CHERRY
BRANDY
2
VRIJE STEMMEN - ZATERDAG 31 MAART 1945
Willem de Geus vertelt voor Radio
„Herrijzend Nederland" over een Ameri
kaan, Edward R. Murrow, dit in 1941
een boek heeft gepubliceerd onder den ti
tel „Dit is Londen".
„Hoewel hij zich daarin uitsluitend be
zig houdt met de reacties van het Engel-
sche volk op den oorlog, heeft hij toch
niet na kunnen laten een hoofdstuk uit
sluitend en alleen aan een Nederlander
te wijden. Het is de man, dien wij allen
bij name kennen en die door menigeen
wordt bekritiseerd. Uit dien hoofde is
het niet meer dan billijk, om ook eens
ruchtbaarheid te geven aan den indruk,
welken deze Nederlander in Londen
heeft teweeggebracht op iemand, die de
Amerikaansche publieke opinie beïn
vloedt. Murrow zegt onder meer„Ik
wil U iets vertellen van Cherry Bran
dy. Dit is natuurlijk niet zijn waren
naam. Eigenlijk is het een oneerbiedigen,
maar hartelijk geineenden bijnaam,
waaronder hij bekend is bij sommige
van zijn vrienden, die moeite hebben
met de uitspraak' van Nederlandsche
namen. Want Cherry Brandy is een
Nederlander. Hij is 'zelfs nummer één
onder d Nederlanders, Eerste minister
van het koninkrijk der Nederlanden.
Zijn ware naam is Pieter Gerbrandy. Hij
is klein van gestalte, heeft een kaal hoofd
en fonkelende blauwe oogen een een vol
komen ongedisciplineerde walrucsnor,
die ieder ander man woest van voorko.
men zou maken, maar op die manier
zooals Cherry Brandy haar draagt, een
kenteeken schijnt te zijn van goedaardi.
.<re welwillendheid.
Hij werd Eerste Minister, nadat de
Nederlandsche regeering zich te Lon
den had gevestigd.
Op zekeren dag vertelde hij mij zijn
levensgeschiedenis op de volgende ma
nier „Ik was jaren lang", zoo zeide hij,
„hoogleeraar in het internationaal recht
aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Op een gegeven oogenblik zocht men
mij en zei„We zoeken een voorzitter,
eigenlijk gezegd, een bemiddelaar, tus-
schen de vier Nederlandsche omroep-
vereenigingen". Ik antwoordde daarop
„Maar ik weet niets van den omroep af".
„Dat moeten we juist hebben", werd me
gezegd. „Iemand, die onbevooroordeeld
is. Neem die betrekking nou", en dat
deed ik.
We leverden enkele prachtige veld
slagen", zei Cherry Brandy, „maar ik
weid warm voor den omroep en moet u
zeggen, dat enkele internationale bijeen
komsten over dat onderwerp ons veel
voldoening gaven". En vervolgde „Plot
seling werd ik Minister van Justitie en
nog onverwachter Eerste Minister".
Zoover ik weet, is hij de eerste om
roepman, in welk land dan óok, die het
tot Eerste Minister heeft gebracht. Ik
geloof niet, dat hij een goed politicus is
in de beteekenis, die gemeenlijk aan dat
woord wordt gehecht. Het zit niet in
zijn aard om te schipperen in principi-
eele gevallen. En zijn vermogen om het
breedsprakerige en bombastische tot
zwijgen te brengen, is ongeëvenaard.
Cherry Brandy is een man met een
vast geloof, met ootmoed en zelfs met
optimisme. Kort geleden lunchten we
samen in een voornaam Londensch res
taurant. Toen de kellner ons de soep
bracht, boog hij een halve minuut lang
het hoofd met een bescheiden, eenvou
dige waardigheid, als hadden we bij zijn
familie thuis, in 'Nederland, gegeten.
Over den afloop van den oorlog (en
dat werd in 1941 geschreven) is hij opti
mistisch. Hij weet het niet zeker, hoe
er gewonnen moet worden, maar'over
de toekomst bestaat bij hem geen twij
fel. Men zou denken, dat deze Eerste
Minister van een natie, welke alleen nog
maar haar overzeesche gebiedsdeelen
heeft behouden, met eerbied of ontzag
zou opzien tegen vroegere stichters van
dat rijk of tegen de staatslieden uit de.
zen tijd misschien. Doch van dit alles
heb ik niets gemerkt. Zijn eerbied en
zijn ontzag gaan uit naar een van zijn
collega's aan de universiteit, die er zijn
leven aan heeft besteed om Nederland
sche studenten te onderrichten in kolo.
niaal bestuur en hen ervan te overtui
gen, dat zij door hun academische opvoe
ding een groote verplichting hebben ten
opzichte van degenen, die minder goed
zijn uitgerust dat die opvoeding hun
geen voorrechten geeft, doch hen veel
eer de verplichting oplegt om al hun
krachten te wijden aan de gemeenschap,
welke hun opvoeding mogelijk heeft ge
maakt. Hij houdt van Engeland in het
bijzonder van de Universiteiten, van de
kathedralen en van het groene land. De
vlakke gedeelten herinneren hem aan
Holland en als hij daaraan herinnerd
wordt, begint hij soms te spreken over
de ontberingen, die zijn volk lijdt, over
degenen, die van huis en haard zijn ver
dreven, of over den ochtendnevel, die
oprijst'en over de lage landen blijft han
gen.
Alles wat goed en bewonderenswaar
dig is in Nederland en in het Nederland
sche Volk, vind ik terug in dezen kor
ten, stoeren, kleinen man. Al het fat
soen, alle verknochtheid aan plicht en
democratie ja, eveneens liefde voor
gezelligheid, behoorlijk eten en drinken.
De kanselarijen van deze wereld zien
niet met bezorgdheid uit naar zijn woor
den en daden. De radio te telegraaf sei
nen evenmin elk woord dat hij spreekt
in het rond. Hier in Londen, de zetel
van zijn regeering en de toevlucht van
zijn Koningin, kent nauwelijks een uit
de duizend menschen den naam van den
Eersten Minister der Nederlanden
maar ware grootheid wordt niet bepaald
door zulke vergankelijke maatstaven.
Uiteraard zou Cherry Brandy de laatste
zijn om zichzelf een groot man te noe
men. Daarvoor heeft hij een te sterk
ontwikkeld gevoel voor humor. Een
tijdje geleden stond hij beneden in de
deur van het ministerie op zijn auto te
wachten en dan moet U weten, dat
hij nooit in het bezit van een auto is ge
weest, voor hij Eerste minister werd. Er
was een ontzettend afweervuur aan den
gang en overal regende het granaat
scherven. Iemand zei tegen hem„U
gaat ei- nou toch zeker niet op uit,
Excellentie", maar Cherry Brandy ant
woordde gnuivend„Natuurlijk ga ik
erop uit. Ik ben toch maar en heel klein
deel".
Een oude traditie is na vijf jaren on
derbreking in cere hersteld. Het eerste
kievitsei, dat in bevrijd gebied bij Den
Bosch is gevonden, is eind vorige week
per vliegtuig aan H. M. Koningin Wil-
helmina toegezonden. (B.B.C.)
Nederlandsche kinderen le
gast bij Amerikanen
De Nederlandsche kinderen uit het
kamp in Coventry zijn te gast geweest
bij de Amerikanen. In groote bussen
reden ze naar het Amerikaansche kamp.
Ze werden hartelijk dooi' de Amerikaan
sche soldaten verwelkomd. Ieder kind
mocht dadelijk zijn speciale vriend uit
zoeken.
Na een overdadigen maaltijd werden
er eenige Mickey Mouse films vertoond.
Daarna kwam het groote oogenblik de
parade. De kinderen en de soldaten ston
den op een groot terrein opgesteld. Tot
groote hilariteit der kinderen kwam op
eens de mascotte van het kamp, een
groote Deensche dog, te voorschijn sprin
gen. Eén der soldaten werd daar gede
coreerd met de onderscheiding van het
Purperen Hart, welke onderscheiding hij
gekregen had voor betoonde moed en
dappe2heid tijdens den strijd in Neder
land, hoewel hij gewond was. Hij mocht
deze onderscheiding ontvangen uit de
handen van Thea van Anrooy uit Nij
megen.
Een Amerikaansche majoor sprak toen
de kinderen toe, en een 14-jarig kereltje
uit Maastricht antwoordde heel onbe
vangen „Thank you, Sir. And God
bless you all."
Een paar beverige stemmetjes zetten
toen het „God save the King" en daarna
het Amerikaansche volkslied in.
Toen barstte ze los in een luid-Wil
helmus.
Daarna mochten ze het geheele Ame
rikaansche kamp bezichtigen. Het ver
staan ging al best. Alles wat rijden kon
werd te voorschijn gehaald. Een jeep
werd heelemaal uitgelegd. Zelfs werd
een „bulldoser", de bekende groote graaf
machine, gehaald om de kinderen te la
ten zien hoe hij werkte.
Toen de kinderen tegen den avond het
kamp moesten verlaten, werden ze dooi
de soldaten volgestopt met allerlei lek
kernijen, die deze van hun rantsoenen
hadden opgespaard.
Zij zullen dezen dag niet gauw ver
geten. (B.B.C.)
I E a T f- P- KülUDlC I: KRCMIEK
Wanneer de nood komt aan den man, moet blijken wat hij kan. Wanneer de
aood komt tot een volk, en het gaat om het leven zelf van dat volk, moet het
blijken, of dat volk nog voldoende ruggegraat heeft, om te blijven bestaan.
Toen het Russische volk in dezen wereldoorlog met de zwaarste slagen werd
getroffen, en zijn voornaamste steden werden van dichtbij bedreigd, en groote
deelen van zijn land gingen verloren, toen is gebleken wat er een geheime kracht
school in die wonderlijk groote natie, en zij verrees uit de vernedering en schrijdt
nu voort van triomf tot triomf. En een ontroerend ding is in deze opstanding uit
de verbrijzeling, dat, zooals een verslag over de beteekenis van de radio in dezen
oorlog voor Rusland heeft gemeld, het lied alom ontbloeide in dorpen en steden,
in schuilplaatsen en op zee, vlak achter het front en in de wijde steppen van
Siberië, waar de groiAe fabrieken het oorlogspotentieel hebben gemaakt, dat nu
Duitschlands verplettering bewerktoveral werden oude en nieuwe nationale
liederen gehoord, en doorgegeven door de radio over heel het wijde land en zij
sterkten alom den geest van verzet tegen den overweldiger, en bonden heel dat
groote rijk als een hechte massa vast aaneen Rusland zong weer, en het was
als een vlag die wapperde boven de hoofden allen samen één tegen den belager
van hun groot rijk
Ook Nederland heeft zijn zwaren druk in dezen oorlog ruimschoots leeren
kennen Nog is het grootste deel van ons volk in de diepste ellende gedompeld.
Machteloos is het overgeleverd aan de wreede gewelddaden van den vijand, die
zijn nederlagen op alle fronten bloedig wil wreken aan de rampzalige bevolking
van het enkele land dat het nog klemt in zijn vuist. Een klein deel is bevrijd
dankbaar gedenken wij het telkens. Maar aldoor schrijnt de weemoed om onze
broeders in de verte. Zijn er in onze rijen ook verzen ontstaan, die het diepste
onzer gevoelens naar boven deden komen, en die als een verbindende schakel aller
harten hebben samengebracht Wij gelooven het niet.
Of Nederland geen zingend volk meer is Of dat al ons schrikkelijk ervaren
in de verloopen jaren toch nog niet het diepste in ons naar boven heeft doen
komen Wie zal het zeggen.
Als wij zingen, ontroerd zingen in dezen tijd van nood en bevrijding, dan
doen wij dat met de oude stem van ons verleden. Destijds, in de groote worsteling
tegen de Spaansche heerschappij, toen heeft .ons volk gezongen En die liederen
leven nog in ons voort. Dat is onze nationale poëzie
Wij willen evenwel niet onbillijk zijn. Er zijn toch wel versjes die het goed
bedoelen, en ons een indruk geven van liefde voor onze provincie, voor ons land,
en voor óns volk. Ik wil een enkel eenvoudig versje hier aanhalen, dat mij op een
kalenderblad en in een weekblad onder de oogen kwam. Het eerste is getiteld
ZEELAND
Zeeland, mijn Zeeland, wat was je toch mooi,
'k denk aan je strand, aan je bos en je wei,
'k rook er je bloemen en geurende hooi,
'k zag er je landschap zo open en vrij.
Zeeland, mijn Zeeland, 'k ben thans in de rouw
Om 't vrees'lijke dat er geschiedde met jou.
D' oorlog kwam over je, 't bracht leed en verdriet,
'k zag niets dan ellende in een donker verschiet.
Zeeland, mijn Zeeland, zo zal 't niet blijven,
Langzaam maar zeker zal ook jij weer herrijzen.
't Brenge arbeid, welvaart en zonneschijn
Ja, dan zal Zeeland „ons Zeeland" weer zijn
Het tweede, dat ik vond in het weekblad „Trouw"
GROET AAN BEZET GEBIED
Wat zullen w' U dan zeggen in 't bezette Nederland
Hoe zullen wij daartoe de juiste woorden kiezen
Hoe vinden wij Uw hart Hoe vinden wij Uw hand
zonder dat wij onszelf in woordenspel verliezen
Hoe zijn wij U tot steun in dezen feilen nood
en geven wij weer moed aan vele bange harten
(ontmoedigd door terreur bedreigd door hongersnood
Hoe vinden wij dit volk thansin zijn diepe smarten
Wat zullen w' U dan zeggen Dat de Duitscher het niet wint
dat de bevrijding komtvernietigend Uw banden
en dat dan ook voor U herrijzenis begin4-
Zoo leggen wij een wissel op de toekomst in Uw handen.
Jagroote legioenen staan tot opmarsch reeds gereed,
en menschelijkerwijs kan het niet lang meer duren.
Maar wat zal ik nu zeggenHoe nu troosten in Uw leed.
Hoe geef ik U hou-vast in deze bange uren
Dit zullen w*j U zeggenIn 't bevrijde Nederland
wordt dag aan dag Uw leed door ons in 't hart gedragen
Maar méér dan dat kan U tot troost zijn want
er wordt voor U gebeden hiergebedenalle dagen.
Grasduinend in verzenbundels, op zoek naar nationale liederen uit het verleden,
vond ik een Vrij onbekend vers van Willem Kloos, over wien een volgende maal.
Ik neem een couplet over, dat wonderwel ook in onze dagen past
Ja, Nederland zal weer verrijzen
Eendrachtig heffen wij de hand.
En vaders, kind'ren, stoeren, grijzen,
Wij willen leven voor ons land
O, Nederland gij zult niet mind'ren,
Geen hand zal grijpen naar uw kroon
Want, Nederland, wij zijn uw kind'ren,
En elk van ons uw trouwe zoon
Als slot nog even een strofe van ons éénige volkslied, in nood en storm geboren,
en voortlevend tot in eeuwigheid
Myn schilt ende betrouwen
Sijt ghij, o Godt, mijn Heer
Op u soo wil ick bouwen,
Verlaet my nimmermeer
Dat ick doch vroom mach blijven,
U dienaer taller stont,
De tyranny verdrijven,
Die mij mijn hert doorwont. Red.