De toverhril Van twee kapotte broekjes Je moet me twee duigen beloven- Van een jongen die geen bril wilde dragen schoon gemaakt en rustig ging zitten breien, dacht ze nog maar steeds over dien jongen, die zo'n hekel had aan de bril, die hij beslist van den dokter moest dragen. Hoe kon ze hem helpen? Z'n moeder had er al een draadje om gewonden Nee, zij zelf kon hem ook niet voor' hem dragen, daar schoot hij niet mee op En toen ineens wist ze het. Ze had op de bovenste plank van de kast, heel achteraan, een flesje staan, een flesje met eeni heel geheimzinnig vocht erin. Hoe ze eraan kwam, dat wist ze zeflf al niet meer, want ze had het al zo lang, zo lang! Ze wist alleen,, dat het alles wat kapot was. kon maken. Als haar klok stil stond, hoeweil hij helemaal opgewonden was, dan had ze er alleen maar een beet je van dat vocht op te smeren en hij liep weer. Als ze een kopje of een schoteltje brak en ze bracht de scherven maar even met het vocht in aanra king, dan was alles weer heel. Het hielp voor alles, voor alles! Als ze nu ook eens wat op Tóontje's bril smeerde? Ze was zo blij met haar vondst, dat ze ogenblikkelijk naar het raam liep of ze Toon buiten kon ontdekken. Het was vier uur, de school ging uit en dan kwam hij altijd voorbij haar huis. En werkelijk, het duurde niet lang of daar kwam hij aanstappen. Toon! Toon! riep ze, met haar oude, versleten stemmetje. De jongen hoorde haar niet. omdat er juist een wagen voor bij ratelde. Toon! Toon! riep ze nog eens. En nu keek Toon naar boven om te zien. waar het geluid van daan kwam. Heel verbaasd was hij, toen hij bemerkte, dat het oude vrouwtje hem riep. Kom je even bij me boven? zei ze. Eigenlijk waren ze allemaal een beetje bang van haar, de kinderen uit de buurt. Mis schien kwam het, omdat helemaal niet vriendelijk uit zag en altijd zachtjes in zichzlf liep te praten. Ze was klein, gebogen en heel oud, zo oud, dat ze eigenlijk zelf niet meer wist hoeveel jaren ze telde. Er waren mensen, die beweerden, dat het oude vrouwtje iets van een boze heks had, maar boos was ze beslist niet. Ze zou nooit een mens of een kind of een dier kwaad doen. Ze woonde ergens heel hoog op een zolderkamertje en kwam alleen maar buiten om boodschappen te doen. Men zag haar dan lopen met een zware tas en telkens weer moest ze rusten, omdat de inspanning eigenlijk te groot voor haar was. Zo zat ze nu weer op de stoep van een huis, de boodschappen tas naast zich. Haar kleine, don kere kraaloogjes in het gerim pelde gezichtje dwaalden onrus tig rond. Maar toen ze stem men hoorde komen uit de ka mer naast de deur luisterde ze aandachtig en bleven haar klei ne oogjes strak op één punt ge vestigd. Heus, moeder, ik kan dat ding niet de hele dag op m'n neus hebben, zei een jongens stem. Het doet me pijn en ik vind het akelig en ik Hoor eens even. Toon, zei een vrouwestem, de dokter heeft gezegd, dat je je bril de hele dag moet. dragen en dan moet dat gebeuren ook. Ik kan me indenken, c^at je het niet pret tig vindt, maar dat is alleen maar in het begin zo. Je zult er gauw genoeg aan wennen. Het is alleen maar een kwestie van doorzetten. En pijn kan hij je nu haast niet meer doen, nu ik een draadje om set neus- stukje heb gewonden. Het oude vrouwtje had het allemaal verstaan en daar ze een heel lief, vriendelijk, oud vrouwtje was begon ze er da delijk over na te denken, hoe ze dien jongen zou kennen. Ze wist wel wie hij was, want even goed als alle kinderen haar ken den, kende zij ook alile kinde ren uit de buurt. Ze stond op, nam haar zware boodschappentasch weer in de hand en slofte naar huis. En toen ze boven op haar kamer tje was en de aardappelen had geschild en de groente had menschelijks erin. Hij besefte nauwelijks wat met hem voor viel en, meer dood dan levend van schrik, schokte zjjn li chaam krampachtig. Zijn vreemde tegenstander zwaaide hem heen en weer, alsof hij hem tegen den grond verpletteren wilde. Eindelijk haalde de figuur met den hoo- gen hoed zijn schouders op en liet den man, dien hij omkneld had, In de goot rollen. Zonder verder notitie van hem te nemen vervolgde hij toen kalm zijn weg. Toen de misdadiger over eind gekrabbeld was rende de ze weg in de tegenovergestel de richting, verschriktuitroe pend: „Een wild beest! Een wild beest Wie de gelaatstrekken van den gorilla op dat oogenbllk gezien had, zou reden voor schrik gehad hebben. Ieder die hem gezien had op het tooneel der Olympic Tollies zou zich verbaasd hebben over de ver andering. Hem zoo kalm en Toontje aarzelde. Hij vond het eigenlijk een beetje grieze lig en bovendien was hij in een niet al te goed humeur vanwe ge de bril. Nee! zei hij daarom kortaf en heel onbeleefd. Ik kan je misschien helpen met je brü, riep het oude vrouwtje. Nu begon Toon te twijfelen. Je zult er heus geen spijt van hebben! riep het oude vrouwtje weer. Ik kom! riep Toon nu te rug. Toch nog een beetje aarzelend beklom hij de trappen naar de kamer van het oude vrouwtje. Goed dat je gekomen bent, zei ze. Ik heb gehoord, dat je het zo vervelend vindt een bril te moeten dragen, dat hij je pijn doet en zo, maar misschien kan ik je helpen. Heus? vroeg Toon. RAADSELS 1. Ik bevind mij op een schip. Mijn naam kan men vinden door iets uit een bokaal te ne men, daarbij een deel van een jurk te voegen en er tenslotte een gedeelte van een liter bij te doen. 2. Welke les kun je vinden in het woord kernslee? 3. Ik ben een stad in Fries land en besta uit vier letters. Zet mijn laatste, twee letters voor m'n twee eerste en je krijgt, iets, waarvoor je gewoon lijk een cijfer krijgt, als je een opstel hebt gemaakt. oude vrouwtje en ze hield het omhoog tegen het daglicht. Ik kan je niet precies zeggen wat het is en wat er zal gebeuren, als ik iets uit dit flesje op je bril smeer, maar ik weet wel haast zeker, dat het helpen zal. Je moet me alleen twee dingen beloven: ten eerste, dat je er aan niemand iets over zult zeg gen. En ten tweede, dat je mij later precies zult vertellen, wat er is gebeurd. Dat beloof ik, zei Toon en zijn stem klonk heus een beetje Zie je dit flesje? vroeg het plechtig. (Slot volgt). Het ritselde in het kreupel hout terwüd Moeder Haas, de boodschappenmand aan haar arm, op huis toestapte. Onmid dellijk spitste ze haar oren, mooie, lange dren, waarover Vader Haas haar al menig com plementje had gemaakt. Hoor de ze bet goed? Waren dat niet de twee stemmen van haar twee bengels, Hip en Hop? Zijn jullie het. jongens, vroeg ze. Geen antwoord, maar wee. Monk er geritsel. Nu werd Mo der Haas boos. Ze wist w. haast zeker, dat het haar twe eigen jongens waren. Hip en Hop! zei ze, kom ogenblikkelijk hier. Ik zeg het je voor de laatste maal. Ja Moeder, klonk het nu uit het kreupelhout en twee be deesde haasjes, de een in een blauw broekje en de ander in een rood kwamen te voorschijn. Moeder zag wel aan hun ge zicht dat er iets gebeurd was en ze begon al vast streng te kijken. Wat deden jullie daar? zei OPLOSSINGEN 1. Een Klok 2. Gordel-Gordijn 3 Kajuit De haasjes keken naar de grond,en zeiden geen woord. Ze konden toch moeilijk vertellen dat ze in het kreupelhout voor Moeder waren weggekropen, toen ze haar in de verte zagen aankomen. Jullie staan erbij, of je geen tien kunt tellen, zei Moe der. Vooruit mee naar huis, en niet achter me blijven lopen, maar voor me ui't, dan kan ik het oog op jullie houden. Hip en Hop maakten geen van beiden aanstalten om voor Moe der te gaan lopen, tot ze door een flinke draai om de oren plotseling vóór haar terecht kwamen. En toen zag moeder wat er gebeurd was. Ze schrok ervan en ze keek nog strenger dan streng. Allebei de broekjes, zo wel het rode als het blauwe, waren van achteren gescheurd, niet een klein beetje, maar heel erg. o, o, zuchtte Moeder. Ver knipte ik nu daar twee japon nen voor, die ik nog best had kunnen dragen? Alleen maar om jullie met nette broekjes naar school te kunnen sturen? En nu moet je dai eens zien! O, o, jullie wilde jongens toch! Het was maar goed, dat Hip en Hop de grote traan niet za gen, die er uit Moeders ogen rolde. Ze voelden zich al schul dig genoeg. Bij een bocht in de weg zagen ze ploCseling Vader lopen. Va der liep peinzend heen en weer, want Vader was een heel ge- eerde haas. De jongens dach ten vaak. dat Vader iets zocht op de giond maar dat was niet zo. Dal kwam alleen maar, om dat Vadet als hij over iets na dacht, nergens anders oog of oor voor had. Ze hoopten maar, dat Vader nu ook niets zou zien. Maar jammer voor hen. gebeurde dat. hij liep te wachten of Moeder nog haast niet thuis kwam om niet. Want Vader had honger en het eten klaar te maken. Hij zag onmiddellijk aan Moeders gezicht, dat er iets was gebeurd. Hebben de jongens weer wat uitgevoerd? vroeg hij. Moeders knikte en wees in de richting van hun broekjes. Toen waaide er wat! Vader Haas leg de ze allehei over de knie. Toen ze weer op de grond stonden, kozen Hip en Hop allebei het hazenpad. De verdwenen sieraden van de KONINGIN 40. „Dat is waar ook", ant- bemerkt. De koning wendde manten gespen te dragen en woordde de koningin met het onschuldigste gezicht. Jk zal ze even halen". Ze draaide zich om en lip de zaal uit. Niemand had iets van de gebeurtenis vastberaden te zien na een aanval van woede, moest tot nadenken stemmen. Een vast plan, een besluit had hem gekalmeerd en ont nuchterd na die uitbarsting van wanhoop. Hij liep voort met een vooropgezet doel Toen hij het tooneel had ver laten, de menschen die aan zijn armen en beenen hingen meesleepende, was hij zonder aarzelen naar de nauwe trap geloopen, die naar de slaapka mers leidde. Elke trede betee- kende een heftigen ruk, waar door hij een van de aanvallers van zich afschudde. Hoe ver der hij kwam, hoe meer de vloer bestrooid was met men schen, die lagen te hijgen van inspanning en bedekt waren met builen en wonden. Zoo was ook onder anderen Joe Gregory gevallen. Toen de gorilla de trap bereikte, hielden nog slechts tien per sonen hem vast. Hij rende met zulk een woestheid over de nauwe trap, dat de groep men- zich verontwaardigd tot zijn eersten minister. „Wat heeft dit toch te beteekenen", zei hij boos. „Je vraag me om de ko ningin te verzoeken de dia- schen achter hem in de nauwe ruimte werd samengeperst zoo als een kurk op een nauwe flesch wordt gedaan. Struike lend en tegen elkaar botsend terwijl hun beenderen kraak ten, hun hoofden tegen elkan der knarsten en hun ribben braken, tulmeiden ze neer in een grooten, kreunenden hoop. Het duurde eenige minuten voordat er hulp op kwam da gen en ze overeind konden ko men. De gorilla had alleen zijn weg vervolgd. In drie spron gen bereikte hij de bovenste trede. Niets belemmerde hem nu Eenige acteurs, wier aan dacht getrokken was door het geroep en het geluid van een worsteling, gluurden uit hun kleedkamers op de gang, maar op het gezicht van het monster dat kwam aanstormen, reti reerden ze hals over kop. Eén deur bleef open; die van de kamer, welke de aap deelde met Gregory. De kamer bin nentredend wierp hij snel een vanavand vertel je, dat niet kan dragen omdat ze ze weggegeven had en nu gaat de koningin ze toch halen. Hoe kan dat nu? Baron Kuip werd verlegen en stotterde maar wat Zou die drommelse Priemstoot dan toch geslaagd zijn?" dacht hij. „Ha!" riep koning Bulk plotseling triomfantelijk uit. „Daar is de koningin met de gespen!" blik op zijn beeltenis in den spiegel. Zijn kleeren waren in droevigen toestand; zijn jas panden waren in 's vijands handen achtergeblevenzijn overhemd was verfrommeld en bevuild, de manchetknoopen waren eruit. In de worsteling had hij zijn hoed verloren en zijn jas had hij op het tooneel achtergelaten. Aan den wand hingen eenige kleeren, ze kwa men overeen met die, welke de gorilla droeg; een hooge hoed was er óok. Zonder een mo ment te verliezen greep hij de kleeren, nam den hoed op en ging heen". Het ging zo vlug in zijn werk, dat zijn vervolgers nog niet te zien waren. De gorilla Hep de trap op die naar de bo venste verdieping leidde. Daar vond hij een raam, dat hij opende. Toen, alsof hij zich bezon, ging hij door een deur, half ver wege de trap. Deze gaf toegang tot een ijzeren balcon dat In geval van nood dienst moest doen. Naar bvi tre dende, sloot de gorilla de deur achter zich. In het donker klauterde hij langs den muur naar boven met groote behen digheid, nog steeds den groo ten bundel kleeren onder zijn linkerarm houdende. Met de pooten, die hij vrij had, greep hij de metalen halten die in den muur bevestigd waren van den grond tot aan het dak. Op het dak gekomen stond de gorilla overeind om de omgeving te verkennen. De groepen gebou wen in het rond geleken don kere eilanden, omgeven door stroomen verlichten mist af stralingen van de verlichte straten omlaag. Op elk eiland verhieven zich schoorsteenen als even zoovele rotsrunten, die hun spitsen in de donkere lucht schenen te boren. De gorilla liep met vasten tred langs den rand der daken van huis tot huis tot hij het v'ter- ste runt van het eiland be reikt had. CWo-'"

Krantenbank Zeeland

Vrije Stemmen. Dagblad voor Zeeland | 1946 | | pagina 5