TEES.
1865. N°. 110.
Zalurdag 4 Maart.
3de Jaargang.
ROME
SCHETSEN,
K.QM8T
"LICA
•de trek kin
19048 flÖOO. No.
rde trekking.
tl.
olie f 341/2.
vraag bestond voon
e aangebragte met
weinig handel, om:
Erwten-en Paardeul
a f 5,50, Rogge f -1
u f4,Boekweit f
a f Paard enbo
e Erwten fa f
a f
eten.
2*/s pet.
3
4 n
4
5 n
4
5 a
6 ,i
4
4 0
2 lls
3
2*1*
TL1SS1N6SGH WEEEBLAD.
BUREAU:
F. H. SCHIFFER.
Dit Blad wordt wekelijks, des Zaturdags uitgegeven.
Abonnementsprijs, per drie maanden, 80 Cents, franco
per post 95 Cents. Afzonderlijke nommers 10 Cent.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren.
Nieuwendijk H no. 101.
VLISSINGEN.
Advertentiën gelieve men aan den Uitgever in te
zenden uiterlijk Donderdag avond ten 8 ure; de prijs
van 14 regels is 40 Cents, voor eiken regel meer 10
Cents, behalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing.
I
leiden, is verscial
K-
n Kaart van Ron
0.
OORDIGEN Tl
t-HAHN.
e -3,80.
V
Gz.
ravure f 1,
tterdarais verf-
jaar
nber
VNEOUP-
eans. Prijs 60
leging vail SO w
werk franco d»111
enen te
is dus
e uitga
■ave
Parijs I®
met'het °i
voor die"
De Herderlijke brief van Zijne Hoogwaardigheid, den Bis
schop van Haarlem, ter gelegenheid van de Veertigdaagsche
vaste voor het jaar 1865, luidt als volgt:
„Als wij U heden bij dit Herderlijk Schrijven nader gaan
onderhouden over den Pauselijken Zendbrief, die U is voorge
lezen, e« over de stellingen, die daarbij, als zoo vele dwalingen,
door het hoogste en eerbiedwaardigste gezag op aarde, door den
Stedehouder van Jesus Christus zijn veroordeeld; dan hebben
wij daarbij geen ander doel dan U, B. G., in algemeene trekken
«enige indrukken mede te deelen, die de lezing dier eerbied
waardige stukken op ons gemaakt heeft. Onze bedoeling is
derhalve niet, om U al die dwalingen verder te ontvouwen, of
de tegenovergestelde waarheden U in 't bijzonder te verklaren;
veel minder om de opwerpingen, valsche uitleggingen, laster
lijke aantijgingen, welke door hen, die er door veroordeeld zijn,
gemaakt worden, te wederleggen.
Immers welk leerstuk der H. Kerk is niet door hare vijanden
aangetast en weersproken Ja, is er wel ééne godspraak in de
H. Schrift zelve, die, zooals de H. Petrus dit reeds te zijnen
tijde zeide, niet verkeerd is uitgelegd door onbedrevene en wispel
turige memel en fat hunnen, eigenen ondergang? (2 Petr. III, 16.)
Geen wonder dus, dat iets dergelijks wederom plaats heeft
met eene zoo uitdrukkelijke en veelomvattende uitspraak des
I. Vaders. En toch zoude men kunnen vragenwat regt heb-
sen de vijanden der Kerk, om zich over de leer des Pausen uit
le laten? want ofschoon Zijne Heiligheid niemand uitsluit van
zijne vermaningen, en ook zijnen grootsten vijanden de vader
hand ter redding toereikt, is liet eigenlijk tot de Kerk zelve, dat
is, tot de Bisschoppen, en door deze tot de herders en geloovi-
gen, tot zijne kinderen, dat hij zijn woord gerigt heeft. Aan hen
is liet dat, te midden der toenemende verwarring van allerlei
valsche stellingen en beginselen in het godsdienstige en maat
schappelijke leven, de algemeene Vader der Kerk aantoont,
welke dwalingen de Katholiek, vooral in dezen tijd, te vermij
den heeft, en welke waarheden hij daarentegen moet aannemen
en betrachten om zijn geluk, de belofte van dit en het toekom-
leven (1 Tim. IV, 8.) te verzekeren.
De Katholiek ontvangt met een geloovig hart de hem door
goddelijk gezag verkondigde waarheid; en, doet zich aan zijnen
|geest eenige twijfel op omtrent den zin der woorden, waarin de
'aarheid vervat is, wel verre van de verklaring daarvan bij de
'ijanden en bespotters der godsdienst te zoeken, zoekt en vindt
deze bij het gezag der Kerk; en ziet hij zich, bij de zoete
'ast, die zijn hart gevoelt, in staat gesteld, om een ieder die
tien vraagt van zijne hoop, voldoening te geven. (1 Petr. III, 15.)
Het is die volkomene zekerheid, en het besef van dien geluk
ken toestand, waarin de Katholiek bij de lezing of het aan
boren der Pauselijke verklaringen zich bevindt, waarop wij U,
G., op de. eerste plaats wilden wijzen, om U daardoor als van
m de onverdiende gaaf van Gods goedheid wel te doen waar-
ften, en uwe harten te stemmen tot gedurige dankbaarheid
fpens God, den Vader aller barmhartigheden, die ons door de
Wiensten van zijnen Zoon, Jesus Ghristus, onzen goddelijken
ptlosser, tot die Kerk geroepen heeft, die de zuil en de vaste
'nuIvest der waarheid is; (1 Tim. III, 15.) tot die Kerk, die
"sin liet opper herderlijk gezag van Petrus, dat immer voort
duurt in de Pausen van Rome, die bots aantoont, waartegen de
poorten, dat is, de magten der hel nooit, zullen vermogen; (Matt.
XVI, 18.) tot die Kerk, welke door Gods Geest bestuurd, ons
op eene onfeilbare wijze voorlichten onderwijst in alles wat onze
zaligheid aangaat, opdat, gelijk de Apostel verklaart, wij niet
geslingerd worden door alle winden van leering in de bedriegerij
der menschen en in de arglistigheid om in dwaling te verleiden
(Ephes. IV, 11.) zooais wij helaas! buiten de ware Kerk van
Jesus zien gebeuren.
Eu wanneer werd dit ons zoo handtastelijk, B. G., als bij hét
overwegen des meergedachten Zendbriefs? Immers juist daar
zien wij uit die reeks van dwalingen, in welk een afgrond van
wanbegrippen, van valsche en ongerijmde stellingen de mensch
vervallen kan, die de zwakke en trotsche rede of den ongeregel-
den hartstogt ten gids neemt in zake van geloof en zedeleer,
zonder zich om openbaring of goddelijk gezag te bekreunen;
maar ook daarin vinden wij nienwe reden om, terwijl wij innig
medelijden hebben met de verblindheid of boosheid van zoo
velen, Gods goedheid jegens ons te loven en te verheerlijken,
en met David in dankgevoel uit te roepenloat zal ik den Heer
wedergeven voor al hetgene Hij mij gegeven heeft. (Ps. 115, 12.)
Dankbaarheid voor de genade die God ons bewijst door het
goddelijk gezag der Kerk, en waardige beantwoording aan die
genade zij dan de eerste vrucht, die de Pauselijke Zendbrief in
ons voortbrenge.
Eene tweede vrucht, die uit de eerste volgt, zijvernieuwde
en zoo mogelijk vermeerderde liefde, gehoorzaamheid en erken
telijkheid jegens onzen Allerheiligsten Vader.
Inderdaad, ofschoon wij allen den Apostolischen ijver eh
vaderlijke bezorgdheid van den grooten Plus bewonderen en
hoogschatten, hoe stijgt die schatting niet, wanneer we uit de
Pauselijke bescheiden zelve die U zijn voorgelezen, als in éénen
oogopslag zien, hoe Zijne Heiligheid van den aanvang zijner
verheffing onafgebroken geijverd heeft, om de leer desgeloofs, dei-
waarheid en der geregtigheid te verkondigen, de regten der II.
Kerk standvastig te handhaven en te verdedigen, elke opko
mende dwaling bij wien of waar zij ontstond, te ontmaskeren,
te veroordeelen, en alzoo de geloovigeu tegen bedrog en verlei'
ding te wapenen?
De veelvuldige Zendbrieven, Allocutiën enz. door Zijne Hei
ligheid uitgevaardigd, en bij de meergenoemde Opgave der
dwalingen aangehaald, toonen dit ten duidelijkste.
Maar onder al die zoo eerbiedwaardige stukken is er welligt
geen, dat zoo veel indruk gemaakt heeft en zoo veel heil vóór
spelt, als dat van den 8 December, waarvan wij spreken.
De toestand, waarin Z. H. zich bevindt,moge hiertoe bijdra
gen. En zeker, het is treffend, B. G., wanneer men den onver-
gelijkelijken Pius IX, onregtvaardig beroofd van het grootste
deel zijner tijdelijke Staten, bij den druk der hooge jaren, nog
immer ten prooi aan vervolging, laster en bedreiging, als
Opperherder van Gods Kerk zijne stem hoort verheffen over de
gansche narde, niet die kalmte en waardigheid, als ware hij
alleen begaan'inet het lot dergenen, die aan zijne zorg zijn toe
vertrouwd.'Immers, zoo als Zijne Heiligheid het zelfverklaard
hij spreekt".„omdat de belangen der Katholieke Kérk, het heit V
„der zielen en'.het welzijn der burgerlijke maatschappij liet
ER TE VLISS