Geschiedenis in Brieven
Wenken voor gerepatrieerden
Mensch of Aap
Letterkundige Rubriek
Als wij een brief schrijven,
richten we ons meestal tot één
persoon die we goed kennen
en wiens geesteshouding ons
vertrouwd is. De toon van
onzen brief stemmen we af op
dien persoon. Zoodoende vor
men onze verzamelde brieven
een spiegel van ons wezen, hel
der en onopgesmukt.
Wie vaak en veel schrijft,
zou zijn levensgeschiedenis
kunnen reconstrueeren aan de
hand van de brieven, die hij
heeft verzonden. Dat is alle
tijden door zoo geweest.
Nu worden uw en mijn brie
ven waarschijnlijk door nie
mand bewaard, maar van groo-
te figuren: geleerden, kunste
naars, staatslieden en vorsten,
is de correspondentie door de
eeuwen heen voor een groot
gedeelte wel behouden geble
ven.
Kunnen wij aan de hand van
de brieven van één persoon zijn
intieme levensgeschiedenis af
lezen, uit de gezamenlijke cor
respondentie der grooten, is
de wereldgeschiedenis verras
send helder en opnieuw te le
zen.
Van deze gedachtengang is
Anton van Duinkerken uitge
gaan bij het samenstellen van
het brievenboek „Wereldhisto
rie per Post", dat brieven be
vat van vele tientallen voor
aanstaande personen (voor het
meerendeel, en dat is juist aar
dig, geen schrijvers van be
roep) uit de negentien afge-
loopen eeuwen der Christen
heid.
Nu is het natuurlijk onmo
gelijk in een boek van 320
blz. omvang, een volledig beeld
van de ontwikkelingsgeschie
denis der menschheid te geven,
maar de samensteller is er niet
temin in geslaagd, over alle
belangrijke gebeurtenissen op
staatkundig en cultureel ge
bied interessante documenten
op te diepen, die ons in de eer
ste plaats een heldere en ge
zonde kijk geven op de ge
beurtenissen door trjdgenooten
en ooggetuigen, en die ons in
de tweede plaats verrassende
inzichten geven in de gemoeds
gesteldheid van de auteurs de
zer epistels en van de persona
ges, die zich in hun belang
stelling mochten verheugen.
Wij vinden in deze bloemle
zing brieven, die kennelijk voor
publicatie zijn geschreven of
omgeweerkt; er. zijn fraaie
brieven bij van hooge kunst
zinnige waarde, er zijn harts
tochtelijke billets-doux, waar
van het de bedoeling is ge
weest, dat ze door niemand
dan den geadresseerde werd
gelezen, zooals het vurige llef-
desbriefje van keizerin Katha-
rina II aan haar minnaar Po-
temkin.
Vele brieven van personen,
die anders zelden de pen opne
men, zijn van een ontroerende
schoonheid, omdat in die en
kele omstandigheden de schrij
ver zooveel te zeggen had, dat
de belangrijkheid van zijn me-
dedeelingen of zijn geweldige
emotie hem bij het schrijven
hebben opgevoerd tot 'n hoog-
niveau. Ook van deze catego
rie vindt men verscheidene
voorbeelden in deze verzame
ling.
Wanneer we de brieven le
zen, die onze voorouders aan
elkaar schreven, betreuren we
het wel eens, dat de edele
epistolaire kunst vrijwel is ver
loren gegaan. Het snelverkeer
en de telefoon hebben veel en
uitvoerig schrijven overbodig
gemaakt, en bijna niemand
neemt nog den tijd, zijn vrien
den en familie op onderhouden
de en kunstzinnige wijze op de
hoogte te houden van zijn be
levenissen en reizen, of van de
belangrijke gesprekken, met
anderen gevoerd.
In deze verzameling treffen
we ook enkele brieven van be
roemde kunstenaars. We zien
ze hier zonder het aureool van
hun ongenaakbare grootheid,
in hun huisjasje en op pantof
fels, vaak vol zorgen over hui
selijke en financieele omstan
digheden.
Hoe komisch bijna doet het
aan, Johann Sebastian Bach in
'n huwelijksfelicitatiebrief aan
zijn neef Elias Bach om een
thaler te hooren vragen, al
vorens hij neeflief een exem
plaar van zijn Pruisische fuga
toe zal zenden; hoe slooft de
anders zoo stugge Beethoven
zich af in beleefdheden om van
Goethe eenige protectie te krij
gen (die overigens geweigerd
werd) voor zijn later zoo we
reldberoemde „Missa Solem-
nis", op. 123.
Sommige brieven, zooals die
van Columbus aan Raphaeies
Sanxis over de ontdekking van
Amerika; die van den jeugdi
gen J. B. Romaigne aan zijn
moeder over den slavenhandel
op de ,,Rödeur", een aangrij
pend document van menschelij-
ke ellende en wreedheid, en die
van Schoekowski aan Poesj-
kin's vader over den dood
zijn zoon, de groote Russische
dichter Alexander Poesjkln.
zijn door hun lengte en literai
re hooge waarde waarlijk on
vergetelijke meesterwerken
van brievenschrijfkunst.
Prettig is het voor den on-
ingewijden lezer, dat aan el-
ken brief een klein hoofdstuk
je voorafgaat, waarin beknopt
eenige mededeelingen over den
auteur en zijn onderwerp wor
den gegeven, zoodat men zich
eenigszins op de hoogte kan
stellen alvorens tot de lectuur
over te gaan.
Het boek is verlucht met tal
rijke illustraties op kunstdruk
papier, die niet, zooals men zou
verwachten, afbeeldingen van
handschriften e.d. toonen (de
enkele handteekeningen van
Bach, Mozart, Columbus oa..
lijken een beetje verdwaald
tusschen den tekst) maar die
gemaakt zijn naar kunstwer
ken, boek-illustraties en por
tretten, die in verband staan
met den inhoud der brieven.
Tot de mooiste afbeeldingen
hooren zeker die van het doo-
denmasker van Poesjkin, dat
in zijn verheven rust nog zoo
veel van zijn Afrikaanschen
afkomst verraadt, het portret
van Spinoza en de afbeelding
van een catacombe-fresco van
den zegenenden Christus.
Binnenlandsch
luchtverkeer der K.L.M.
Naar wij vernemen, vervoert
de K.L.M. per week c.a. 5600
passagiers. Het aantal kilome
ters, dat wekelijks in het bin
nenland ter uitvoering van de
lijndiensten wordt gevlogen, be
draagt 42.818, dus c.a. 200 km
meer dan de omtrek der aarde.
Per maand vliegt de K.L.M.
derhalve in het binnenlandsch
verkeer ongeveer 4maal de
lengte van den aequator. De
totaalafstand, dien de toestellen
dagelijks op alle lijnen over de
wereld afleggen, bedraagt c.a
106.000 km, dus 2'/i maal den
aardomtrek.
Het bureau positieregeling Indische
geevacueerden
Alle gerepatrieerden moeten
zich, mondeling of schriftelijk,
in verbinding stellen met het
Bureau Positieregeling Indi
sche Geëvacueerden van het
Ministerie van Overzeesche
Gebiedsdeelen, kortweg het
Bureau P. I. G. genoemd. Dit
is gevestigd in de Van Speyk-
straat 1622, Den Haag.
Van aanmelding zijn alleen
diegenen uitgezonderd, die in
dienst waren of zijn van een
particulieren werkgever, die
in staat en bereid is, de finan
cieele positie van zijn werk
gever zelf te regelen. Derge
lijke gerepatrieerden hebben
dus uitsluitend met hun werk
gever te maken.
Voor alle anderen is het
echter dringend gewenscht,
zoo spoedig mogelijk contact
te zoeken met het Bureau P.
I. G. Indien men aan een per
soonlijk bezoek aan dit bureau
de voorkeur geeft, verdient het
aanbeveling, dit in de morgen
uren te doen; dan kunnen de
middaguren worden benut
voor het administratieve werk.
Ook voor inlichtingen om
trent de Oorlogsongevallenver
zekering wende men zich tot
het bureau P. I. G.
Voor aanmelding bij het Bu
reau P. I. G. zijn speciale for
mulieren beschikbaar. Hierop
komt o.a. een vraag voor om
trent de door den gerepatri
eerde, hetzij in Indië, aan
boord, in Nederland of waar
dan ook ontvangen voorschot
ten. Het is van groot belang,
deze vraag zeer nauwkeurig
en' juist in te vullen, indien
men geen moeilijkheden wil
ondervinden bij de uitbetaling
van het nog toekomende res
tant der uitrustingstoelage.
Gelijk bekend, is de uitrus
tingstoelage te beschouwen als
een tegemoetkoming van de
Indische regeering, welke niet
behoeft te worden terug be
taald. Vele gerepatrieerden
hebben deze uitrustingstoelage
nog slechts gedeeltelijk ontvan
gen en kunnen he resteerende
alsnog vorderen.
Het Ministerie van Overzee
sche Gebiedsdeelen regelt deze
uitbetaling. Aangezien de ge
repatrieerden echter over het
geheele land verspreid zijn,
heeft het Centraal Bureau
Verzorging Oorlogsslachtof
fers zijn medewerking ver
leend door de D. B. V. O.'s
voor de uitbetaling ter be
schikking te stellen. Het be
treft hier dus het D. B. V. O.,
waar de gerepatrieerde gedu
rende de eerste maanden na
zijn aankomst „in betaling is",
zooals dat wordt genoemd.
Het komt nog wel eens voor
dat men op deze formulieren
een vraag aan het bureau stelt
Dit heeft geen zin. Deze for
mulieren dienen in de admi
nistratie alleen voor de rege
ling der financieele positie van
de betrokkenen. Zij worden,
naar gelang van de behande
ling, die zij moeten ondergaan,
in groepen gesorteerd en ver
volgens door den ambtelijken
molen gemalen, waarbij de ge
stelde vraag er natuurlijk bij
in schiet.
Verzoeken om schadeloos
stelling wegens geleden oor
logsschade, uitbetaling van
salarissen over de bezettings
periode e.d. moeten niet.ge
richt wórden tot het Bureau
P. I. G. Het individueel stellen
van vragen hieromtrent of in
dienen van verzoeken daartoe
heeft geen nut. De kwestie
van schadeloosstelling en van
uitbetaling van salarissen en
pensioenen over de bezettings
periode, worden in breeder ver
band door de Regeering in
Feuilleton
ALDER MATIN-MAGOG
Vrij near het Engeiach door D.A.O
37
„Gek!" fluisterde hij pijnlijk
en ontzet. „Hij is gek!" Zelfs
Dante in zijn „Inferno" heeft
zulk een vorm van kwelling
niet voorzien. Een wezen, dat
uiteengescheurd is die ziel,
die het lichaam gadeslaat
de geest, die zijn eigen krank
zinnigheid ziet.
Het scheen den gorilla toe,
dat krankzinnigheid alleen een
aannemelijke verklaring was
voor wat hij zag. Toch vervul
den hem den aard der krank
zinnigheid met verbazing. Hij
moest zijn eigen gedaante ver
gelijken met Rolands vreemde
houdingen, zoo d°°r en door
aapachtig. De krankzinnige
scheen de bewegingen te ma
ken van het dier, dat hem van
zijn zinnen beroofd had.
De gorilla schreeuwde-het uit
door een nieuwe gewaarwor
ding van ontzetting overwel
digd. Het mysterie was bijna
onthuld en het resultaat was
meer verbijsterend dan ooit.
Het hoofd van den gorilla
scheen uiteen te barsten; het
duizelde hem. Naar adem
snakkend, bijna stikkend,
kreunde hij op zachten, beve-
rigen toon: „Ik ben zijn schrik
beeld! Ik ben wat hij zich ver
beeldt te zijn Ik besta
niet!"
Het was zooeenvoudig en
zoo afschuwelijk. Gedemorali
seerd, ontzenuwd, door wat hij
zag, geloofde de aap niet lan
ger dat het brein van den man
zijn toevlucht had genomen in
zijn lichaam. In het eerst had
hij het geloofd, ofschoon hg
het niet begreep. Maar nu hij
„zichzelf" gezien had, de ges
tes van den man had gade
geslagen, werd het hem dui
delijk, dat zijn eigen bestaan
onwezenlijk was, slechts de in
carnatie van den waanzin van
den man een phantasie, een
illusie.
„En toch Violets bloe
men?" Deze tegenwerping
flitste hem door het hoofd,
maar hij schonk er haast geen
aandacht aan. De waanzin be
gon ook hem in zijn greep te
vatten. Hij gromde en tracht
te te lachen. „De bloemen zijn
voor den waanzinnige den
maniak!"
De vingers van den gorilla
grepen de tralies van het ven
ster, een geweldige poging
doende om ze uit zgn voegen
te rukken.
Intusschen sloegen zijn ver
volgers al zijn bewegingen
nauwlettend gade. Ze begon
nen nu te schreeuwen: „Pak
hem! Hij breekt in de cel!"
Eenige mannen, die touwen
bij zich hadden, kropen over
het dak in de richting van den
gorilla. Eindelijk gaven de tra
lies het op. Geheel kromgebo
gen vielen ze kletterend op
den grond. Onmiddellijk sloeg
de gorilla zijn klauw door het
glas, dat aan stukken vloog.
Hij stuitte nogmaals op tralies,
maar deze boden evenmin lang
weerstand aan zijn enorme
kracht.
Zóó verdiept was het dier in
deze bezigheid, dat hij zijn ver
volgers niet hoorde, noch zag.
Deze naderden steelsgewijze,
bedacht op verdediging en aar
zelend hun plooi te grijpen.
Gregory was er bij.
„Gooi de touwen over hem
heen", bromde hij zacht. „Pro
beer ze om zijn borst en armen
heen te krijgen. Als het mis
lukt, ontsnapt hij weer".
Ze kropen al dichter bij en
hielden de touwen gereed.
„Nu allemaal tegelijk!"
commandeerde Gregory zacht
jes.
„Ja een twee drie!"
Gelijktijdig werden de tou
wen geworpen en de gorilla
was aan alle kanten gevangen.
Men stormde op hem toe en
het dier verdween in een ver
warde massa worstelende ar
men en trappende beenen. De
gorilla trachtte weerstand te
bieden. Een van zijn klauwen
raakte vrij. Hij rukte de bloe-
oogenschouw genomen. Zoodra
hieromtrent een beslissing is
genomen, zal daarvan onge
twijfeld terstond worden ken
nis gegeven.
Weduwen en Weezen
Dan nog iets over de verzor
ging van de weduwen en wee
zen van particuliere werkne
mers of van personen die in
een z.g. vrij beroep werkzaam
zijn geweest en tengevolge
van oorlogsletsel zijn overle-
Minder bekend is het feit,
dat de Indische Regeering
op 4 Juni 1945 te Brisbane bij
de Algemeene Oorlogsongeval-
lenregeling ook voorzieningen
heeft getroffen voor de nage
laten betrekkingen van parti
culieren, die in krijgsgevan
gen- of interneeringskampen
in Ned.-Indië, Japan, Thailand
of Malakka zijn overleden.
Deze regeling heeft tot doel,
de Indische oorlogsslachtof
fers, die niet in overheids
dienst waren, tegemoet te ko
men.
Zij, die als gevolg van den
oorlogstoestand, de ondergane
behandeling van de Japanners
uithongering e.d. geheel of
voor een belangrijk deel onge
schikt zijn geworden tot het
verrichten van hun passenden
arbeid, kunnen tijdelijk dan
wel blijvend in aanmerking
komen voor zoogenaamde in-
validiteitsuitkeering. De groot
te van deze uitkeering is af
hankelijk van den aard der in
validiteit en van het laatst
genoten inkomen.
Is het slachtoffer overleden,
dan komen zijn weduwe en
eventueel zijn kinderen (jon
ger dan 18 jaar) in aanmer
king voor een pensioenuitkee-
ring op den voet van de Alge
meene Oorlogsongevallenrege-
ling. Daartoe kunnen speciale
formulieren worden aange
vraagd bij het Bureau P. I. G.
Het verdient echter aanbeve
ling, dat de betrokken wedu
we eerst contact zoekt met
den werkgever van haar over
leden echtgenoot. Verschillen
de werkgevers hebben zich n.l.
reeds voor toepassing van ds
Algemeene Oorlogsongevallen-
regeling in verbinding gesteld
met het Bureau P. I. G. Een
aantal van hen heeft dan ook
al de noodige formulieren in
bezit en zal de weduwen van
het overleden personeel gaar
ne behulnzaam zijn bij de juis-
'e invulling ervan.
Wanneer de echtgenoot is
overleden dient de weduwe
zooveel mogelijk bewijsstukken
van dit overlijden over te leg
gen. hetzij in orlginali. hetzij
in afschrift. Indien de wedu
we niet over een overlijdens-
acte beschikt, kan zij voorloo-
nig volstaan met het bericht,
dat zii van het Roode Kruis
uceft ontvangen, dan wel een
andere mededeeling, waaruit
het overlijden blijkt.
(Commentaar.)
men uit zijn borstzak en gooi
de ze neer naar den krankzin
nige. Toen werd hij ploteling
onnatuurlijk kalm en stond den
mannen toe hem te binden en
weg te brengen.
DOCTOR FRINGUE'S
GEHEIM
Het zou moeilijk geweest
zijn twee menschen te vinden,
- ie meer terneergeslagen wa
ren dan Professor Fringue en
zijn assistent, Dr. Clodomir.
Vanaf het oogenblik, dat
Gregory hun verteld had van
de ontsnapping van den aap,
hadden ze zooiets van wan
hoop gevoeld.
„Dat is de genadeslag", zei
de professor, toen ze huis
waarts keerden.
Dr. Clodomir stemde het
somber toe.
„Tien tegen een evenwel",
hernam de professor, „of hij
wordt gevangen. Heel Londen
zit hem achterna".
Wordt vervolgd.