Het Eindhovensche geval.
Land- en Tuinbouw.
Binnenland.
2
demonstratie te Leeuwarden de primeur
daarvan kwam toch aan de Staten-Gene-
raal toe.
Wat in zake de schorsing van de
Kindhoveusche Courant zoo goed aan
deed was, dat van alle zijden de maat
regel door den Commandant van het
Veldleger genomen werd afgekeurd, en
dat dit ook blijkbaar uoor de Regeering
geschiedde; men mag toch zeker wel
aan haren invloed toeschrijven, dat de
schorsingstijd verkort werd, en in die
verkorting ligt een zeer besliste ont
houding van goedkeuring doorde Regee
ring van de door Generaal Terwisga
tegen het blad genomen maatregel. De
afkeuringt was zoo algemeen, omdat de
maatregel reeds daarom niet door den
beugel kon, omdat het legerbestuur, in
dit geval de commandant van het veld
leger, zich absoluut niet te bemoeien
had met de vraag of een couranten
artikel onze neutraliteit in gevaar zou
kunnen brengen gesteld dat het zulks
doen kon hij had alleen te waken,
- dat de pers geen berichten gaf, waar
door onze defensie nadeel zou kunnen
lijden. Zoo stond de zaak anders dan bij
den heer Schroder, wiens vervolging
wij indertijd hebETen gewraakt, maai die
niet te klagen heeft over het feit, dat
hij door onbevoegden is aangepakt. Het
eenige, waarover hij recht heeft van zich
te beklagen is dat men hem preventieve
hechtenis heeft doen ondergaan maar
het stuk der voorloopige opsluiting is
in Nederland zoo weinig geregeld, dat
men daarbij wel van onbillijkheid en
onoordeelkundigheid kan spreken, maar
moeilijk van onbevoegdheid.
De groote ontstemming, die het Eind-
hovensch geval heeft gewekt, verheugt
ons te meer, omdat er eene neiging be
staat onze vrijheid van drukpers te na
te komen; zoo dringt b.v. de commissie
door den Nederlandschen Anti-Oorlogs
raad benoemd inzakechauvinistischeuitla-
tingen in de pers aan (op verscherping
der strafbedreiging tegen persuitingen,
die onze neutraliteit in gevaar zouden
kunnen brengen, terwijl toch door juris
ten van naam, en o. i. terecht is betoogd
dat noch persuitingen, noch handelingen
van een privaatpersoon de neutraliteit
van een Staat schenden kunnen. Hoe
afkeurenswaardig die uitingen en die
handelingen ook zijn mogen, de Staat
komt in deze alleen in het gedrang als
die niet doet wat in zijn macht staat om
dergelijke nandelingen en uitingen tegen
te gaandaarvoor moet hij dus de hulp
inroepen van deu Nederlandschen rech
ter. En daarvoor was in dit geval zeker
geen reden; het blad gaf, zij het ook
in krasse termen, slechts lucht aan het
gevoel, dat alle Nederlanders bij het
opblazen van onze schuiten bevangt.
Waar zou het heen, als men dat gevoel
te engen breidel wilde aanleggen? Een
vrij volk wenscht en heeft recht zich
vrijelijk te uiten, zoowel over de daden
van eigen Regeering als over die van den
buitenlander, en het zou al een heel
rare rechtspleging worden, als men ter
wijl de opblazers van onze vaartuigen
niet gestraft worden, straf oplegde aan
hen, die zich over het ergerlijke feit
uiten, zonder een blad voor den mond
te nemen.
Chilisalpeter en de oorlog.
De beteekenis van Chilisalpeter in normale
tijdon, als stikstofmest voor de bodemcul
tuur, en als grondstof voor verschillende
takken van de industrie is voldoende be
kend en men behoeft zich niet er over te
verwonderen, dat van bet begin van dezen
oorlog af, dit gezuiverd natuurproduct van
de Ziid-Amerikaansctae republiek Chili een
bijzondere belangstelling te beurt valt.
Iu de laatste maanden van 1914, en ook
nog in 't begin van 1915, voorspelde bijna
iedereen, zelfs deskundigen, dat, indien de
oorlog een of twee jaren zou duren, de
Centrale mogendheden eerst door schaarsch-
te, en dan door totaal gebrek aan Chilisal
peter hun militaire operaties zouden moeten
staken. Het is immers algemeen bekend,
dat dit product de grondstof levert voor alle
munitie-artikelen.
Chilisalpeter, zooals de naam reeds zegt,
komt uitsluitend uit Chili, en de waakzaam
heid der geallieerde vloten maakt het impor
teeren van uit Chili naar Duitschland on
mogelijk. De profeten hebben het echter mis
gehad. Natuurlijk zal men nooit weten, hoe
veel ontplofflngsstoffen Duitschland en Oos
tenrijk opgestapeld hadden vóór den oorlog,
evenmin hoeveel Chilisalpeter er, misschien
meer in de militaire stocks in Duitschland,
was dan door de handelsstatistieken wordt
aangegeven, maar zooveel staat vast, dal
na meer dan driejarig woeden van den oor
log, de Centralen nog geen gebrek aan muni
tie hebben. Zij krijgen van het buitenland
geen salpeter in noemenswaardige hoeveel'
heden, doch zij maken het zelf in hun eigen
chemische fabrieken naar procédé's, die by
het uitbreken van den oorlog nog niet door
de industrie op groote schaal werden geëx
ploiteerd. Of deze fabricatie ook in vredes
tijd rendabel zal zijn, is natuurlijk niet vast
te stellen, evenmin als het productievermo
gen der Duitsche salpeterfabrieken: alleen,
zooveel schijnt zeker, dat de productie tot
nu toe uitsluitend voor industrieels doelein
den dient (waarschijnlijk hoofdzakelijk oor
logsmateriaal) terwijl de Duitsche landbouw
hoegenaamd over geen Chilisalpeter kan
beschikken.
Vóór den oorlog werden van de ruim <3 /2
millioen ton Chilisalpeter, die jaarlijks door
Chili werden uitgevoerd pl.m. 3/4 als mest
stof in den landbouw gebruikt, terwijl p..m.
door de industrie werd geabsorbeerd. Voor
zoover men dit nu kan beoordeelen is deze
proportie juist omgekeerd, en bestaat erin
alle landen, zoowel in de geallieerde als in
de centrale, een groot gebrek aan stikstof
d.i. Chilisalpeter voor bemesting.
Hoe enorm het gebruik voor oorlogsdoel
einden moet zijn, blijkt uit liet feit, dat in
het jaar 1916 Chili 3 millioen tons salpeter
exporteerde, dus een half millioen ton meer
dan in 1913.
Na deze algemeene beschouwingen willen
wij even onderzoeken, hoe het met de salpe
ter-leverantie in ons land staat.
Met een bewonderenswaardig initiatief
heeft onze regeering reeds in September
1914 de belangrijkheid der situatie ingezien,
en de directie van den landbouw een eDquête
ingesteld, om na te gaan, hoeveel Chilisal
peter Nederland voor landbouw zou noodig
hebben per jaar. Het resultaat daarvan wees
op pl.m. 100.000 tons. Daarna werd een
salpeter-commissie in 't leven geroepen, die
later gewijzigd en uitgebreid werd tot een
kunstmest-commissie. Deze nu heeft d9 be
stellingen voor Chilisalpeter aangenomen,
den aankoop gedaan, en zich belast met de
distributies, kortom, zij heeft de plaats inge
nomen van den vrijen handel, waardoor de
producenten door bemiddeling van make
laars, importeurs en handelaars, de consu
menten bedienden.
Groote moeilijkheden stonden gedurig in
den weg ten opzichte van de vracht, en
door de bepalingen der oorlogvoerende
mogendheden, zoodat men misschien niet al
te streng mag zijn bij de beoordeeling der
verkregen resultaten. Voor zoover wij weten,
en uit de statistieken van het ministerie van
Financien kunnen zien, heeft ons land ge
kregen in 1915 en 1916 respectievelijk 47.000
en 71,000 tons Chilisalpeter. Dit zou nog
geen slecht resultaat zijn, indien niet de
betreurenswaardige omstandigheid bestond,
dat het salpeter dikwijls niet op den juisten
tijd te verkrijgen was. Wie met den land
bouw bekend is, begrijpt wat zulks betee-
kent. Meer bijzonder onaangenaam heelt
zich het te laat aankomen van Chilisalpeter
dit jaar voelbaar gemaakt, en over de aange
komen hoeveelheden wordt er tot op dit
oogenblik nietsofficieelsgepubliceerd. „Waar
om?" is ons niet duidelijk. Te oordeelen naar
de aangekomen scnepen, en hun grootte
schatten wij echter de afgeleverde hoeveel
heid op 60 70,000 tons. Een groot getal
schepen kwam echter eerst in de maand
Mei ten onzent, en werd eerst na een zekeren
tijd van wachten, ('t welk het land een enor
me som aan liggelden heeft gekost) afge
leverd. Men herinnert zich nog het ongeduld,
toen door onze landbouw aan den dag ge
legd, en het energieke optreden van zekere
landbouw-maatschappijen.
Was er ook een fout begaan, en aan wien
was die te wijten? Wij willen daarover hier
niet redeneeren, doch ons liever bepalen tot
beschouwingen over de toekomst want dat
is het eigenlijke doel van dit schrijven en
misschien de eenige mogelijkheid om een
practische conclusie te trekken.
Tengevolge van het late aankomen, en
het wachten in de haven, is niet al het
Chilisalpeter gedistribueerd door de Kunst-
mestcommissie en zal er zeker ook nog een
gedeelte ongebruikt in handen der C0D®"'
menten zijn. Erg veel zal het echter met
meer zijn en beslist geheel onvoldoende,
wanneer men in aanmerking
jaarlijksche consumptie 80 100,000 tons
be>En wat is er nu aangekocht? Zijn de
noodige schepen gecharterd, en zullen zy
tijdig aankomen, en onmiddellijk afgeleverd
worden? Deze en meer andere vragen stel
zich de landbouwer, die de toekomst met
bezorgdheid te gemoet gaat.
Hoe langer de oorlog duurt, hoemeer
belang toch gesteld moet worden in do land
bouwproductie. ,(..t
Trouwens van regeenngswege wordt ook
daarop gewezen met den grootsten nadruk
dat ons heil ligt in e.n intensieve productie
van graan; in het scheuren van grasland
tot bouwland; in de grootst mogelyke pro
ductie van veevoeders voor onzen veestapel
die nu reeds noodgedwongen moet worden
ingekrompen... En wie zou durven tegen
spreken, dat dit alles onmogelijk is, zonder
aanwending van stikstof, d.i. van Chilisal
peter?
Van goed ingelichte zijde hooien wij, dat
er weinig kans bestaat om Chilisalpeter voor
't volgend jaar te kunnen krijgen en ook,
dat de productie in Chili met groote moeilijk
heden te kampen heeft, die zeer zeker in
vloed zullen uitoefenen op den prijs.
Is het niet van belang, dat deze feiten
bekend wórden, en moeten niet alle midde
len in 't werk gesteld worden, om eene ver
andering ten goede te krijgen?
Dat er groote moeilijkheden beslaan weet
iedereen, maar moet men daarom zeggen:
„het gaat niet'"
Wat de kunstmest-commissie en de N. O. T.
niet kunnen, kan dat onze regeering niet
als zij gesteund wordt door de publieke
opinie op landbouwgebied?
Mogen onze schepen geen salpeter van
Chili halen, (want op geallieerde tonnage
kunnen wy zeker niet rekenen) om ons het
spook van den honger te helpen bestrijden
Doch m^n diene te handelen met den
grootsten spoed; want in begin Maart 1918
moet onze landbouw gedeeltelijk bediend
zijn.
„Chilisalpeter of geen Chilisalpeter," dat
is de kwestie'.
In antwoord op het tot de Regeeringge-
richte adres in d.d. II Augustus 1917 werd
onderstaand schrijven ontvangen.
MINISTERIE VAN LANDBOUW,
NIJVERHEID EN HANDEL
NO. 20050/43.
Rijksbureau voor de Distributie van Graan
en Meel.
Betreffende Oogst 1917.
's Gravenhage, 22 Augustus 1917.
Aan
het Dagelijksch bestuur van den Flakkeeschen
Boerenbond.
Secretaris de heer A. W. Keijzer
MELISSANT.
Naar aanleiding van een schrijven dato
11 dezer van Zijne Excellentie den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel heb
ben wij de eer U het navolgende mede te
deelen.
Betreffende het laten van die zaaigranen
aan de landbouwers, welke niet als zoo
danig zijn goedgekeurd en gecontroleerd
geven wij U in overweging, zich te wenden
tot den Heer Regeerings-Commissarje voor
de provincie Zuid-Holland te 's Gravenhage
en tot den Secretaris van de Hollandsche
Maatschappij van Landbouw.
Voorts ligt het in de bedoeling aan die
landbouwers, welke voor de voedering van
hun eigen vee haver en gerst behoeven, een
deel dezer graansoorten te laten behouden
van hun eigen oogst.
Voor het woord „verstrekt" in het door
U bedoelde artikel kan derhalve worden
gelezen „gelaten".
De veevoeder bureaux zullen aan ieder
landbouwer bekend maken hoeveel door hen
kan worden behouden.
Van de bepaling, dat voor het zelf bak
ken van brood geen graan zal worden ge
laten, kan, om redenen van practischen
aard, niet worden afgeweken.
Waar aan Gemeenten zoowel brood, als
meel op broodkaarten kan beschikbaar
worden gesteld, kan deze bepaling niet on
billijk worden genoemd.
Op den regel, dat alle uitschoonsels zul
len moeten worden ingeleverd kan geen
uitzondering worden gemaakt, zoodat de
door U bedoelde lichte granen moeten wor
den ingeleverd bij den Regeerings-commis-
saris.
Tot uitsluiting bij het verstrekken van
veevoeder aan landbouwers, welke hunne
weilanden hebben gescheurd voor het telen
van kool en andere handelsgewassen kun
nen geen termen worden aanwezig geacht.
Ten aanzien van de betaling is aan de
Heeren Regeerings-Commissarissen verzocht
de uitbetaling der door de landbouwers
ingeleverde granen zooveel mogelijk te be
spoedigen. Als regel zal dus kunnen worden
aangenomen, dat uitbetaling geschiedt bin
nen 14 dagen na aflevering.
Voorts kunnen wy U mededeelen dat het
in de bedoeling ligt der Regeering zooveel
mogelijk rekening te houden met de wen
schen van de Landbouw Maatschappijen en
Bonden en deze wenschen, wanneer zy met
de bestaande opkomende bepalingen niet in
strijd zijn in de willigen.
Waar wy meenen in het bovenstaande
een voldoend antwoord op Uw verschillende
vragen te hebben gegeven, veronderstellen
wij dat een mondelinge toelichting bij Zijne
Excellentie den Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel overbodig kan worden
geacht.
Mocht U het. evenwel noodzakelijk ach
ten de door U geopperde bezwaren alsnog
mondeling met, Zijne Excellentie te bespre
ken, zoo zult U daarvoor gelegenheid vin
den op de gewone audiënties, welke worden
gehouden iederen Woensdag in het gebouw
Prinsengracht no. 8 alhier.
U gelieve zich minstens één dag te voren
daartoe bij den Kamerbewaarder van den Mi
nister voor de audiëntie te doen inschrijven.
Uw dw.
Rijksbureau van de Distributie van
Oraan en Meel.
Melissant, 25 Augustus 1917.
Aan de Rijkscmnmissie van Toezicht
op de Groenten Centrale.
Pieter Bothstraat, 's-Gravenhage.
Met dezen nemen wy de vrijheid, U ter
kennis te brengen, dat op ons verzoek aan de
Groenten Centrale in dato 8 Aug. 1917 om
vrijen handel, onverminderd de verplichting
om onze goederen op de veiling te brengen
afwijzend is beschikt;
dat.bij nader onderzoek is gebleken, dat
tot afwijzing van dat verzoek niet in de
vergadering is besloten, maar dat alleen
door het gedelegeerd lid schijnt behandeld
te zijn;
dat het ons ten zeerste verbaasd, dat
zulks in vereeniging die over de gewichtigste
belangen van ons vaderland beslist, moge
lijk is, dat ook ons verzoek uitgaat van
ruim 1100 landbouwers die meenen onnoo-
dig in hun vrijheden belemmerd te worden.
Redenen waarom zij Uwe commissie be
leefd, doch dringend vragen, uwe medewer
king te willen verleenen, dat het verzoek
behoorlijk wordt behandeld, en zoo mogelijk
aan het verlangen wordt voldaan.
Eet Dag. Bestuur van den Flakk.
Boerenbond.
(w. g.) J. OVERDORP. Voorzitter.
(w. g.) A. W. KEIJZER, Secrecaris.
De bommen op Goeree.
In aansluiting aan de vroegere berichten
betreffende de schendingen van Nederlandsen
rechtsgebied door vliegtuigen der oorlog
voerenden op 18 dezer, deelt het ministerie
van Buitenlandsche Zaken mede, dat de
Duitsche regeering door tusschenkomst van
haar gezant ter kennis van de Nederlaud-
sche regeering heeft gebracht, dat blijkens
een door den militaire attaché van het ge
zantschap alhier aan den chef van den Duit-
schen generalen staf uitgebracht rapport, de
twee Duitsche vliegtuigen No. 1055 en No.
1059, die na hun tocht over Nederland ten
slotte genoodzaakt waren respectievelijk bij
Beerta en by Blijham te landen, op den
bewusten dag, te ongeveer 12 uur, op Goeree
en op Renesse of Zierikzee.
Bedoelde vliegeniers verkeerden nl. tijdens
hun tocht boven de wolken in de meening
nog boven zee te zijn, toen zij zich inder
daad reeds boven de Nederlandsche kust
bevonden.
(Wy meenen vernomen te hebben, dat de
vliegtuigen te Goeree duidelijk waargenomen
zijn, dus niet boven de wolken. Hoe ry'mt
dat?)
Schadevergoeding aangeboden.
De Duitsche gezant heeft uit naam van
zyn regeeriDg en van den opperbevelhebber
van het Duitsche leger zijn oprecht leed
wezen over dit betreurenswaardig voorval,
dat gelukkig geen slachtoffers heeft geëischt,
uitgesproken, onder mededeeling, dat de
Duische regeering bereid is voor de materi-
eele schade een volledige vergoeding te
geven.
Voor den prijswinner.
De „Winschoter Ct." ontving een post
wissel uit Goes met de aanteekening:
„Ter uitreiking aan onderofficier Lok, le
prijswinnaar in een wedstrijd, die reeds drie
jaren duurt (neerschieten vliegtoestel)".
De generaal-majoor b. d. Boellaard tot
Herwijnen, adjudant i. b. d. van H. M. de
Koningin, tijdelijk te Laren (N.-H.) noodigt
in de „Tel." 600 landgenooten uit, hem elk
een kwartje te zeDden, om sergeant Lok
een gouden horloge als souvenir aan te
bieden.
Mocht er meer geld inkomen dan daarvoor
noodig is (circa f 100), dan zou dat bedrag
natuurlijk aan sergeant Lok worden afge
dragen en te zijner beschikking gesteld.
Een lOOjarige.
Donderdag 6 Sept. a.s. hoopt de heer
A. P. Stade, oud-lid van het corps mariniers
zyn honderdsten verjaardag te vieren.
De heer Stade heeft, na 't verkrijgen van
pensioen, geruimen tijd te Hellevoetsluis als
militair-kleermaker gewoond en is thans te
's Hage woonachtig.
Deze hoogbejaarde oud-marinier, die, dank
zy ook den liefderijken zorgeD, waarmede
zyn kinderen hem omringen, een onbe-
kommerden ouden dag geniet, verteld nog
gaarne met groote opgewektheid van de
door hem meegemaakte expedities voor
Bali en Borneo en van de tochten tegen
zeeroovers.
Stade is Hagenaar van geboorte en kwam
reeds op 14-jarigen leeftijd bij het corpa- Hij
heeft van '2 Januari 1882 tot 30 Juni 1859
het land gediend, eerst als pijper, later als
marinier. Hij is dus meer dan 58 jaar ge
pensioneerd. Hij werd, twee jaar geleden,
toen het 250jarig bestaan van het korpo
wegens de tijdsomstandigheden op meer
intieme wijze werd herdacht ten bureele
van den inspecteur van het korps, kolonel
Linckers op hartelijke wijze geguldigd.
Ongetwijfeld zal bet. den krassen grijsaard,
die ten huizo van zijn zoon, Bruegholstraat
78 te 'sGravenhago, een gelukkigen levens
avond heeft, op zijn merkwaardige» feestdag
niet aan belangstelling ontbreken.