in.
v.
BlllTMLANDSEHE TUDliUlEtl
O Ziener, klonken hier, bij Nederlandsche zonen,
Thans ook bazuinen even schel
Geen' levenden, eilaas! ontroerden hunne toonen
Misschien in 't graf de dooden wel.
"Want thans houdt ieder volk het oog op ons geslagen
Ten strengen oordeele ook bereid
En wordt weldra hun' stem de wereld omgedragen,
Eu als een Godsspraak roudgespreid.
O dag van Waterloo, eene eeuw is half verzwonden,
Als in het tijdruiin slechts een stond,
En reeds wordt hier een kroost, een bastaardkroost, gevonden
Dat u vervloekt met hart en mond.
En zijn er naast dat kroost die u met vreugd gedenken,
Die zwijgen stil, als beefden zij....
3Toest ons Europas bloed geene andere oogsten schenken
Dan aas dat rijpt voor slavernij?
ir.
Omdat hij spraakloos op zijn schuimwit ros gezeten,
31 et zijnen arendsblik de vlakte scheen te meten,
En als een sombre God die in de aloudheid streed,
Waarheen zijn vinger wees, zijn leger vliegen deed;
Omdat hij twintig maal de volkren heeft verslagen
Eu telkens na den strijd, te voet, voor zijne magen,
Het slagveld opgestapt, met immer norscb gemoed,
"Kaar vorstenkroon en zocht en ze opraapte oit het bloed;
Omdat, als aan de kim in rook- en vuurkolommen
De hoofdstad en de trots eens volks ten hemel klommen,
Hij 't ruwe legerhoofd, van 't heldenfeit nog zat,
Den eernaam schonk van prins der afgebrande stad;
Omdat hij zijn Parijs als een' boelin liet pronken,
Gestolen kunstwerk hing op hare naakte schonken
En zij met spotlust op Europa nederzag
Die als eeue arme vrouw aan zijne voeten lag;
Daarom noemt gij hem groot?
Slechts magtig mag hij hectcn,
Of hij de stem die spreekt in 't menschelijk geweten,
De roover groot is die in bloeddorst moordt en slacht,
En voor zijn duivelen aard een schittrend loon verwacht.
De Republiek riep trotsch: „Verbroedering der standen!"
Gaf tegen 't oude Euroop het krijgszwaard hem in handen,
En hij stiet duor verraad dat zwaard in hare borst,
En, trappende op haar lijk, verhief hij zich tot vorst.
Lag de adel in het graf, de rijkstroon stukgehouwen
Hij schiep weêr adeldom, hij deed den troon herbouwen,
Eu drukte vau dien troon, den staf iu de ijzren haud,
31 et zijn' gespoorden hiel de volkren in het zand.
Wee, wee, durft na één' tong zich voor de Vrijheid roeren,
Durft ééne hand voor haar of pen of degen voeren;
Die baud wordt afgehakt, die tong wordt uitgerukt:
Een hoofd, één arm, één wil, al 't audere neêrgebukt.
Zucht, vaders; moeders, weent: met millioenen lijken
Omstapelt hij zijn' troon, gelijk een stroom met dij keu.
Ha! tergt eeu Sbijlock nu geen horstvleeseh wcnscht hij, neen
„Baart zouen, zwangrc vrouw!" dat grijnst hij, dat alleen.
OLegioenen zijn als uit den grond gerezen
Tien volkren staan bijeen, geharnast in het staal;'
Verstaan ze elkander niet, hunne oogen laten 't lezen:
„Het veld van Waterloo zal hem een grafkuil wezen,"
Eu wraak iu 't oog zegt meer dan aller menschen taal.
Als hij van 't steigrend ros en 't schelhazuiuen schcttron
De ruiterdrommen door den stormloop aangejaagd,
Als bergen van metaal elkandren zien verplettrcn,
ïn blaakrend vuur gehuld, bij 't builend kogelklettren
Voelt hij dat de aardbol rilt eu hem met afschuw draagt.
Vergeefs, vergeefs gestormd, zij willen volkren heeten.
Breugt nieuwe benden voor, hun hoeft een eigen land.
Uw lijfwacht baat u niet; zij sneven ook, de athleten.
Wat gaat er om, tyran, iu uw benard geweten,
Dat gij verbleekt en beeft bij de angstkreet Vaderland!
Ziet, nu het is volbracht, geschied wat moest geschieden,
Vliedt hij het slagveld af, gelijk een geest die vlugt;
Zijn paard moog siddren thans en moog hem vleugels bieden
Hij kan den schimmenstoet der dooden niet ontvlieden,
Die volgen om hem heen, als spooken in de lucht.
Daar poost het dier een' stond, ver, verre van de drommen;
Hij hoort tien volkren zaam in één triomfgeschreeuw;
Zij juichen: „Vaderland!" bij 't knetteren der bommen;
Hij ziet, en in de verte, als uit dc hel geklommen,
Rijst grijnzend vóór zijn oog de ontzaggelijke Leeuw.
IV.
„Ons heilig Vaderland! „zoo juichen allen, allen,
Germaan, Brit en Bataaf;
En hoven allen uit, in dollen geestdrift, schallen
De woorden vrij eu niemand slaaf.
Twee eeuwen was de Belg ten buit aan andre volken,
Van Vaderland beroofd
„Bataaf, ons Nederland! „zoo galmt het tot de wolken,
En grootsek heft hij het hoofd.
Eu Arteveldc trilt, trilt in ziju grafgesteente:
Hij heeft zoo lang gewacht
Be Zwijger en de Stoute ook schudden hun gebeente:
Hun werk is thans volbiagt.
De winden voerden 't nieuws, dat ras het land vervulde;
En plotsin Neêrlands taal
Aan Senne, Schelde en Y, zwoer elk een eeuwge hulde
Aan zulken zegepraal.
En thans, Europa, thans???
Dier vaadren eigen zoonen
Bestrooien 't slagveld niet met immortellenkroonen
Zij scheurden Nederland vaneen
Zij schopten de eerzuil om der grootheid hunner ouderen,
En, zuchtend naar een juk dat drukke op hunne schouderen,
Tot Frankrijk strekken zij, al kruipend, de armen heen.
Zelfs vaadren in wier hand het slagzwaard heeft geblonken,
Behangen met een kruis, tot schande hun geschonken,
HunDe oude borst, die zwelt eu trilt.
Geeugeen meer om het hoofd met eerbied zich te ontblooten
Herdenkend dat Oranje er heeft zijn bloed vergoten,
En Belgen om hem heen zich schaarden tot een schild.
Als gij in pelgrimstogt, o volkren, uit alle oorden,
Diep uit Gennanje's bond, noch dieper uit het Noorden,
Uit Albion van over zee,
3Iet de eersten onder u, naar Waterloo zult reizen,
Zal 't feest zijn op uw' grond in hutten en paleizen,.
En juichen zult gij nog: „Uit, uit is aller wee!"
Hier zal geen' jubling zijn, hier 't feestkanon niet donderen;
Hier zal geen rijksgroote u noch volgen noch bewonderen:
Zij zien met grimmigheid u gaan.
Gevloekt zij Waterlöu.... O! trokken zij er henen,
't Ware om den ouden Leeuw te schoppen op de 9chenen,
En 't volk zou rondom hen, o wee! te juichen staan.
Het volk?...
Wat booze geest het ook hebbe aangedreven
Verbrijzeld zij de pen die dat heeft neergeschreven!
Zijn Walen en Regeerders zoo,
Het oude Vlaamsche volk, het volk der Artevelden,
Hoe diep gij 't nederstiet, is trotsch op zijue helden;
Dus, wee u, fransqnillons, als 't uitroept: „Waterloo!"
J) De 3Icdaille van St Helena.
Mwsclmlk Ne
Frankrijk.
Parijs 5 Junij. Men komt thans hier meer en meer tot
de overtuiging, dat de oneensgezindheid tusschen den keizer
en zijn neef van niet veel beteekenis zal zijn. Velen zijn zelfs
van gevoelen dat de verontwaardiging van Napoleon niets is
geweest dan komediespel, in welk gevoelen zij versterkt wor
den, doordien de beruchte redevoering thans onbelemmerd in
duizende exemplaren wordt verspreid. Dat die brochure in den
beginne in beslag genomen is, kwam slechts daardoor, dat zij
niet gezegeld was. Men voorziet dus, dat de keizer het aange
boden ontslag niet aannemen en de roode prins zich voor het
oog van de wereld onderwerpen zal.
Men zegt dat de keizer ontevreden is over hetgeen tijdens
zijne afwezigheid is geschied en voornemens is om in het perso
neel zijner raadslieden wijziging te brengen.
Eeu aardige drukfout wekt thans de lachspieren der Pa-
rijzenaars op. In het. verslag dezer dagen uitgebragt in een
algemeene vergadering van deelhebbers eener industriële maat
schappij, zeide de voorzitter o. a.: „Mijne heeren, in het vorige
jaar werd onze aandacht gevestigd op verscheidene bedriege
rijen. Dit jaar waren wij alzoo iu dubbele mate er op bedacht
ongeoorloofde winsten te beletten." Ongelukkig echter had de
letterzetter empocher in plaats van empkcher gezet, zoodat men
las: pour empocher des benefices illkiles (om ze in den zak te ste
ken), in plaats vandaar empêcher des benefices illicit.es (om ze te
beletten.)
Kngeland.
Londen Junij. Op advies van de advocaten der kroon
heeft de regering besloten de erkenning der Zuidelijke vlag van
Amerika in te trekken en in het veryolg aan alle schepen, die
onder deze vlag zeilen, verlof te weigeren om in de Engelsche
havens binnen te loopen. Slechts onder ééne voorwaarde zal
huil gastvrijheid in de havens worden toegestaan, namelijk dat
zij zich onmiddellijk ontwapenen en eene andere nationaliteit
aannemen. Dit besluit wordt heden morgen door de Times en
de Dalip-Neios medegedeeld. Men beschouwt hier dien maatre
gel der regering als eene indirecte intrekking van erkenning
der Zuidelijken, als oorlogvoerende partij.
Een particuliere aorrespondent van de Amsterdamsche
courant meldt het volgende:
Men leest in den Times: „ITr. Ms. bewind heeft besloten do
beperkte gastvrijheid, die aan de schepen der Konfederatie toe-