uwcursus.
Officieel Nieuws- en Advertentieblad voer Overflakkee en Goedereede
ouwcursus.
EERSTE BLAD
kkeesche
Muziek-'
erhandel
ISLAND
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
17*® Jaargang.
Zaterdag 27 October 1917.
No. 51
ale Proeltuln
n Overllakkee
|CH0OLTftSSCHE».
VKCACHETTEN.
ML TELEPHOON 4
/Oiipons
>p effecten.
Lgen
lerdags van
|gs (en 1 uur.
/óór 12 uur
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
mm
Je afdeel ing Over-
Goederaede vun ile
au Landbouw zal te
)UK weder een Und-
orden gehouden. Zij,
wensehen deel te
en zich aanmelden
)er hjj het hoofd van
den heer L. PEN te
die gaarne nadere
verstrekt. Het voor
at de lessen te geven
lat de leerlingen van
uik kunuen maken.
Ie vereeniging „Cen-
in voor G. en O." zal
te MIDDELHAR-
nbouwcursus worden
eelnemers hiervoor
a anmelden vóór 29
t hoofd van den cur-
L. PEN te Som.mki.s-
n belangstellenden
e inlichtingen ver-
voor
arnis (Laugevveg)
•fedag voor belangstel-
TOEGANKELIJK.
eeft de tmnman alle
mochten werden ver-
Advertentiebureau
180, Middeiharnis
2HEIDENHEID
PORTEFEUILLES
ïENKOKERS.
3ERS vanaf 45 c.
^UMS, PORTRET-
OcZlEALBUMS.
JONGENS- en
<EN in praehtb.
NBOEKEN.
NITUREN, enz.
SCHOOL- en
■iOEFTEN.,
LUXE POST.
pp boeken worden
uitgeversprys ge-
drukken,
joote keuze
rantaeie- en
iekaarten.
nenten aan op alle
iriften, Mode-, Dag-,
Ibladen.
rdvertentiëninalle
fcnlandscbe binden,
«velend,
d. SCHENK,
t der Pathéfoon.
ïwezig zijn.
|igen dag niet
ld.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prys per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers. 0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer 0,10
Gfroote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux.
nemen Advertentiën aan.
Beriehten van correspondenten en Advertentiën te adressaerera aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
De gemeenschap als werkgeefster.
Dat de salarissen van hen, die in dienst
der gemeenschap zijn, voor het grootste
gedeelte geheel onvoldoende zijn, wij
hadden den oorlogstoestand niet noodig
om tot die wetenschap te komen. Reeds
het jaar 1911, het droogte- en warm.te-
jaar, dat vele eerste levensbehoeften
enorm in prijs deed stijgen, veroorzaakte
zoo graoten nood in honderden gezin
nen van ambtenaren, dat het Ministerie-
Heemskerk met een toeslag op hun loon
kwam, welke door de Tweede Kamer,
al vond ze den maatregel' dan ook niet
mooi, werd goedgekeurd, maar die door
de Eerste Kamer, die daarmee opnieuw
een onnoodig bewijs gaf, dat ze door
hare samenstelling geheel vreemd blijft,
aan de Hooden en behoeften des volkss,
werd verworpen.
Het voorstel van het Ministerie-Heems
kerk was op zichzelf eene aanklacht
tegen de opeenvolgende regeeringen, dat
dezen haren plicht als goed werkgeefster
niet hebben betracht; dat ze in plaats
van het voorbeeld te geven, vaak slechts
uit de verte volgden wat in hetparticur
liere bedrijf werd gedaan, omdat ze den
moed misten dien greep in de schatkist
te doen, die een goed belastingstelsel
onontbeerlijk maakte, waarvan beta.b.
c. is, dat van groote inkomsten den
keizer geheel wordt gegeven wat. des
keizers is.
En die slechte salarieering was niet
alleen het deel van de werklieden en
lagere ambtenaren, maar ook van de
hoogere^ De betaling van onze rechter
lijke macht is zoo derisoir dat geen knap
jurist zonder fortuin zich de weelde
kan veroorloven in Themis' tempel op
bet eeregestoelte te gaan zittenbij vele
van. onze hoofdofficieren, vormt bet goud
op don kraag bittere tegenstelling met
het gemi3 aan goud in den broekzak;
onze burgemeesters en secretarissen, al
mogen dan ook in den l'aatsten tijd hun
traktementen zijn verhoogd, kunnen voor
het meerendeel, als ze niet gefortuneerd
zijn, niet zonder bijbaantjes rondkomen,
en onze hoogleeraren hebben, op de
medische faculteit Da, maar ai te vaak
moeite om zorgenvrij te leven» Zoo zag
men 't. dan ook gebeuren, dat de groote
van 't Hoff voor ons land verloren ging,
en niet lang geleden bedankte een van
onze knapste hoogleeraren te Delft voor
zijn ambt,, om over te gaan naar 't par
ticulier drijf, waarin men gaarne voor
groote- kennis het daaraan geêvenredigde
loon gaf. En zelfe bij de Staatsbedrij ven
is dezelfde schrielheid,, uitwas van de
te boog opgevijzelde Hollandsche zuinig
heid, baasmogen wij, er in dit verband
aan. herinneren,, dat toen een zoo. geheel
nieuw instituut als de Rijksverzekerings
bank werd opgedicht, het tractement van
den directeur daarvan van dien aard
was, dat er niet aan te denken vief, dat
een van de beste mannen van het ver
zekeringsbedrijf daarvoor kon gevraagd
wordenden het feit, datde eerste directeur
daarvan zich op zeldzaam loffelijke wij ze
van zijn taak heeft gekweten, doet niets
af aan de waarheid, dat men in deze
geheel verkeerd heeft gehandeld.
Die slechte salarieering heeft eindelijk
nog als betreurenswaardig gevolg, dat
ook de meeste pensioenen, in gewonen
tijd reeds krap, zoodra de prijs der levens
behoeften stijgt,, geheel onvoldoende zijn,
en het lot van vele gepensioneerden is
thans zoo droevig, dat wij gaarne gezien
hadden, dat de Regeering de o.i. grauwe
theorie had losgelaten, dat tusschen de
gemeenschap en de gepensioneerden geen
band meer als van werkgever tot werk
nemer bestaat, en de duurtetoeslagen
ook tot dezen had uitgestrekt.
Van alle zijden komt dan. ook, en dat
zeker tot niemands verwondering, de
vraag om loonsverhoogingde onderwij
zers waren in deze rteds vóór den oorlog
doende, en bij de Posterijen, waarbij dé
verschillende personencategorieën langen
tijd als water en vuur tegenover elkan
der stonden, voerde de gemeenschappe
lijke nood deze in eikaars armen, en in
het eerste nummer van het Orgaan van
de Federatie van Hooger, Middelbaar
en Lager Personeel bij de Posterijen,
Telegrafie- en .Telefonie, troffen ons de
woorden: „Het ongeluk vereenigt de
menschen" als de verklaring van het
samengaan van hen, die elkaar vroeger
vaak met bitterheid en heftigheid be
streden.
Op welk standpunt heeft de gemeen
schap zich in deze te stellen? Kan en
mag thans het woord geldenDe oorlogs
toestand heeft ons wel doen inzien, dat
de salarieering. van de gemeenschaps
arbeiders ten eenenmale onvoldoende
is, maar met het oog op de schrikbarende
uitgaven, die de mobilisatie, de distribu
tie en wat dies meer zij in deze tijden
van Nederland vorderen, kunnen wij
slechts ons leed betuigen over het ge
val, maar daarin op het oogenblik niet
of in niet afdoende mate verandering
brengen? Het wil ons voorkomen, dat
hiervan geen. sprake kan wezen; dat
waar de oorlog alweer geleerd beeft,, dat
de gemeenschap in zake de salarieering
haar plicht niet deed, het juist in de
tegenwoordige omstandigheden de tijd
is om de salarieering van al wat in dienst
van den Staat en Gemeente is, aan eene
grondige herziening te onderwerpen. En
dat te meer, omdat er veel meer draag
kracht in Nederland is dan iemand zich
ooit bad voorgesteld.. Wanneer men vóór
den oorlog toch gekomen ware met eene
verhooging der belastingen, om de amb
tenaren behoorlijk te salarieeren, eene
verhooging, die lang niet zon hebben
bedrageu wat de fiscus thans van ons
vraagt, zon men van alle kanten door
de belastingschuldigen een gegil hebben
hooren aanheffen alsof men hen onge
lukkig maakte. Zij, wisten toen echter
niet tot welke offers zij instaat waren,
en dat hebben zij thans geleerd; in bet
vervolg zal de groote waarheid niet uit
het oog mogen verloren worden, dat het
stuk weelde, dat zoovele belastingschul
digen hebben genoten ten Itoste van
hoogere en lagere arbeiders, die niet
toekwamen aan 't hun toekomende toon,
ten eenenmale uit den booze is; Neder
land is geen land, dat ook maar één
reden zou kunnen aanvoeren, om als
salarieerder van zijne ai^eiders zijn
plicht niet te doen.
Er zijn er. die om aan dezen mis
stand tegemoet komen, vooral wat de
lagere loonen betrof, heil verwachten
van het doorgaan met de distributie van
de eerste levensmiddelen tegeni lagen
prijs ook na den oorlog; die hopen, dat
Vadertje Staat zal blijven voortgaan voor
al voeder te spelen. Wij behooren niet
tot dezulken; de distributie is voor ons
niets anders dan een noodzakelijk kwaad
en een niet gering kwaad ook, uit gansch
abnormale omstandigheden, geboren, en
slechts vrij te houden van schromelijke
onbillijkheden in een land, waarin ieder
zijn naasten lief heeft als zich zeiven,
dus nergens. De puzzle, om de produc
tie tot hare hoogste intensiviteit op te
voeren, terwijl men tegelijk den prikkel
daartoe, dat is de winst met de produc
tie te maken, belangrijk verzwakt, is
onoplosbaar gebleken. Waarmee natuur
lijk niet gezegd wordt, dat wij zweren
bij de leer van de meest onbeperkte
concurrentie en, dat de vraag of trust
en cartel toelaatbaar zijn, niet na den
oorlog met den grootsten ernst onder
de oogen zou moeten worden gezien,
maar daarnaast blijft het toch voor ons
vaststaan, dat, wat latere eeuwen ons
misschien ook zullen brengen, voor
onafzienbaren tijd zal gelden, dat de
prikkel tot den arbeid zal blijven de
vrijheid om het product daarvan te koop
aan te bieden op de markt, waarop daar
voor de hoogste prijzen kunnen gemaakt
worden. In het particulier bedrijf kunnen
de arbeiders zich die vrijheid verzekeren
door de vakorganisatie, en velen deden
dit reeds; de Staat kan hen daarbij
sterker maken door te zorgen, dat zij
tegen de nooden van den ouden dag,
tegen invaliditeit en ziekte eu tegen
werkloosheid verzekerd zijn, en de sta
king blijft, al is 't dan ook ultimum
remedium, daar, om aan billijke eischen,
wier vervulling geweigerd wordt, krach t
bij te zetten. En zoo kan men komen
tot een loou, dat niet bij den eersten
den besten tegenslag tot nooddruft ver
oordeelt. De dienaar van degemeenschap
beeft iet stakingsrecht niet, en dat is
goed, juist omdat bij het algemeen be
lang dient. Niemand minder dan de
socialist Briand heeft de ontneming Van
het stakingsrecht aan de spoorwegarbei
ders in Frankrijk verdedigd met een
beroep op de uitspraak van de constitu
tie der Fransche revolutie, dat geen
burger gerechtigd was zijn eigen belang
te stellen boven dat van de gemeenschap.
Maar^ juist omdat wie de gemeenschap
dient, hel algemeen belang dient, is het
dé eerste plicht van de gemeenschap,
voor een menschwaardig bestaan voor
hare dienaren, in verhouding van hunne
bekwaamheden en de diensten, die zij
daarmee praesteeren, te zorgen, en het
woord van Saint Simon voor hen waar
te maken: A chacun selonsescapacités,
chatfue capacité selou ses oevres.
En daarom dringen wij zelfs in deze
tijden, of juister gezegd, in deze tijden
meer dan ooit, aan op een behoorlijke
salarieering voor do ambtenaren der
gemeenschaphet geld is gebleken daar
voor voorhanden te zijn.
Onbegrijpelijk.
Een Japanner bezocht enkele jaren
geleden ons land en verbleef enkele dagen
te Amsterdam, waar hij door iemand
werd rondgeleid, om het merkwaardige
van die stad te bezien.
.Hij stelde groot belang in alles wat
hij op die tochten door de verschillende
stadsgedeelten waarnam. Eens zag hij,
dat een melkventer op straat werd aan
gehouden door een heer, die met ver
schillende instrumenten zijn melk onder
zocht. Het was een beambte van de
gezond heidscom missie.
„Waartoe dient dat.1" vroeg de Japan
ner. „Is de melk vergiftig „Neen,"
luidde het antwoord; deze beambte on
derzoekt alleen of er geen water in
de melk is."
„Zou dit dan de melk schadelijk maken
voor de gezondheid
„Néén, maar de menschan moeten
zuivere, onvervalschte waar hebben,"
antwoordde de Amsterdammer en voelde
zich trotsch op de controle, die zoo
uitstekend was.
Ook brachten zij een bezoek aan het
abattoir en wat den Japannees daar bij
zonder imponeerde was de nauwlettende
contróle, waarmede de hoedanigheid van
het vleesch werd onderzocht. Het werd
hem duidelijk, dat ons volk er zeer
zorgvuldig voor waakt, dat er alleen
gezonde, niet bedorven waar wordt ge
leverd.
Maar toen ze nu weer de straat op
gingen, passeerden zij een kroeg, waar
een jonge man zwaaiende en stootende
uit kwam.
„Wat scheelt hem," vroeg de Japanner.
„Is bij ziek?"
„Neen, hij is dronken", was het ant
woord. „Hij heeft jenever gedronken."
„Is dat vergif?"
„Ja, en in hooge mate."
„Maar wie staat hem dan toe dit te
nemen
„Ja, dat moet 'S mans eigen zaak blij
ven," antwoordde de Amsterdammer.
„Maar is het dan niet verboden den
menschen zulk vergif le geven?"
„N....neen," was het aarzelend gegeven
antwoord, „wij laten aan de menschen
zelf over hiervoor op hun hoede te zijn."
„Dat begrijp ik niet," zei de Japanner.
„Gij past op de melk, die toch maar
zeer weinig schadelijk kan worden door
vervalschinggij waakt er voor, dat
niemand slecht voedsel kan koopen.
Maar zulk een vergit plaatst men hier
buiten controle? leder kan er zooveel
van koopen als hij slechts wil En gij
legt U er bij neer, dat Uwe jongelieden
door zulk vergif vergiftigd worden?
Neen, dat begrijp ik niet."
En zijn er misschien meerderen dan
hij, die dit niet vatten? Maar er zullen
er wellicht ook velen zijn, die de zaak
nooit eens zóó hebben bekeken.
Toch kan het zijn nut hebben!
(Overgenomen.)