jÜiÏTËNLANDSCllE TIJDINGEN. 47, afgemaakt 3-18, hersteld O, op het einde der week nog ziek 5 beesten. Sedert het begin der ziekte: aangetast 6270, aan de ziekte gestorven 815, afgemaakt 4627, hersteld 793, nog ziek 5. Gelderland. Aangetast 52, aan de ziekte gestorven 5, afgemaakt 167, hersteld 0, op het einde der week nog ziek 3 beesten. Sedert het begin der ziekte: aangetast 379, aan de ziekte gestorven 31, afgemaakt 1426, hersteld 0, nog ziek 3. Uit den daarbij gevoegden rekapitulatie-staat blijkt het vol gende: Aangetast van 23 tot 29 Dec.: in Zuid-Holland 2588, Utrecht 2477, Noord-Holland 730, Gelderland 37, totaal 5832; van 30 Dec. tot 5 Jan.: in Zuid-Holland 2586, Utrecht 1828, Noord-Holland 484, Gelderland 90, totaal 4988; van 6 tot 12 Jan.: in Zuid-Holland 2541, Utrecht J394, Noord-Holland 40(1, Gelderland 52, totaal 4387. Grra.venliag'e 23 Januarij. Gisteren morgen is een werkman, die in de Jan-Evertstraat bezig was de sneeuw van een der daken af te werpen, van het dak afgevallen en was onmiddellijk een lijk. De ongelukkige was aanvankelijk onbe kend; de lieden, die hem tot dit werk hadden aangenomen, ken den hem ook niet; de policie heeft daarop een onderzoek inge steld en vernomen Hat de overledene heette Jan de Jong. Hij was een braaf en ijverig huisvader met vier, allen nog jeugdige kinderen. Hij was werkman bij den lieer N. alhier, doch was uithoofde van den winter zonder werk, en daarom dezen mor gen vroeg uitgegaan, otn te trachten voor heden het noodige tot onderhoud te verdienen der zijnen, die hein echter niet levend inogten wederzien. Hengelo (Gelderland) 18 Januarij. Ook hier is thans de veepest bij den landbouwer Hijtin k,'aan dun Keijenberg, uitgebroken. Van de 20 beesten op dien stal zijn reeds twee gestorven en 5 aangetast. Als waarschijnlijke oorzaak voor het ontslaan der ziekte geeft men op: het bezoeken van dien stal verleden" week door vreemde kooplieden. Eene nieuwe waar schuwing voor veehouders! Volgens oude brieven en beschei den is het nu juist 100 jaar geleden, dat de ziekte hier het laatste woedde, bij welke gelegenheid de geheele veestapel bijna uitstierf. Frankrijk. Naar men verneemt, heeft de keizerlijke commissie voorde tentoonstelling, behalve de reeds vastgestelde prijzen, voor de klasse van den landbouw nog de volgende nieuwe prijzen uit - geloofd: een grooten prijs, ter waarde van tien duizend francs, 7 gouden, 50 zilveren en 50 bronzen medailles, alsmede zeker aantal eervolle vermeldingen. Uit alles blijkt, dat de hoofd commissie inzonderheid de aanmoediging van dezen tak van volksbestaan ter harte neemt. In de nabijheid van Calais had vrijdag avond II. een vreesselijk ongeluk plaats. Een Erausch schip les Trois Soeurs, kapitein Chauvelon, van Rotterdam naar St. Nazaire en geladen inet bruinsteen, strandde in het gezigtder haven. De toestand vau de bemanning was hoogst gevaarlijk, en zij ging den dood met zekerheid tegemoet, indien er geen hulp werd aangebragt. Eenige Engelschen bemanden de reddingsboot en roeiden naar het gestrande schip, toen plotseling de boot kenterde. Onmid dellijk vertrok een andere naar de plaats des onheils, die het ge luk had acht zeelieden van de dertien, die in de omgeslagen boot hadden gezeten, te redden. De vijf overigen verdronken. Van de bemanning van het schip werd slechts één man gered. In een in de Inclépevidance beige inedegedeelden brief van een Fransehen militair, die de expeditie in Korea heeft bij gewoond, leest men het volgende: //Wij hebben Korea ont ruimd, tot groot verdriet voor al de officieren; want de om standigheden, ten gevolge waarvan wij van daar vertrokken zijn, gaven geene genoegzame reden tot een zoo overhaast vertrek. I^a eenige ontmoetingen die minder gelukkig voor ons afliepen, omdat aan onze zijde uiterst onvoorzigtig gehandeld en de vij and al te weinig geteld werd, keerden wij terug naar het eska der aan den mond der rivier, zonder, eene poging te doen om de geleden tegenspoeden weder goed te maken. Den volgenden ochtend lazen wij met verbazing ee lie dagorder van onzen vloot- voogd, waarin bet einde der expeditie werd aangekondigd met verklaring dat wij roem hadden verworven, en dat deze onder neming in vereerend aandenken zou blijven. Des avonds van dien eigen dag, terwijl wij nog aan den mond der rivier lagen, vervoegden zes christenen uit Korea zich bij ons; die ongeluk- kigen verhaalden den vlootvoogd, dat al de andere chist'eneu van In» dorp met vrouwen en kinderen zoo even vermoord wa ren. Dat is eene jammerlijken uilkomst onzer expeditie." Hngeland. Aan een Engelsch blad wordt uit Amerika het volgende ver baal toegezonden, betreffende het vermoorden van een aantal militairen der Vereenigde Staten door Indianen ,/In de slreek, bekend onderden naam van Vallei der Plate; eene der bijrivieren van Missouri, vele honderile mijlen ten wes ten der eenigzins bevolkte plaatsen, ligt het, fort Philip Kear ney, in de omlerhoorighcid 'Dakotha en ann een der talrijke wegen, welke de regering di r Unie thans door liet tot nu bijlig geheel onbekende grondgebied der Indianen laat aanleggen, liet is een bosclirijk, bergachtig district, het hart der landstreek, waar de vijandige stammen der Sioux en der Clieyennes wonen. Die Indianen verkeerden vroeger in vrede met de Vereenigde Staten, doch liet voortdurend verder indringen in hun grondge bied heeft hen vertoornd, en vele weken lang heeft fort Philip Kearney nagenoeg in een staat van beleg verkeerd. Het schijnt, dat zich den 22 December 11. een troep Indianen nabij diet fort vertoonde, en luitenant-kolonel Fetterman met twee andere otiicieren en vier en tachtig man is uitgerukt, ten einde hen in de rigting van Montana te vervolgen. De militairen, welke met de listige wijze van krijgsvoering der Indianen niet genoegzaam bekend schijnen geweest te zijn, hebben zich al verder en ver der laten lokken, tot dat zij in eene hinderlaag zijn gevallen en. allen vermoord geworden zijn; althans zoo onderstelt men, want niemand der uitgetrokkenen is teruggekomen om het voorge vallene te verhalen. Dit alleen weet men dat de soldaten, die later zijn uitgezonden om hunne niet terugkeerende wapenbroe ders op te sporen, de lijken der 87 ougelukkigen gevonden hebben, op een stapel geworpen, geheel ontkleed, geskalpeerd en op ergerlijke wijze verminkt." Die moord had groote opge- wondenbeid te weeg gebragt, en de berigtgever acht het waar schijnlijk, dat men een verdelgings-oorlog tegen de Indianen in die streken zal ondernemen. Men beweerde, dat 12 stammen der Roodhuiden, ongeveer 11.000 krijgslieden tellende, zich, hadden vereenigd, ten einde krijg te voeren tegen de blanken in Dakotha en Montana. Italië. Op verzoek van den Franschen minister, de heer de Malaret, is de uitgever van de XJnita, Cattolica, door het geregtsiiof te Turijn tot een maand gevangenisstraf en 600 francs boete, wegens beleedigingen den Franschen keizer aangedaan, veroor deeld. Het moedige dagblad haalde ter zijner verdediging aan, dat hel een artikel van de Opinion Nationale, over den val van den Paus, waarin gezegd werd dat men aan den H. Stoel een begrafenis van de eerste klas zou schenken, had willen beant woorden. Men mag hier wel vragen of de nuntius van het Pau selijk hof, als Z. Kxe. zich met de beleedigingen door de Opini on Nationale den Paus aangedaan wilde bezig houden, te Parijs een regtbank zou vinden, die zoo gewillig zijn klagten zou aan- hooren als de regtbank te Turijn naar de klagten van den heer de Malaret geluisterd heel't. Waarlijk, men staat verbaasd over de lafhartigheid van den Franschen keizer! Hij staat toe dat dagelijks de Paus, een zwakke Vorst, beroofd van het drievierde gedeelte van zijn Staten, in tal van bladen op de schandelijkste wijze gelasterd, bespot en gehoond wordt; en als hein zeiven in een dagblad, uitgegeven in een vreemd land, geen lasterin gen maar waarheid voorgehouden wordt, hem den raagtigsten vorst van Europa, dan stelt hij aanklagten in, en eischt hij ge vangenisstraf en geldboeten. Het blijkt wel dat Napoleon 'be vreesd is de waarheid te hooren, eu zijn eenige kracht bestaat in geweld. Ziellier een getrouwe vertaling van het artikel, dat den Fran schen keizer zooveel pijn heeft veroorzaakt: Daar de Parijsche dagbladen vrijelijk den ondergang van de Pauselijke regering mogen bespreken en de Siècle zeggen mag, dat de Paus met zijn laatste allocutie zijn testamentgemaakt heeft, en de Temps hem een fatsoenlijke begrafenis belooft,', is liet ons, daar wij in Italië schrijven, ongetwijfeld ook geoor loofd, om over den ondergang vau het tweede Napoleontische keizerrijk te spreken. Deze schijnt ons veel meer nabij dan men gelooft, omdat de beide hoofdoorzaken, waardoor bet ontstaan is, niet meer aanwezig zijn. Deze oorzaken waren vooral de krijgsroem en de herstelling van liet katbolicismiis. Maar in plaats vau het katholicisinus te beschermen, laat Napoleon III het bestrijden en in plaats van te strijde», trekt hij terug. Hij werd tot keizer gekozen omdat bij »aar Rome ging en liet is geheel natuurlijk, dat hij Itome verlatend, een besüssenden ondergang te geinoet

Krantenbank Zeeland

Vlissings Weekblad | 1867 | | pagina 3