Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Coedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
l7d« Jaargang.
Zaterdag 6 October 1917.
No. 48
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Gemeentewenschen, gemeentenooden,
gemeentelasten.
Er wordt, en vaak niet ten onrechte,
geklaagd over weinig vooruitstrevend
heid in de gemeentepolitiek en zelfs in
gemeenten met eene overwegend vrij
zinnigen gemeenteraad wordt die klacht
gehoord en ook in Flakkee is ze lang
niet zeldzaam.
En dan wordt er gemopperd door
diegenen, welke de gemeentezaken wel
in de gewenschte richting willen-.zien
en sturen, maar wanneer het niet gaat
of althans niet vlug genoeg naar hun
zin, dan meenen zij door naar den uiter
sten linkervleugel over te gaan, zelfs
naar de S. D. A. P. de zaak, waarvoor
zij strijden, beter te dienen. En dat is
als regel in geenen deele juist. Men komt
bij eene kleine groep, die nog weinig
kan en maar al te vaak uit malconten
ten, uit ontevredenen, bestaat en de
ervaring leert het altijd en overal, dat
dezen lang niet altijd de beste stuur
lui zijn.
Neen, men heeft een beteren en zeker
der weg te volgen. Versterk de bestaande
organisatie met flinke steunende krach
ten. De wijfelaars krijgt ge tenslotte mee,
de stilstaanders, de conservatieven dringt
ge er zeker uit, wanneer ze niet met
u mee willen en ge behoudt eene krach
tige organisatie, die op een tlinken wel
beproefden bodem staat. Onze vrijzinni
gen mogen dat wel eens bedenken, wan
neer inzake de gemeente-politiek de pas
van hun kiesvereeniging te langzaam is.
Loop er niet uit, waardoor ge het con
servatisme in uwe vereeniging verstrekt,
maar blijf, haal uwe geestverwanten tot
toetreding over en versnel zoo den pas,
de tragen moeten mee, dat is de aan
gegeven weg.
Er is, ook in de landelijke gemeenten,
nog zoo ontzettend veel te doen op
allerlei gebied, wegen, onderwijs, vooral
ook vakondewijs en herhalings- en voort
gezet onderwijs (mulo), volkshuisvesting,
armwezen en bij dit laatste gaat het
vooral over de zorg om armoede te
voorkomenbestrijding van werkeloos
heid, bevordering van bedrijven, een
goede administratie, volksgezondheid,
volksontwikkeling enz. enz. Daar is nog
eene reusachtige taak voor het gemeen
telijk bestuur gereed.
En wat zien we nu veel gebeuren?
De vrijzinnige kiesvereenigingen stel
len candidaten, die als algemeen vrijzin
nig bekend staan, ze worden gekozen
tot lid van den gemeenteraad, maar als
het er op aankomt om ingrijpende maat
regelen te nemen ter bevordering van
bovengenoemde punten, dan zien we ze
slechts voetje voor voetje, ja soms in
•het geheel niet rüee gaan, omdat zij de
consequentie, vooral de finantieele, niet
durven aanvaarden, soms ook beducht
voor eigen portemonnaie,.wanneer ver
hoogde gemeentelijke belasting er het
gevolg van moet zijn. Zoo blijft men
jaren lang sukkelen, want er moet al
heel wat gebeuren om hen door meer
energieke krachten te doen vervangen,
vooral ook, omdat die vervangers vaak
ontbreken of niet voldoende door alle
vrijzinnigen worden gesteund.
Maar de grootste fout is, dat het
iuzake de gemeentepolitiek als regel te
gemoedelijk toegaat in onze plattelands-
kiesvereenigingen.
Wanneer men den candidaten bond
aan een programma, hun op die verkla
ring als 't ware koos, dan had men
houvast en voldoende zekerheid, dat
zoo'n candidaat de zedelijke verplichting
heeft aanvaard om als raadslid dat pro
gramma te helpen uitvoeren. Doet hij dat
niet, dan heeft men een krachtig motief
hem te zijner tijd door een ander te
vervangen.
Het kleine groepje „malcontenten,"
die „er uit liep" kan dat als regel niet,
wel de groote kiesvereeniging. die krach
tig en vooruitstrevend werd door de
tlinken, die bleven en anderen meena
men en tragen duwden.
üch, die gemeentewenschen, we ken
nen ze allemaal en velen zouden ze ook
wel mee tot uitvoering willen brengen,
maar naast deze gemeentewenschen staan
de gemeentenooden.
Het betrekkelijk geringe belastbare
inkomen, de groote uitgaven voor onder
wijs en zooveel meer, de gemeentelasten,
zegt men dan, zijn hoog.
Volkomen waar, we moeten het erken
nen, dat het in vele gevallen zoo is.
Waar men met eene matige progressie
zelfs tot '10 °/0 hoofdelijken omslag komt,
is de toestand uiterst moeilijk, ik geef
het toe en het ergste is, dat het belas
tinggebied der gemeenten binnen enge
gren/en is beperkt en die grenzen geen
rekening houden met de gemeentewen
schen, gemeentenooden, gemeentelasten.
Dat is geen nieuws. Ook in „Vooruit"
werd er meer dan eens op gewezen en
eenvoudig is die kwestie niet. De gemeen
telijke accijnzen zijn gelukkig afgeschaft,
maar er is toch in onze gemeeutebelas-
ting-wetgeving een gaping, die hoe eerder
hoe beter moet worden gevuld.
Het is de kwestie der zoogenaamde
uitwonende eigenaren.
Iemand heeft huizen ot land of eene
fabriek in eene bepaalde gemeente, maar
woont elders. Hij verteert, wat hij in
de gemeente, waarin zijn bezit geheel of ge
deeltelijk ligt, verdient, elders en betaalt
daar in den hoofdelijken omslag van de
gemeente, maar waar zijn bezit is gele
gen, genietende van wegen, onderwijs,
in één woord van alle gemeentelijke
maatregelen ten algemeenen nutte,gratis
en tranco, betaalt hij er geen cent aan
mee, behalve het beetje gemeentelijke
opcenten voor de grondbelasting.
Laten we een sprekend voorbeeld
noemen.
K. heeft in de gemeento M. een grond
bezit, 200 H.A. groot en woont te 's Gr.
Hij verpacht deze landerijen en trekt er
flinlie inkomsten van. De gemeentekas
van^M. blijft er buiten. Maar voor de
kinderen der pachters en arbeiders op
den grond van K. moet onderwijs zijn
en de gemeente heeft er voor te zorgen.
Voor de veiligheid moet ook worden
gezorgd en voor zooveel meer, maar A.
betaalt er niet aan mee en de gemeente
's Gr. die er niets mee te maken heeft,
er geen cent voor uitgeeft, plukt de
vruchten van den grond in M. in den
vorm van de gemeentelijke belasting op
het inkomen, dat in M. werd verdiend
en in 's Gr. werd verteerd.
Ook dit is niet nieuw en al eerder is
een poging gedaan om aan dien misstand
een einde te maken, maar tot nu toe is
dat niét gelukt. Maar zij die hopen, ver
sagen niet. Meer dan ooit, nu in dezen
crisistijd de nood der gemeenten onrust
barend stijgt, moeten alle krachten van
regeering en volksvertegenwoordiging
worden ingespannen om in deze richting
het belastinggebied der gemeenten uit
te breiden. Dat is een zaak van praktisch
belang, maar van billijkheid tevens en
dan zal het heel wat gemakkelijker vallen
dan thans, om aan de gemeentewenschen
te voldoen, de gemeentenooden te ver
lichten en de gemeentelasten door billij
ker verdeeling tot bescheidener afmeting
terug te brengen, als de uitwonende
grondeigenaren deze helpen dragen.
S. M.
De herziening van de wet op de
Grondbelasting.
lil.
In ons vorig artikel is aan de hand
van verschillende critieken op het ont-
werpwet tot herziening der grondbe
lasting, speciaal aan de hand van de
opstellen van den heer Smid, aange
toond, dat
1. De verhooging van de belasting
in verschillende deelen v?m ons land
en vóór verschillende eigenaren zeer
ongelijk zijn.
2. De druk, dien de belasting zal
leggen, niet, zooals men wil doen voor
komen, door een verhooging der tegen
woordige helling tot f4— per flOOO.—
verkoopwaardevoor ieder gelijk zal
zijn, doch even ongelijk als de verhoo
ging zelve is.
3. Deze ongelijkheid voortvloeit uit
het karakter van de tegenwoordige
grondbelasting die geheel grondrente
is geworden en als zoodanig bij iedere
overdracht van grond in rekening is
gebracht, dus verdiskonteerd is.
4. De verhooging van belasting en
daarmede gepaard, de sterkte van den
druk het grootst zal zijn voor de zand
en veengronden, voor de ontginningen
en de bij steden gelegen tuinbouw
gebieden.
5. De eigenaren van deze gronden
meest kleine grondbezitterskleine
boeren, tuinders en dgl. zijn.
6. De wet dus in zeer weinig demo-
cratischen zin juist de minder kapitaal
krachtige keuterboertjes en tuinders
treft en op den grootgrondbezitter en
grooten, eigen geërfden boer al zeer
goed te dragen lasten legt.
Wij beloofden op enkele onderdeelen
van de wet nog nader in te gaan, daar
dezè ook weer oorzaak van grove onbil
lijkheden juist tegen den kleinen platte
lander kunnen zijn en noemen vooreerst
liet hoofdpunt dej- practische uitvoe
ring n.l.
De schatting naar de verkoopwaarde
van den grond.
Als voordeel van deze wijze van
schatting wordt de snellere uitvoering
genoemd en tengevolge daarvan de
mindere onkosten, die iedere herschat
ting zal medebrengen.
Daarnaast wordt dan vooral gewag-
gemaakt van de voordeelen, die uit
deze wijze van schatten voor den kleinen
eigenaar zullen voortvloeien.
Wat het laatste betreft, verwijzen
wij naar onze uiteenzettingen in het
vorig artikel en wat het eerste betreft,
hopen wijdat Z.Exc. gelijk moge
hebben, doch zouden als landbouw
kundige deze bewering niet gaarne
zonder meer onderschrijven.
Uit de moeilijkheden, die bij een
juiste schatting van de waarde van den
grond voortvloeien, zooals wij meenen,
dat deze schatting zal moeten gebeuren,
moge blijken, dat er, wil men billijk
zijn, meer aan vastzit dan Z.Exc. meent
in zijn Memorie van Toelichting bij
de Schatting van Ongebouwde Eigen
dommen te mogen veronderstellen.
Wat toch is de verkoopwaarde van
den grond en is het billijk een eige
naar, waarvoor een bepaald stuk grond
in verband met zijngeheele
b e d r ij f een zekere waarde heeft, te
laten betalen naar de waarde, die
deze grond misschien voor een ander
voor andere doeleinden zou
kunnen hebben.
Tot welke eigenaardige consequen
ties moet een dergelijk systeem voeren
en toch wil men bij de nieuwe grond
belasting een heffing naar de som, die
de grond bij verkoop zou doen, waarbij
dan wel in de Memorie van Toelich
ting wordt opgemerkt, dat de waarde
van den grond bepaald wordt door zijne
geschiktheid om aan de maatschappe
lijke behoeflen te voldoen en men dus
niet alleen op de verkoopprijzen dient
af te gaan, daar hier fancy prijzen, daar
veel te geringe sommen door bijzondere
oorzaken kunnen worden besteed, doch
volgt hierop direct dat nabij zich uit
breidende steden de verkoopwaarde
mede bepaald moet worden door de
in de naaste toekomst te verwachten
bestemming als bouwterrein.
Hoe sympathiek wij nu ook staan
tegenover de grondgedachte, die ver
moedelijk aan dezen zin heeft ten
grondslag gelegen, n.l. het belemmeren
van het vasthouden van grond door
grondspeculanten, zeer ten nadeele van
de uitbreiding van steden en ten na
deele van goedkoopere woningverschaf
fing aldaar, meenen wij toch, dat hier
deur en ramen worden open gezet voor
de grootst mogelijke willekeur, vooral
indien de schatting van de waarde
van deze gronden en het oordeel of
deze gronden daarvoor geschikt zijn,
of nog op hunne waarde als productie
factor voor land- of tuinbouw moeten
worden geschat^ovecgelaten wordt aan
bat collegie van zetters of liever aan
een der leden daarvan en een rijks
ambtenaar.
Is het niet typeerend, dat de direc
teur der directe belastingen bij verschil
van meening beslist, doch één of meer
deskundigen kan aanwijzen om den
ambtenaar, met de schatting of vast-