Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede EERSTE BLAD waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN". I7de Jaargang. Zaterdag 1 September 1917. No. 43 Uitgave der Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te MIDDELHARNIS. Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG. Prijs per kwartaal, franco per post 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60 Iedere regel meer0,10 G-roote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis. Oorlogsmoeheid. De conferentie te Stockholm eü het Pauselijk vredesvoorstel en het laatste zal toch zeker wel niet gedaan zijn zon der dat altijd zoo bedachtzame Vaticaan zich vergewist heeft, dat het niet zal afstuiten op een botte weigering van de oorlogvoerende mogendheden- komen op het gunstige tijdstijp, dat de volken oorlogsmoe zijn; wij hadden om dit te weten niet noodig del1/* millioen stemmen der meerderheid van de Labour Party in Engeland, die zich voor deel name aan de conferentie te Stockholm verklaarde, een feit waarvan de beteeke- nis nog wordt verhoogd doordat de vrije landen Engeland, Amerika en Frankrijk reeds bij voorbaat verklaarden de ver- eischte passen te zullen weigeren aan hen. die als gedelegeerden naar die conferentie zullen worden aangewezen. Het ligt geheel in de lijn van een ander middel dat Engeland bezigt, om te ver bergen hoe of de opgeschroefde redevoe ringen van Lloyd George allerminst uitspreken wat de arbeiders in Engeland willengeen enkel orgaan der Labour Party mag over de grenzen komen. En de geschiedenis leert ons, dat zoodra dergelijke armzalig kleine middelen ge bruikt moeten worden om onwaar te kunnen blijven, het begin van het einde nabij is. Daardoor leidt men niemand om den tuin, net zoomin alsManliuser in slaagde voor de Galliërs te verbergen, dat de broodnood in het Gapitool hoog gestegen was, door brood naar beneden te werpen. De volken zijn oorlogsmoe, en hoe kan het anders, veeleer vraagt men zich af, hoe het komt, dat er drie jaar oorlogs, en van welk een oorlog, noodig ware, om daartoe te komen, En het antwoord kan moeilijk anders luiden dan dat zulks een gevolg hiervan is. dat alle volken, zonder eenig onderscheid, door hunne regeeringen zijn misleid; dat men hun tegen beter weten in heeft voorgespie geld, en dat telkens weer, dat nog een korte spanne tijds volhouden de ge- wenschte eindoverwinning zou geven. Dit hield den moed et in, al liggen de dagen dan ook reeds lang achter ons, dat men in Petersburg en in Herlijn van pleizier op de straten danste, omdat het er op los zou gaan. Maar de moed is er thans uit, en ook in Frankrijk, dat in dezen oorlog wonderen van dapperheid verrichtte, klaagt meer dan één blad er openlijk over, dat de belofte dat reeds in 1916 de oorlog tot het gewenschte einde zou komen, niet in vervulling is gegaan, en dat men nog minder heeft te hopen, dat zulks door wapengeweld in 1917 zal geschieden. Goedige kran tenlezers mogen in hunne pro-ditsche of pro-datsche neiging met vreugde lezen, dat hun favori zooveel meier loograven nam en zooveel krijgsgevangenen maakte en dooden achterliet, of zoo-veel laad ruimte met kostelijk voedsel gevuld mits gaders zooveel menschen naar den bodem der zee deed verhuizen, de oorlogvoe rende volken weten thans evengoed als hunne regeeringen, dat het doel, als het de vernietiging van den tegenstander is, niet meer bereikt kan worden. En de moeders en vrouwen, die hare zonen en mannen voor dat doel mede afstaan, een doel dat, met de hoogste vaderlands liefde werd vereenzelvigd, zijn tot naden- denken gekomen en begrijpen, dat ze arme misleiden zijn, die hare gruwzame offers te vergeets hebben gebiacht. En men vraagt zich met schrik af, hoe de machthebbers niet reeds lang de handen hebben ineengeslagen om het op ons werelddeel losgelaten oologsbeest, dat nog; slechts korten tijd heeft rond te waren ojfr dat den genadeslag te geven, weer te ketenen. Wij bedoelen natuurlijk niet met holle frases, maar met zeer concrete vredesvoorstellen, die door geen der oorlogvoerenden totnogtoe zijn ge daan. Stockholm zal ons kunnen helpen in deze, en dit zou zeker van groote waarde zijn, omdat, als men daar tot overeen stemming komt, het er eene zal zijn van mannen uit de landen, die met elkaar in oorlog zijn, maar laten wij hopen, dat de Paus, die wel kwam met een omlijnd plan, waarop de onderhande lingen zullen kunnen worden begonnen, in zijn pogen mag slagen dat zal Stock holm niet onnoodig of overbodig maken; integendeel, een daar eventueel getroffen accoord zal het plan des Pausen niet weinig in de hand werken. Zwaar zal de verantwoording rusten op hen, die zijn voorstel zonder meer zullen afwij zen; zij zuilen niet begrijpen wat erin de volken omgaat, die den gruwelijken mensckernoord, die zich iederen dag tusschen de bouwvallen van dê heerlijkste gebouwen voltrekt, dan moe zijn. En het slecht begrip der regeerders kan niet anders leiden dan tot revolutie. Als er nu vredi kan komen zal de menschheid, zij het dan ook tot ontzet tend hoogen prijs, drie dingen hebben geleerd: le dat de steeds toenemende bewapening, wel verre vaneen waarborg voor den vrede te wezen, daarvan de grootste bedreiging is2e dat de oorlog absoluut ongeschikt is om groote quaes- ties, die de volken verdeelen, tot vrucht bare oplossing te brengen3e dat een algemeen Europeesche oorlog door de enorme kosten die de techniek thans meebrengt, per slot van rekening veel duurder is dan wat er op het oorlogs proces kan worden gewonnen. Al die oorlogvoerenden doen denken aan de partijen in het proces-Jarndyce uit Dic kens' „Black Ilouse", de einduitkomst was dat de kolossale erfenis door de proceskosten^was verslonden. stel. En de Zaansche afdeeling heeft reeds in eene motie vuur en vlam ge spuwd over dezen hoon Patrimonium aangedaan, maar deze zal door de partij leiding wel gedeponeerd worden, daar ter plaatse, waar alle moties van dezen vakbond tot nu toe zijn beland. En „De Standaard" toont eerst recht hoe souwereine minachting ze voor Patrimo nium heeft; niettegenstaande de minder- üeid voor Smeenk in de Centrale Anti revolutionaire® Kiesvereeniging zeer be langrijk was, wordt van dit feit met geen woord gerfept, en krijgt Enkhuizeri slechts een goedkeurend woord, dat' het als landbouwend district een landbouwer afvaardigd, terwijl het in 1909 gelast werd de onderwijsspecialiteit Oosterbaan naar de Tweede Kamer af te vaardigen. De heer Idenburg wordtin petto gehou den; hem is blijkbaar een Kamerzetel in 1918 toegedacht; ook het feit, dat niet hij, maar de heer de Waal Malefijt de opvolger van Woltjer werd, bewijst dit. En nu is onder het smoesje „een landbouwer voor een landbouwdistrict" ten minste eenigsziDS verborgen, dat de heer Smeenk tot eiken prijs moet wor den geweerd. Het feit, dat Patrimonium weer nul op het rekest kreeg, zal dunkt ons weinig bevorderlijk kunnen zijn om het er van te overtuigen, dat het in 1918 het candideeren van d'e mannen voor de Tweede Kamer aan de partij zal hebben over te laten. Het heele geval leert ons echter, hoe veel vrijer de kiezers zullen worden onder het stelsel van Evenredige Ver tegenwoordiging; de mannen in de anti revolutionaire partij, die Smeenk verre verkiezen boven één van de zittende leden en hun aantal groeit iederen dag worden dan in staat gesteld hem in de Kamer te brengen, zonder scheu ring te maken in de partij, zonder zooals thans een candidaat te stellen tegenover hem, die door de Kiesvereeni ging" was aangewezen,j d.w.z. onder in vloed van de partijleiding. Hoe het daarmee gaat in de anti-revolutionaire •partij zagen wij in 1901, toen de anti revolutionairen in Gouda den heer Duymaer van Twist, die daar in hun midden leefde en werkte, als candidaat begeerden, terwijl de heer Idenburg hun werd opgedrongen. De moeilijkheid werd toen opgelost doordat Steen wijk onze zegsman verzekerde ons, dat één tele- phoontje daarvoor voldoende was order kreeg den heer Duymaer van Twist te candideeren. Nul op het rekest. Aan Patrimoniums wensch om den democratischen Heer Smeenk af te vaar digen is geen gevolg gegeven, de macht hebbers hebben het wonder van dres suur weten te verrichten, dat in Enk- huizen deze aldaar zoo bij uitstek po pulaire man de vlag moest strijken voor den daar totaal onbekenden heer Golijn, burgemeester van Nieuwer-Am- Bedenkelijke uiting. Onze Minister van'Oorlog heeft Neder land verrast met de uiting, dat wij ons er op moeten voorbereiden, dat wij na den oorlog het dubbele zullen hebben uit le geven dan vroeger voor onze oorlogsbegrooting, en hij heeft daarbij de verwachting uilgesproken, dat de Nederlandsche natie gaarne bereid zou zijn zich dit offer te getroosten. Wij kunnen deze uiting niet anders dan bedenkelijk noemen, al was het maar alleen om hare voorbarigheid. Wij voor ons zijn er ook diep van overtuigd, dat bet defensiestuk na den vrede het moeilijkste vraagstuk wordt voor de kleine landen, als er geen ontwapening op groote schaal uit den oorlog voortvloeit. Zij zullen dan heb ben te kiezen of te deelen ot meedoen in den wedstrijd om zich weerbaar te maken, of tevreden te zijn met een schijn van weerbaarheid En zij zullen dan ook niet moeten schromen de waarheid en de consequenties daarvan onverschrokken onder de oogentezien, wat de Minister niet deed. Wij kunnen natuurlijk, mits men daarmede op tijd begint, zorgen dat wij over 600.000 man goed gewapende troepen beschikken, zoo niet meer, over voldoende artillerie, vliegtuigen, enz., enz., enz. Maar dan komt men pr niet met onze oorlogs begrooting te verdubbelen, dan moet men ze vertien- of vertwintigvoudigen, en dan zal men hetzelfde moeten doen met de Marinebegrooting, terwijl men, als men Indië zal willen verdedigen met dreadnoughts en duikbooten en op de verschillende eilanden steunpunten wil aanbrengen voor onze defensie, en de inlandsche bevolking tot een verdedi- gingsleger vormen, men daar zeker wel een som voor mag rekenen, die een zes- a zevenhonderd millioen bedraagt. Nu zullen de meesten in ons land zeggen Wat ter wereld zal er dan aan geld overblijven voor de bevordering van onze geestelijke en stoffelijke wel vaart? En wij doen dan die vraag met hen en antwoorden daarop: Geen cent. \yat wij echter wel kunnen is, dat wij nog beter dan nu, o.a. door invoering van den persoonlijken dienstplicht, als het noodig is, aan onze neutraliteils- plichten kunnen voldoen, en Indië zoo weerbaar maken, dat, als de bevolking daar Nederlandscli wil blijven, een even- tueele overweldiger een heelen toer zou hebben om ons uit onze bezittingen in den Archipel te verdringen, ongerekend dan, dat het niet alleen een Neder- landsch belang is dat zulks niet ge schiedt maar bondgenooten krijgt men in zoo'n geval niet, als men niet zelf de handen uit de mouwen steekt. Wat op dat oogenblik helaas niet kan de materialen voor scheepsbouw zijn niet te krijgendit aan het adres van de „a-r. Rotterdammer" die Dinsdag 1.1. weer een artikel had, waarin de ver wachting werd uitgesproken, dat de RegeeriDg met.j de zaak der defensie van Indië krachtig zou voortmaken, A l'imposible nul n'est tenu. (Niemand is gehouden aan het onmogelijke.) Wij betreuren de uiting van den Minister van Oorlog echter niet alleen, omdat ze spreekt van gemis aan het geloof, dat er uit dezen oorlog ont wapening zal voortkomenal is dit op zichzelf reeds genoeg. Blijft bit den vrele alles bij het oude, dan is Europa ten doode opgeschreven. De meeste landen toch zijn door de reus achtige kosten van den wereldoorlog finanfiëel zóó lamgeslagen, dat de ecnige kans op herstel daarvan voor hen be staat in reusachtige inkrimping der oorlogsuitgaven. Maar wij betreuren het dat. de Minister zijne mededeeling op verkeerde plaats deed, n.L, bij de leger-

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1917 | | pagina 1