!E\.
zij verneemt
aren te Brussel
uit genoemde
aure van Parijs
in het geheim
exemplaar kost,
lie prijs ook zij,
;oodat het thans
zijne Algarijn-
te mogen ver-
J zijn Leven van
werk niet meer
L40,000. zoodat
>n en der keizer-
jaak. Men heeft
)Og was, en der
neer dan 40,000
ve het licht ziet
el verkocht wor-
eigenliefde van
iet kwetsen.
tbeixters-iaui"
[rbergen en hurt
lor hen vervaard.^
1 de liefhebbers vet
ZEE. t.
•;ig jaar, geboren
Ie brik Engenia, d'e
zaturdag te Havre binnengekomen is, is den zelfden dag ge
vat- 'en ter beschikking gesteld van den keizerlijken procureur.
Thépault was beschuldigd van moord. Deze inhechtenisneming,
Ze"t de Jfhare de la Loire, stelt ons in staat den sluijer te ligten,
achter welken een der verschrikkelijkste tooneelen verborgen
was waarvan de zee ooit getuige is geweest. De Pransche drie
master Foederis-Arca vertrok uit Cette den 8 Junij 1864,
bestemd voor Vera-Cruz, geladen met eene aanzienlijke hoe
veelheid steenkolen voor het gouvernement en verder met vloei
stoffen, als: alsemwijn enz.
Het schip werd gekommandeerd door kapitein Richbourg, een
zacht zwak maD, met den stuurman M. Aubert, die vol énergie
was, met een equipage, zamengesteld uit zeelieden die in verschil
lende havens en bijzonder in de Britsche aangenomen waren.
Jtauwelijks was de Foederis-Arca in zee, of het scheepsvolk,
aangezet door klagten omtrent het slechte voedsel, vormde eene
zamenzwering om het schip te doen zinken.
Het bevond zich nabij de Kaap Verdische eilanden; toen des
avonds omtrent den 4 of 5 Julij, de nieuwe matroos door de
zaïnengezworenen gezonden werd om het roer te nemen. Hierop
begonnen zij geraas temaken, out den heer Aubert, die door hen
bijzonder gehaat werd, voor op het schip te lokken.
De ongelukkige stuurman haastte ziclt otn te gaan zien, wat
er plaats had, op het zelfde oogenblik werd hij van alle kanten
door dolksteken doorboord, die met zulk eene woede toegehragt
werden, dat de moordtuigen bogen.
"Verre van zich te laten verschrikken, bood Anbert zijnen aan
vallers krachtig wederstand. Hem niet meester kunnende wor
den niettegenstaande de wonden, die hein toegebragt waren,
sloegen de moordenaars hem met een ijzeren steng.
Door deze barbaarsche mishandeling was het offer nog niet
afgemaakt, maar zette de worsteling voort. Men greep hem toen
aan, en wierp hem in zee. Aubert had genoeg tegenwoordigheid
van geest om aan boord te klimmen, maar hij werd op nieuw ge
vat, en in de golven geworpen, waar hij eindelijk den dood vond.
Een tweede moord volgde, en deze had ook op de treurigste
wijze plaats. Door het voorgevallene was de kapitein naar boven
gekomen. Ook hij werd aangevallen en gewond. Te vergeefs
herinnert hij het goede, aan hen bewezen, en de vaderlijke wijze
waarop hij de schepelingen behandeld had; hij werd deerlijk
mishandeld, en vroeg als laatste gunst, dat men hem zou dooden
zonder hem te martelen. Het scheepsvolk vatte hem aan en
wierp hem in zee.
Het schip voer langzaam. Mijnheer Richbourg zwom het
eenige oogeuhlikkeu na, en toen alle hoop verloren was en
zijne krachten afnamen, hoorde men op het schip hem deze
•jiiofetisehe woorden zeggen: Welnu, goede reis, het zal n allen
kt kven kosten. Het scheepsvolk meester van den Foederis-
Jna,ging tot eene verbazende zuippartij over. De oorzaak van
kannen opstand was het gebruik van alsemwijn, waarvan zij
bijna iederen dag dronken waren, eu daardoor zich verdiende
verwijten op den hals gehaald hadden.
Ten gevolge van het misbruik der sterke dranken, die aan
boord waren ontstond er twist onder de medepligtigen, zoodat
ten der verhitsten, de kok, dien inen dreigde te dooden, door
zelfmoord zich behoedde voor het lot dat hein wachtte, en zich
in zee stortte. Volgens het plan, maaktede timmerman het schip
lek, dat weldra begon te zinken, nadat liet scheepsvolk zich in
de booten ingescheept had. De verantwoordelijkheid hunner
begane misdaad begon hun geweten te kwellen, zij waren som
beten droomerig.
I Toen zij nu in zee waren, besprak men wat men zou opgeven
whet verslag dat men van het verlies van het schip zou opma
ken, men onderteekende eene declaratie, waarbij men zich ver
beid om niets te openbaren en hem ter dood te brengen die iets
talende. Later werd dit stuk verscheurd.
Door vrees gedreven, pleegden zij bij de begane moorden
Wie nieuwe wreedheid. Zij kregen vrees door den scheeps
jongen verraden te worden. Zij aarzelden eenigen tijd oin hem
I dood te brengen. Eindelijk besloten zij. Een hunner gelast
tan scheepsjongen, om met den kleinen emmer het water weg
Jkgooijen dat in de boot gekomen was. Op het oogenblik dat
IJe jongen zich boog om dit bevel uit te voeren vatte eene hand
1 «o van achteren aan, en wierp hem over boord. De scheepsjou-
|:e" gaf een gil. Bij gebrek aan wind ging de sloep niet snel
T'oruit, de jongen volgde even als de kapitein al zwemmende
Ijs boot. Eindelijk ontmoette men een Deensch schip, dat het
■- heepsvolk opnam en op de Kaap Verdische eilanden aan land
Daar werd het scheepsvolk aan boord van de Movgo, van
keizerlijke marine, genomen en naar Brest gebragt, waar
r" ouderzoek plaats had.
De verklaringen waren allen gelijkluidend, zij zijnde volgende:
In Julij bemerkte kapitein Richbourg, dat het schip lek was,
men stelde de pompen in het werk, maar men kon niet boven
water blijven. Na goed gepompt te hebben, en nadat de mannen
afgemat waren, besloot de kapitein het schip te verlaten. Men
bragt de booten over boord, en men begon het scheepsvolk in
te schepen.
De kapitein, de stuurman, de scheepsjongen en de kok moes
ten het laatst in de boot gaan, maar bezig met het kompas, de
uurwerken, papieren enz. zoo lieten zij zich overvallen, en wer
den met het schip weggeslagen, omtrent 1 of 2 uur in den nacht.
Wij bleven tot het aanbreken van den dag op de zelfde plaats,
voegden zij er bij, die men ondervroeg, zonder iemand te zien,
slechts de stukken van de boot, borstels enz. zagen wij naast
ons drijven. Het was zeer donker, zonder maneschijn.
De overeenkomst dezer getuigenissen deden te Brest geloof
slaan aan de getuigen. Weliigt ware de misdaad nooit aan liet
licht gekomen, indien de heer Aubert broeder des stuurmans van
den Foederis-Arca, en zelf zeeman, geen achterdocht had ge
had. INa zich verstaan te hebben met verscheidene scheepska-
piteinen, vroeg hij aan den minister van justitie een tweede
onderzoek, steunende op het feit, dat volgens getuigen, kapitein
Richbourg eu zijn stuurman bij den scheepsjongen en den kok
waren gebleven om de boot te wapenen, hetgeen hij niet kon
aannemen.
Te Nantes werd een tweede onderzoek gedaan, waarbij de
directeur der zeezaken en de commissaris van de inscriptie der
marine den nieuwen matroos Chicot ondervroegen. Zijne ver
klaring kwam hoofdzakelijk overeen met die te Brest. Evenwel
schenen sommige punten beiden ambtenaren niet helder toe,
onder anderen, de duisternis van den nacht, op het oogenblik
dat het schip zonk. Chicot had waarschijnlijk het afgesprokene
vergeten.
Men zeide hem, dat hij, wanneer het noodig was terug geroe
pen zou worden, en men liet hem vrij
Sedert dat oogenblik werd Chicot zeer bedroefd, en toen
zijne moeder hem naar de reden vrueg, antwoordde hij, dat hij
aan den dood van zijn kapitein dacht, dien hij zoo zeer beminde,
eindelijk bekende hij alles aan zijne moeder.
Deze zond hem naar den regter van instructie. Een hunner,
Carbuccia, werd te Marseille gevangen, hij bekende alles. Car-
buccia heeft een afschuwelijken rol in dit treurspel gespeeld, hij
wondde zoo verwoed den stuurman en den kapitein, dat zijn mes
krom weid. Een ander, Lenard, die de voornaamste belhamel
schijnt geweest te zijn, is te Antwerpen of Kopenhagen gevat.
Trepault is te Havre gegrepen, zoo als wij vroeger reeds gezegd
hebben. Allen bekennen de misdaad niet, onder anderen
Lenard, maar men heeft, zegt men, in zijn koffer voorwerpen
gevonden, die vau den kapitein en den stuurman waren. Lenard
fungeerde als luitenant, toen men den kapitein vermoordde, hij
zeide: laat hem gaan, vervolgeus lagchende, naar achteren
wandelende, schreeuwde hijin het waterin het water
Amerika.
De heer C. Breckenridge, de mededinger van den gewezen
president Lincoln bij de verkiezing van 1860 en secretaris van
oorlog van den heer Jefferson Davis, is behouden en wel te
Havanna aangekomen. Hij arriveerde den llu te Cardenas met
twee adjudanten eu drie soldaten. Zijne vlugt uit de Zuidelijke
Staten ging met groote moeijelijklieden vergezeld. In een open
sloep heeft hij langs de zeearm, die Cuba eu Florida scheidt,
een bezwaarlijken togt afgelegd. Op het oogenblik van de ge
vangenneming van Jefferson Davis, bevond hij zich met zijne
gezellen op de grenzen vau Georgie, en het gelukte hem de
zeekust te bereiken. Daar aangekomen, maakte hij zich meester
van een kleine sloep, voer langs de oostzijde van Florida gedu
rende vele dagen, zich voedende met wilde vruchten, oesters
sehildpad-eijeren. Op zeker oogenblik kregen de Noordelijken
de sloep in het oog, en eene Noordelijke sloep werd op verken
ning uitgezonden, maar de vlugtelingen hielden zich, alsof zij
oesters vischten en misleidden op deze wijze de waakzaamheid
der Noordelijke officieren. Nadat dit gevaar was doorgewor
steld, rigtten de vlugtelingen hunne koers oostwaarts, nadat zij
zich voorzien hadden van eenige eijeren en wat meel ter voeding.
Na acht dagen kwamen zij half dood van honger en dorst op
de reede van Cardenas, waar zij door de autoriteiten goed wer
den ontvangen. Zij werden vervolgens geleid naar Havanna,
alwaar de heer Breckenridge den 14n werd voorgesteld aan den
kominandant van het eiland.