Onmiddellijk na het ledigen der secreten en vuilnisbakken zullen dezelve binnengenomen eu de straten gereinigd moeten worden. Art. 62. De voerlieden en allen die gruis, puin, aarde, zavel, zand, niestspe- cïe of dergelijke vervoeren, zullen zorg dragen, dat niets uit de voertuigen op de straat of den openbaren weg valle of storte, en zal het gestorte onmiddellijk door den vervoerder moeten worden opgeruimd. Geen gruis of puin mag worden nedergelegd anders dan op de daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaacsen. Art. 63. Het is verboden op de stoepen, stratcu of pleinen eenige haardasch, i uilnis of afval te plaatsen, anders dan op de uren tot het afhalen daarvan bestemd. Art. 64. Het is verboden op straat, op den openbaren weg of op de wandel plaatsen, in de goten, riolen, vesten, grachten of havens, afval van beesten of visch, bloed, stinkend vocht, afval van groenten, vuilnis en dergelijke te werpen of die op eenigerhande wijze te verontreinigen. Art. 65. Het is verboden in de binnenwijken van de kom der gemeente var kens te houden, zonder daartoe van Burgemeester en Wethouders schriftelijke toestemming bekomen te hebben, en met inachtneming der daarbij te maken bepalingen. Gcene mestvaalten binnen de kom der gemeente mogen worden aangelegd, op onafgesloten, of alleen door rasterwerk omheinde erven of pleinen. Elke zoodanige verzameling zal, in elk geval, even als alle schadelijke en ge vaarlijke werken, bedoeld bij art. 703 van het Burgerlijk Wetboek, moeten gele gen of gesteld zijn op een el afstands van de muren, gebouwen of schuttingen en uiet anders mogen bevatten dan zuivere koe- paarden- of schapenmest, terwijl daarop geene aau gisting of verrotting onderworpen dierlijke zelfstandigheden mogen worden opgehoopt of verzameld. Bij varkenshokken zal geene grootere hoeveelheid mest mogen worden verga derd dan één kubieke el. Buiten de kom der gemeente worden de mestfaalten alleen toegelaten op vier el afstands vau den openbaren weg. Art. 66. Geen mest zal mogen worden vervoerd in den zomer vóór 11 ure des avonds en in den winter vóór 10 ure des avonds en niet later dan 5 ure des morgeus. Onvermengde koe- schapen- of paardenmest, niet langer dau eene maand gele gen hebbende, zal echter mogen worden vervoerd op zoodanige uren, en onder zoodanige bepalingen, als door Burgemeester en Wethouders op aanvraag der belanghebbenden zullen worden vastgesteld. Gedurende de maanden November tot eu met Februarij, zal zich die verguu- ning ook kunnen uitstrekken tot mestspcciën, lauger dan eene maand verzameld geweest. Art. 67. Landbouwers, in deze gemeente gevestigd, zullen dc onvermengde koe- schapen- of paardenmest, langer dan ééne maand verzameld geweest, eens in het jaar, en wel iu de maand September, ook bij dag kunnen vervoeren naar hunne eigene of bij hen in gebruik zijude landerijen. Art. 68. Het is verboden iu de havens of vesten beesten te verdrinken. Art. 69. Het is verboden op straat of op den openbaren weg vee te slagteu of paarden te villen. Art 70. Gestorven dieren zullen onmiddellijk moeten worden begraven. Art. 71. Het begraven van paarden of slagtvee zal moeten geschieden onder toezigt der policie en op de door deze voor te schrijven wijze. Art. 72. Het is verboden, op de openbare straat of op de openbare wandel plaatsen en pleinen binnen de stad, te wateren anders dan iu de daartoe bestemde bakken. Ook is het verboden op de openbare straat, wandeldreven of pleinen binnen de stad aan eene andere natuurlijke behoefte te voldoen. Art. 73. Het is verboden de openbare straten of pleinen te schuren of te De stoepen en klinkerpaden mogen niet worden geschuurd, geschrokt of de glazen en gevels der gebouwen aau de straatzijde gewasschen later dan twaalf ure des morgens. Het vegen der straten mag mede niet anders geschieden dan voor twaalf ure des morgens. Art. 74. De bewoners en gebruikers, en bij gebreke van deze, dc eigenaars of beheerders van gebouwen en erven, zijn gehouden de straat voor hunne gebouwen of erven te doen vegen en schoonhouden en op de eerste aanmauing daartoe te doen wieden, in straten of stegen tot aan de lijn waai de boomen op geplant zijn, en op de pleinen ter bi eedte van 4 el van de stoep af gerekend. Art. 75. De bewoner^ en gebruikers, en bij gebreke van deze, de eigenaars of beheerders van gebouwen en erveu, zullen dc goten, vóór, achter of bezijden dc gebouwen en erven, langs de straat of den openbaren weg liggende, ieder voor zoo veel hein betreft moeten schoonhouden; zij zullen dit minstens tweemaal 's weeks, op dingsdag eu zaturdag, en altijd vóór twaalf uren des morgens moeten bcwerkstelligeu. Art. 76. Het is verboden water over de straat of klinkerpaden te werpen of te laten loopen of te pompen, tenzij met behulp van goten of slangen, zoo dat alle hinder aan voetgangers en alle schade aan de straat of klinkerpaden worden voorkomen. Art. 77. Het is verboden sneeuw of ijs van de binnenplaatsen of daken dei- huizen of geh.ouwen op de straat te werpen. Art. 78. Het is verboden de sneeuw of het ijs voor gebouwen of erven lig gende op de straat bijeen te vegen of op te hoopeu. De sneeuw op de 9toepen lig gende of op de gaaupaden mag echter op de straat geworpen, doch moet gelijke lijk verspreid yvorden. Bij invallende dooi zijn de bewoners verpligt binnen 3 uren na gedane aanzeg ging of omroeping van wege Burgemeester en Wethouders, de sneeuw of slijk vóór hunne woningen of erven liggende te doen wegruimen, in de straten tot op dc helft derzelve en op kaaijen of pleinen tot op den afstand van drie el uit de stoep, en op daartoe aan te wijzen plaatsen te doen brengen. VIERDE HOOFDSTUK. Gevaren en voorzorgen. Art. 79. Het is verboden aan het dak of het boven gedeelte van een gebouw aan de straatzijde uitkomende, eenig werk uit te voeren, zonder aldaar eenig ken nelijk teeken, ter waarschuwing der voorbijgangers, ter hoogte van drie ellen boven den grond uit te hangen. Art. S0. Zonder bepaald toezigt mogen geene ladders op de straat of den openbaren weg los tegen de huizen of muren staan. Art. 81. Bij vriezend weder of wanneer het ijzelt, of ook wanneer de straten met sneeuw bedekt zijn mag men geen water uit de gebouwen op de straat doen loopen, en zullen de bewoners of gebruikers, en bij gebreke van deze, de eigenaars of beheerders van gebouwen cn erven, zorg dragen, dat door het strooijen van asch of zand, langs de geheele lengte van ieder perceel, ter breedte van minstens eene el, de gladheid geheel worde en blijve weggenomen. Art. 82 Zoodra daartoe eene aankondiging door Burgemeester en Wethou ders geschiedt, is het verboden de klinkerpaden, stoepen of huizen aan de straat zijde te schuren en glazen te wasscheu tenzij met zeewater. Art. 83. Geene vliegers mogen worden opgelaten op de straten, pleinen of den openbaren weg. Het is verboden op de straten, pleinen, wandeldreven of stoepen, te klappen met zwepen, geraas te maken met ratels, trommels of andere voorwerpen, luid te schreeuwen of iets moedwilligs te doen met het doel om paarden te doen schrik ken, of de inwoners last te veroorzaken of te verontrusten. Art. 84. Mattenen karpetten, of andere voorn erpen mogen op de straten, pleinen of den openbaren weg niet wordeu uitgeslagen of geklopt, auders dan tnsschen zes en twaalf uren des morgens. Art. 85. Tapijten of vloerkleeden mogen niet anders in het openbaar worden uitgeklopt, dan op de daartoe door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen. Art. 86. Het is verboden op straat of op den openbaren weg, of op pleinen geweren of pistolen af te schieten. Art. 87. Geen vuurwerk mag worden afgestoken dan met schriftelijke toe stemming van Burgemeester en Wethouders en op de uren cn plaatsen door hen te bepalen. Bij bijzondere gelegenheden zullen door Burgemeester en Wethouders bepaalde uren eu plaatsen worden aangewezen. Art. 88. Het is verboden iu de stad de paarden in den gestrekten draf of in den galop te brengen of te houden. Art. 89. Het is verboden paarden of rundvee toe te vertrouwen aan personen, die onbekwaam zijn om hen te geleiden, en in geen geval aan personen beneden den ouderdom vau zestien jaren. Art. 90. Geladen vrachtwagens mogen door de stad niet anders dan stapvoets rijden. Art. 91. De koetsiers, voerlieden en bestuurders zijn verpligt zich bestendig bij hunne paarden te houden, in staat om hen te besturen en te geleiden. Zij zijn verpligt bij het ontmoeten van andere rijtuigen regts en bij het voorbij rijden van andere rijtuigen links uit te halen ter breedte van de helft der straat. Art. 92. De koetsiers, voerlieden en bestuurders zullen zorg dragen, dat hunne rijtuigen, één uur na zonsondergang, voorzien zijn van twee helder bran dende lantarens. Art. 93. Het is verboden met aan elkander vastgemaakte wagens of sleden door de stad te rijden, of te slepen en met wagens te lijden, zóó dat de handboo- men vooruitsteken. Art. 94. Het is verboden paarden of andere dieren vast te maken aan leunin gen of stijlen van bruggen of stoepen of aan hoornen of lantaarnpalen. Art. 95. Het is aan voerlieden van sleden verboden zich op hunne sleden te laten voortslepen. Art. 96. De voerlieden of bestuurders zijn bij vriezend weder of wauneer het ijzelt of de straat met sneeuw bedekt is, verpligt, hunne sleden te besturen met een touw achter aan dezelve vastgemaakt Art 97. Dc bepalingen van art. 95 en 96 zijn niet van toepassing op sleden van een disselboom of van rijboomen voorzien. Art. 98. Wanneer de straat met sneeuw is bedekt, zijn de koetsiers en voer lieden verpligt hunne paarden met luidklinkende bellen te voorzien. Art. 99. De voerlieden, bestuurders en koetsiers zijn ten allen tijde verpligt de bevelen op te volgen, welke hen van wege de policie, ten opzigte van de met hunne voertuigen of sleden te volgen rigting of plaatsing, of ook met opzigt tof. de daaraan te geven snelheid worden gegeven. Art. 100. Zoo dikwijls Burgemeester cn Wethouders dit goedvinden, zijn de verhuurders van rij- of voertuigen of sleden verpligt deze aau eene keuring tc onderwerpen. Afgekeurde rij- of voertuigen of sleden mogen niet verhuurd worden. Art. 101. Bij brand is bet ten strengste aan de tappers die in den omtrek van denbrand wonen, verboden om sterken drank te verkoopen of hunne tapperijen open te houden. Art. 102. Het is verboden bij het lossen, laden, bewerken of vervoeren van hooi en andere ligt brandbare goederen of op zolders, in schuren, stallen of tim mermanswinkels cn andere werkplaatsen tabak te rooken. Art. 103. Het is verboden schoorsteenen uit te brauden. Art. 104. Bij de zuivering van woonhuizen of gedeelten van dezen, zal geene uitbranding mogen plaats hebben, dan bij dag cn na voorafgaande schriftelijke toestemming vau den Commissaris van policie. Art. 105. Het is verboden voor zonsopgang en na zonsondergang buskruid, schietkatoen of vuurwerken te verkoopen. Art. 106. Alle voorraad van buskruid, schietkatoen of vuurwerken is men verpligt te bewaren op afgesloten plaatsen of in metalen bussen. Art. 107. In de winkels mag geen grooter voorraad van buskruid, schietka toen of vuurwerken voorhanden zijn dau van drie ponden te zamen. Art. 108. Het is verboden tabak te rooken iu winkels waar buskruid, schiet katoen of vuurwerk verkocht wordt of bij de behandeling of den verkoop daarvan in het algemeen. 4%

Krantenbank Zeeland

Vlissings Weekblad | 1867 | | pagina 6