Nora's verjaardag
Eventjes pret
Raadsels
En haar eerste dag op school
Nora vond het niets prettig,
dat ze verhuisd was In de nieu
we stac' kende ze niemand, ze
had er geen enkel vriendinnetje
en ze voelde er zich heel erg
alleen. Ze liep dan. ook meest
al rond met een verdrietig ge
zichtje en ze had nergens zin
in. Moeder lachte haar er wel
eens om uit.
"Wacht maar zei ze, als we
maar eenmaal een goede school
voor je gevonden hebben! Dan
heb je in minder dan geen tijd
weer iet zoveel vriendinnetjes
als vroeger. Je moet nog even
geduld hebben!
Ja. dat hebt u al zo dik
wijls gezegd, pruilde Noortje.
En over veertien dagen ben ik
jarig en dan kan er geen enkel
meisje bij me komen spelen.
Als je vóór die tijd op
school bent, dan mag je de hee-
le klas vragen, beloofde moeder.
Dat vrolijkte Noortje weer
een beetje op. Maar helaas liep
het heel anders dan ze gedacht
had. Vader en Moeder hadden
het zo druk, dat ze niet dade
lijk 'ijö hadden haar voor een
schooi aan te geven en zodoen
de t-o'i haar eerste schooldag
juist op haar verjaardag vallen
Dat vond Noortje ai heiemaai
niet prettig en toen werd haar
vader ook nog ziek. Dat betee-
kende, dat het in huis heel stil
moest zijn en dat er van ver
jaardag vieren dus geen sprake
was.
Met een verdrietig gezichtje
liep ze op een middag in de
straat, waar ze woonde, toen er
plotseling een meisje naar haar
toe kwam.
Woon jij niet op nummer
zeventien? vroeg het.
Ja, zei Noortje, daar ben
ik pas komen wonen.
Dat dacht ik wel, zei het
meisje Ik heb je er al een paar
keer naar binnen zien gaan Ik
woon een paar huizen verder
Zeg, zouden we nu en dan niet
eens samen kunnen spelen en
wandelen?
Noortjes ogen begonnen te
glanzen Zou ze nu zo maar in
eens een vriendin krijgen?
Dolgraag! zei ze uit de
grond van haar hart. Hoe heet
jij? Ik heet Nora van Veizen.
En ik Tini van Heusden
Waar ga je naar school?
Ik ben nog niet op school,
vertelde Noortje. Ik ga volgen
de week Maandag voor 't eerst.
Naar de school van juffrouw
Braam. Moeder heeft me daar
aangegeven.
De school van juffrouw
Braam? Daar ben ik ook! Dan
kunnen we samen gaan. Wat
leuk! En in welke klas kom je?
In de vierde.
Daar zit ik ook in!
Nu straalde ook Tini.
Noortje vertelde, waar ze
vroeger had gewoond, hoeveel
vriendinnetjes ze wel had en dat
ze het leven in de nieuwe stad
zonder een enkeJ kennisje wel
heai saai en vervelend had ge
vonden
En verbeeld je, ging ze
verder Maandag ben ik jarig en
dan moet ik juist voor 't eerst
naar school. Niets prettig. Bo
vendien. Vader is ziek en daar
door kan ik m'n verjaardag he-
lemaa. niet vieren, ook al zou
ik vriendinnetjes hebben. Maar
waar ik 't meest tegenop zie is
de eerste morgen op school, tus
sen al die vreemde kinderen.
M'n vorige verjaardagen waren
zo heel anders!
Wie weet hoe leuk of deze
nog wordt, troostte Tini en in
tussen werkte zij in gedachten
een heel plannetje uit.
Toen Nora de andere week
Maandag met kloppend hart de
klas binnenkwam, samen met
Tini, die haar van huis had ge
haald, wist ze niet wat ze zag.
De heele klas was versierd met
kleurige slingers en hier en
daar hinr zelfs een vlag en een
lampion. De meeste meisjes \va
ren er al en ze kwamen alle
maal naar haar toe en felici
teerden haar. Ook de onderwij
zeres wenste haar geluk met
haar verjaardag en hette haar
hartelijk welkom.
Noortje wist, niet hoe ze het
had. Haar gezicht was één groot
vraagteken.
Hoe weten jullie, dat ik
jarig ben? Kon ze er eindelijk
uitbrengen.
Een paar meisjes keken
lachten in de richting van Tini
en toen werd haar alles duide
lijk.
En hebben we de klas ook
niet mooi versierd? vroeg Tini
die met recht een beetje trots
erop was, dat ze alles zoo
prachtig voor elkaar had gekre
gen.
Ja Tini is een goeie vrien
din, zei de onderwijzeres, houd
die maai in ere!
Dat deed Nora. Samen gingen
ze later naar de H.B.S en ze
zijn zelfs hun hele leven lang
goede vriendinnen gebleven.
De droom van den
SULTAN
De Sultan had een droom: al
zijn tanden vielen stuk voor
stuk uit zijn mond. Dadelijk na
zijn ontwaken liet de Sultan een
droomuitlegger voor zich ver
schijnen.
O, welk een ongeluk! O, o,
jammerde de droomuitlegger.
O, machtige heerser, al uw ver
wanten zult gij de een na de
ander verliezen, zoals gij in uw
droom uw tanden verloren hebt.
Wat! bulderde de Sultan
woedend, zoiets durf je mij voor
spellen? Weg met jou! Wég!
En tyj gaf bevel den man
honderd stokslagen toe te die
nen voor zijn onbeschaamdheid.
Terwijl de droomuitlegger zijn
slagen in ontvangst nam, liet de
verbolgen Sultan een anderen
droomuitlegger voor zich ver
schijnen en in tegenwoordigheid
van alle hovelingen vroeg hij
ten tweede male uitleg van zijn
droom.
Zoodra deze droomuitlegger
het uitvallen van de tanden had
vernomen, hief hij zijn handen
dankend omhoog.
- O, welk een geluk, welk
een ondenkbaar geluk! Onze
Heerser Gebieder zal dus allen
overleven.
Dit antwoord beviel den sul
tan in hoge mate. Welwillend
sprak hij dan ook:
Gij kunt U naar mijn schat
bewaarder begeven en U dui
zend goudstukken laten uitbe
talen. Die hebt ge verdiend.
Toen de droomuitlegger haas
tig het paleis verliet, versperde
Onder m oeders paraplu
Trippel, trappel, pies plis plas
In hun cape en regenjas
Wandelen twee kleine guiten
In de harde regen buiten.
Onder moeders regenscherm
Stappen daar drie kleintjes
ferm.
Kijk, je ziet alleen hun beentjes
Op dc gladde, natte steentjes.
Trippel, trappel, tierelier
O, wat hebben ze 'n plezier.
Moeders paraplu omhoog
Houdt de kleuterkopjes droog.
één van de hovelingen hem de
weg.
Zeg eens, vriend, eigenlijk
hebt ge de droom van onzen
sultan niet anders uitgelegd
dan onze voorganger. Die voor
spelde, dat onze Heer al zijn
verwanten zou verliezen, wat
op hetzelfde neerkomt als wat
gij hebt voorspeld.
Met een sluw lachje antwoord
de de droomuitlegger:
Onthoud, o vriend, dit ene:
Men kan zeggen wat men wil,
het komt er alleen maar op aan.
hoe men het zegt.
Kleine Joop wordt huilend
wakker. Moeder vraagt wat hem
scheelt.
O, o, o, huilt Joop, ik heb
gedroomd, dat ik mezelf inslikte.
Maar dat is toch niet echt waar,
hè, moeder?
Hoe vind je de nieuwe juf
frouw op school, Kees? vroeg
Oom aan zijn kleinen neef.
- Ik vind ze helemaal niet
knap, zei Kees. Ze wou vandaag
van mij weten, wanneer de
Tachtigjarige oorlog eigenlijk
begonnen was!
Moeder heeft Dolf, die erg
verkouden is, in bed gestopt en
ze zegt bezorgd:
Hoor eens. als je morgen
ochtend nog zo hoest, ga je niet
naar school.
Tot haar grote verbazing be
gint Dolf erg te huilen.
1. Ik ben een bloempje van 12
letters dat al vroeg in 't voor
jaar verschijnt.
7, 3, 9. 10 ontbreekt in bijna
geen enkele woning.
11. 9. 8 is een kleine boot.
2, 12. 7 is een lichaamsdeel.
1, 2, 3. 4, 5, 6 vindt de jeugd wel
prettig.
2. Van welk groot, dik, vier
voetig dier kan. door de vierde
letter voor de eerste te zetten,
een groot, dik boek worden ge-
maak: en hoe heet zo'n boek?
Oplossingen van raadsels vorige
week
1. m s
a t
d e
r
|2. Mikado.
Jeugdige belangstelling voor onze mooie Zeeuwsche paarden
een klein doosje, dat eenige
bloemen bevatte: een dage-
lijksch geschenk van Violet
aan haar verloofde. Smachtend
keek de gorilla naar de bloe
men. En tranen drupten uit
zijn oogen op de kroonbladen.
Toen pakte hij ze weer in en
las nogmaals het adres.
„Ik zal ze zelf by hem bren
gen", mompelde hij heesch en
liep snel voort.
De straten waren leeg. Er
was niemand om hem tegen te
houden of om zich over hem
te verwonderen. Het vreemde
schepsel wandelde voort, den
ganschen nacht door. Eindelijk
veranderde den aard der stra
ten toen hij de westgrens van
de stad naderde. Het werd dag
De menschen begonnen den
aap op te merken en bleven
staan. Achter hem vormden
zich groepjes. De bladen had
den het nieuws verspreid, dat
den vorlgen avond een aap
losgebroken was uit de Olym
pic Follies, die de kracht van
een Hercules bezat.
De opschudding werd alge
meen. Ieder vroeg: „De goril
la? Heb je de gorilla gezien?"
Velen barricadeerden zich in
hun huizen, terwijl anderen,
gewapend met stokken en ge
weren, het dier gingen ver
volgen.
Onbewust van al deze onrust
vervolgde de gorilla zijn weg,
die bekortend door een bosch
te doorkruisen of dwars door
heggen te loopen, dikwijls uit
het gezicht verdwijnend, om
een mijl verder weer te voor-
ichijn te komen. Waar hij ge
passeerd was liet hij een vree-
selijk spoor achter.
Verscheidene schoten klon-
keii hem in de ooren, maar hij
toonde geen spoor van onrust
behalve dat hij zijn snelheid
verdubbelde.
Voorihj Kingstone liep hij
den weg op naar Epsom. Hij
rende nu. Hij rende niet weg
in den eigenlijken zin, hij was
op jacht naar zijn eigen
lichaam.
Eindelijk stond hij stil voor
een muur, die het terrein van
het krankzinnigengesticht aan
het oog onttrok, het gesticht
waarin Roland Masterley was
opgesloten.
Het was een particuliere
stichting voor patiënten, die
voldoende geld hadden om zich
allerlei weelde en gemak te
kunnen veroorlooven. Sommige
patiënten, helderder van hoofd
dan de andere, en wier gene
zing slechts een kwestie van
tijd was, hadden hun verblijf
in afzonderlijke paviljoens; de
ongeneeslijke en heftige pa
tiënten waren onder dak ge
bracht in een groot gebouw,
waarin slechts licht kwam door
een rij getraliede vensters in
het platte dak. Tegenover dit
gebouw stond een ander voor
verplegers en beambten.
De heele stichting stond ge-
isoleerd op de helling van een
met bosch begroeiden heuvel.
De gorilla las het opschrift
op het hek. Hij liep door tot
hij het einde van den muur
bereikte. Daar hield hij zich
alsof hij het bosch weer wilde
ingaan, teneinde zijn vervol
gers van de wijs te brengen.
Eenige meters verder wend
de hij zich weer om en bereik
te de stichting aan de achter
zijde De plaats was verlaten.
De gorilla ging liggen en hij
drukte 't oor tegen den grond.
Geen geluid bereikte hem.
Plotseling sprong hij op, be
klom den muur en sprong op
het terrein der stichting. Be
hoedzaam en geluidloos begon
hij poolshoogte te nemen.
Hij zag eenige gebouwen
door de boomen. In welk daar
van was Roland Hij moest
zich op zijn fortuin verlaten,
maar toch weifelde hij geen
oogenblik. Een vast geloof
leidde hem. Een zeker instinct
fluisterde hem in, dat hij zelf
moest zien. Geen acht slaande
op drie afzonderlijke paviljoens
zette hij zijn onderzoekingen
voort, totdat hij 't lage, recht
hoekige gebouw bereikte, dat
slechts één deur bezat en een
rij getraliede vensters, waar
door men in de cellen der on-
gelukkigen kon zien, als men
op het dak was.
Een boom spreidde zijn tak
ken over het dak. De gorilla
reep een tak met een van
zijn lange, gespierde armen,
trok zich op en bereikte op die
wijze het dak. Kruipend van
het eene venster naar het an
dere kon hij zien in de kamers
daaronder. Niet zoodra had hij
in één der kamers gelceken of
hij huiverde en deinsde terug.
Nu wist hij v/aar hij was. De
kamers waren alle nauwe,
met een zachte stof bekleedde
cellen, zonder eenige meubi
leering. De personen ér in lie
ren in de vreemdste houdin
gen. Sommigen hadden schuim
om den mond, gilden, wierpen
zich neer, kromden zich als
in een epileptischen aanval,
anderen waren stuursch en be
wegingloos, terwijl alleen hun
oogen rusteloos bewogen, als
of ze op hun hoede moesten
zijn voor een geheimzinnig.'
onzichtbaar gevaar, dat hun de.
nachtrust roofde, andere, in
nauwe jakken gestoken, had
den stuiptrekkingen en zij
schreeuwden in machtelooze
woede. (Wordt vervolgd