J864. N°. 55. Zaturdag 13 Februarij. 2de Jaargang.
VLISSINGEN.
POLITIEK OVERZIGT.-
VLISSINGSGH VEEEBLAD.
iwlkS *vga-A. o -- -
BUBEAU:
F. H. SCHIFFER.
Dit Blad wordt wekelijks, des Zaturdags uitgegeven
Abonnementsprijs, per drie maanden, 80 Cents, franco
per post 95 Cents. Afzonderlijke nommers 10 Cent.
Men abonneert zich bij alle Boekbandelaren en Post
directeuren.
Nieuwendijk H no. 101.
Advertentiën gelieve men aan den Uitgever in te
zenden uiterlijk Donderdag avond ten 8 ure; de prijs
van 14 regels 40 Cents, voor eiken regel meer 10
Cents, bebalve 35 cents zegelregt voor elke plaatsing.
Slees wij lt-ï JLols tein.
Nu het oogenblik daar is, waarop de langdurige twisten, die
in den voorlaatsten tijd betreffende deze beide landstreken
Duitsehland en Denemarken hebben bezig gehouden, op het
slagveld schijnen uitgemaakt te worden, is het in de eerste
plaats wenschelijk door een helder overzigt van de historische
feiten na te gaan, aan welke zijde zich het regt bevindt.
Twee zaken behooren daarbij in het oog gehouden te wor
den. Vooreerst de vereeniging van de beide hertogdommen,
welke men ten onregte onder eene rubriek tracht te brengen,
en ten tweede het regt van erfopvolging.
Sleeswijk en Holstein waren nooit te voren politiesch ver-
eenigd. flolstein was reeds in de vroegste tijden onder Karei
den Groote een integrerend deel van het Duitsche keizerrijk;
Sleeswijk daarentegen is altijd eene Deensche provincie geweest,
welke als lijfgoed aan de jongere broeders van de koningen van
Denemarken geschonken werd, maar bij den dood van deze
steeds aan de kroon terugkeerde. In de 14de eeuw eerst werd
het als leen aan de hertogen van Holstein afgestaan.
Toen in 1460 het huis van Holstein uitstierf, erkende de adel
die het grootste gedeelte van Sleeswijk als leengoed bezat, den
koning van Denemarken ook als zijn wettigen soeverein, op
voorwaarde dat Sleeswijk afzonderlijk van Denemarken, zou be
stuurd worden. Dit is de oorsprong van den hand, die beide
hertogdommen verbindt, een band die zich echter nooit verder
dan tot liet administratief beheer uitstrekte, en waarop geeue
regten van erfopvolging kunnen gebouwd worden. Toen de
koning van Denemarken in 1721 den tegen hem opgestanen
hertog van Holstein Gottorp onderworpen had, verleende hij
andermaal aan Sleeswijk een van Holstein verschillend beheer.
Frankrijk, Engeland en Pruissen waarborgden ook toen het be
zit van Sleeswijk als integrerend deel van de Deensche kroon.
In 1732 werden nogmaals door Cliristiaan VI aan Sleeswijk en
aan Holstein door afzonderlijke decreten de privilegiën van den
adel der beide landstreken bevestigd.
Nadat in 18(16 bij den val van het Duitsche keizerrijk Hol
stein geheel onder den scepter van Denemarken geweest was,
werd het volgens een artikel van het Weener congres in 1 SI 5
weder als leen van den Duitschen bond op den ouden voet aan
Denemarken afgestaan, en werd door koning Frederik VI het
dubbel beheer van deze twee landstreken, zoo als het in 1721
was vastgesteld, op nieuw van kracht verklaard.
Van toen af dagteekent de aanspraak, die Duischlaiid op de
volkomene vereeniging dier beide gewesten zoekt te doen gel
den. In 1816 eischte de adel van Sleeswijk, die Duitsch is,
terwijl liet volk Deensch is, eene zelfde constitutie voor de beide
landen. De bondsdag bemoeide er zich mede, en verklaarde in
1823 dat de oude constitutie van Holstein opgeheven was, maar
dat Sleeswijk in het geheel niet tot den Duitschen hond be
hoorde. Op zijn regt steunend, bevestigde Frederik VI in 1831
en 1834 voor elk der hertogdommen Sleeswijk en Holstein eene
afzonderlijke landsvergadering. Aldus werd aan de politiesche
afscheiding der beide staten steeds vastgehouden. Het eenige,
wat beiden op het laatste tijdstip gemeen kregen, was eene pro
vinciale administratie en een hoog geregtshof, welke zij tot
dusverre niet in gemeenschap bezeten hadden.
Wij zien dus niet in, welke regten Duitsehland op Sleeswijk
kan laten gelden. Men zal eerder tot de veronderstelling kun
nen komen dat in Duitsehland eene verborgene zucht heerscht
om de Deensche havens van Sleeswijk, Flensburg, Apenrade,
Ilusum, maar vooral Kiel aan de overige Duitsche havens aan
de Noord- en Oostzee toe te voegen en alzoo als zeemogendheid
vooral zich te kunnen vergrooten. Er beginnen zich dan ook
stemmen te verheffen in Duischland, nu Denemarken de neder
laag krijgt, die verkondigen dat Oostenrijk en Pruissen
zich na den oorlog niet om het verdrag van Londen hebben
te bekommeren, omdat door den oorlog alle traktaten vervallen;
en zoo tracht men de twee groote Duitsche mogendheden, die
eigenlijk slechts daadwerkelijk opgetreden zijn om in behouden
den zin te werken, en te beletten dat Duitsehland niet te ver
ging in de opgewondenheid die alom heerschte, er toe te bren
gen om de wenschen van het Duitsche volk te vervullen.
Hiertoe roept men daarenboven valschelijk het beginsel in
van nationaliteit zoo als het in Italië te pas gebragt is. Welligt
zou Holstein gaarne aan Duitsehland behooren, doch Sleeswijk
in geen geval. De bevolking toch van Sleeswijk die bestaat uit
180,000 Denen25,000 Friezen en eene minderheid van 120,000
Duitschers, heeft altijd blijk gegeven, afkeerig van Duitsehland
te zijn. Wel is waar wordt thans de hertog van Augustenhurg
in vele plaatsen als wettig vorst uitgeroepen, doch dit kan men
als geschiedende onder den drang der omstandigheden aanmer
ken. Terwijl immers de groote meerderheid in Holstein den
eed van trouw aan Cliristiaan IX weigerde, zwoeren de meesten
in Sleeswijk hulde aan den nieuwen koning.
Waar zal het heen, als men luistert naar de stem der Duitsche
eenheidsmannen, die het houden met den dichter Arndt, die
zeide: „Het Duitsche vaderland is overal waar de Duitsche taal
wordt gesproken?" Weldra zal men aldus een grond meenen
te hebben, oin te beweren dat wij Nederlanders eigenlijk van
een dialect van de groote moedertaal, ons bedienende, ook tot
het duitsche vaderland behooren. Het parlement van 1848 in
Frankfort gehouden sprak openlijk van het plan om gansch N eder-
land en Denemarken in den Duitschen statenbond, zoo noodig
met geweld, op te nemen. „Weleer," zoo sprak nog de boven
aangehaalde Duitsche dichter Arndt, „was de gansche Noord
en Oostzee ons; thans heerscht de vreemdeling over onze Duit
sche zeeën." Het moge onwaarschijnlijk heeten, dat ooit deze
droombeelden in vervulling gaan; 't is niet onwaarschijnlijk
dat door dergelijke uitboezemingen de eigenlijke wenschen van
Duitsehland worden uitgesproken; en wat de opgewonden volks
stemming in staat is te doen wanneer men zich eenmaal op de
baan der overweldiging bevindt, daarvan leveren de aanhech
tingen in Italië een afschrikwekkend voorbeeld.
Het nieuwl in vleze. w®k van hel tooneel des oorlogs is zeer
belangrijk/
Nadat Aanvankelijk de Pruissen bij hun aanval door de
Denen bij Missandeoogenschijnlijk waren teruggeslagen, schijnt'
deze aanval meer een valschë geweest te zijn. Terwijl immers de
Denen tegen den volgenden dag een nieuwen aanval van de