Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
I7de Jaargang.
Zaterdag 25 Augustus 1917.
No. 42
Uitgave der
Fiakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Fiakkeesche Boek- en Haqdeisdrukkerij te Middelharnis.
Onjuiste historieschrijverij.
Ook de (anti-rev.) „Rotterdammer"
doet eene poging om Patrimonium's
klacht over verwaarloozing van de be
langen der arbeiders door de Kabinet-
ten-Kuyper en -Heemskerk, te ontzenu
wen. Over het Kabinet-Kuyper schrijft
het blad: „Het Kabinet-Kuyper voerde
twee hoofdpunten in zijn programsoci
ale wetgeving en herziening der onder-
wijswetgeving. Het rekende in vier jaren
dit program niet te kunnen afwerken,
en hoopte aanvankelijk in de eerste peri
ode de Ouderdoms en Invaliditeitsver
zekering met een tariefsverhooging tot
dekking te kunnen tot stand brengen.
Bij de vrienden van het Christelijk on
derwijs rees ongerustheid, dat de ver
kiezingen in 1905 de onderwijswet en
daarnaast het Christelijk onderwijs zelf
in gevaar zouden brengen. Ue lager-
onderwijswet werd daarom nog in""de
eerste periode behandeld. Dit geschiedde
zeker niet uit onverschilligheid voor de
sociale wetgeving, maar alleen aan over-,
wegingen aan het belang der zaak en
niet het minst aan het belang der Chris
telijke arbeiders ontleend."
Men kan hier zeggenZooveel woorden
zooveel onjuistheden. Nooit heeft het
Ministerie-Kuyper er aan gedacht een
werkprogram te maken, dat niet in f
jaar te verwezenlijken was, maar die uit
vlucht van punten van het program voor
de eerste en tweede periode, moest eerst
dienst doen in 1904 toen men zag, dat
de zaak misliep. Trouwens, als het in
1901 met een werkprogram voor 8 jaar
was komen aanzetten, zou men met recht
de vraag hebben kunnen stellen, of het
de kluts was kwijt geraakt; geen minis
terie toch had vóór 1901 langer dan 4
jaren geleefd.
Het |is verder geheel onjuist, dat het
ministerie het recht had de onderwijs
wet vóór de sociale hervorming te laten
gaan. Bij de verkiezingen was toch uit
drukkelijk beloofd, dat de sociale wet
ten no. '1 zouden blijven; dat men zich
geen .oogenblik beducht had te maken,
dat vervanging van het Kabinet-Pierson—
Borgesius door een Rechtscb ministerie
stilstand op het gebied der sociale her
vormingen zou beteekenen. Dr. Kuyper
wilde dan ook de sociale wetten als no.
1 behouden, maar hij is gezwicht voor
de meerderheid der Coalitie, die, vooral
na den uitslag van de-tusschentijdsche
verkiezing in Brielle in Januari 1905,
bevreesd begon te worden, dat men noch
de sociale hervormingen, noch de ver
hoogde subsidie voor de bijzondere school
zou binnenhalen. Dat de anti-revolutio
nairen zei ve inzagen, dat het vooropstellen
van de Onderwijswet mis was, bleek wel,
*toen Borgesius bij de aan-de orde-stelling
daarvan, het voorstel deed om eerst het
Arbeidscontract te behandelen. Toen over
dit voorstel gestemd moest worden,ver
lieten Talma en Van Vliet toch haastig
de zaal. En geeue historieschrijverij kan
het teit te niet doen, dat het Kabinet-
Kuyper aftrad met eene Invaliditeits-en
Ouderdomsverzekering, zóó laat inge
diend, dat ze zelfs niet meer in de af-
deeli'ngen kan behandeld worden, en met
zoo gebrekkige Tariefwet, dat het Minis
terie zelf daarvan de openbare behande
ling niet aandorst.
Ten behoeve van het Kabinet-Heems
kerk wordt de bekende verdediging weer
beproefd. Wij zullen er niet anders van
zeggen, dat al wat daarbij verteld wordt
over obstructie van Links, die er trou
wens alleen van sociaal-democratische
zijde bestaan heeft, van nul en geener
waarde is bij de tegenwerking, die Talma
in eigen kring en in de Coalitie daarbij
heeft ondervonden. Wie zich zijn harts
tochtelijk beklag in de Kamer herinnert
over de houding van Rechts bij de Bak
kerswet, geeft wel bewijs van weinig be
nijdbaren moed, als hij tracht de schuld
van Talma's te laat zijn met alles, als
mede van de niet-indiening van het Ta
rief, aan iemand anders te wijten dan
aan de Rechterzijde zelve. Maar wij
zullen het er maar voor houden, dat „De
Rotterdammer" dien noodkreet reeds ver
geten is. Men zal echter andere middelen
moeten bezigen om de mannen van
Patrimonium er van te overtuigen, dat
hunne belangen door de ministeries van
1901 en 1908 zoo zouden zijn behartigd,
als beloofd was.
zen kent, duidelijk zijn. DeheerSmeenk
is on Ier de Enkhuizer anti-revolutionai
ren buitengewoon populair, maar
Dr. Kuyper's invloed is nog altijd groot.
Het zal nu wel heeten, dat een land
bouwdistrict een landbouwer moet at-
vaardigen, maar dat is niet meer dan
een smoesje. In 1909 heeft men zelfs in
het, district, niettegenstaande het oud-
Kamerlid Sluis, landbouwspecialiteit als
weinigen, bereid was daar wederom eene
candidatuur te aanvaarden, aldaar, op
bevel uit den hooge, den in het district
zoo goed als onbekenden schoolman Oos-
terbaan gecandidadeerd. Patrimonium
moet wel met zich laten sollen, maar
ook hier zal het oude spreekwoord be
waarheid worden, dat de kruik zoolang
te water gaat, totdat ze breekt.
Er wordt toch iets aan gedaan.
Men begint toch in anti-revolutionaire
kringen te begrijpen, dat bet niet ver
standig zou zijn de eischen van Patri
monium met hooghartigheid te behan
delen of geheel te negeeren. Zelfs de
„Nieuwe Haagsche Courant" die reeds
vóór de roerige vergadering in Patri
monium herhaaldelijk te vel ie was ge
trokken tegen de door den heer
Smeerik geredigeerde artikelen in het
Weekblad daarvan, en die telkens
zwaar werkte met „het geestelijke
voorop", komt nu met eene herziening
van hare uitspraak, en nu heet het
„Het geestelijke voorop, zeker, doch
met met verwaarloozing van het na
tuurlijke. Stijgende maatschappelijke
ellen.de vraagt klimmende sociale actie
om in dien nood te voorzien." En al
vo'gt er dan, min of meer excuseerend,
dat het. vroeger washet geestelijke
voorop, zonder meer: „Doch juist om
dat de sociale benauwing met den dag
toeneemt, is de waarschuwing zoo op
hare plaats, om toch niet aan het slof-
felijke te'blijven hangen, maar den blik
hemelwaarts te richten, waar Christus
is en onze eeuwige toekomst," en al is
dat Zeker eene poging om toch met
„het geestelijke voorop" te blijven wer
ken, er werd dan toch water in den
wijn gedaan. Ondertusschen zal het. in
Patrimonium niet weinig kwaad bloed
zetten, dat het Partijbestuur en verdere
autoriteiten den wenscb, dat de heer
Smeenk voor Enkhuizen in de Kamer
zou komen, ten e nenmale in den wind
hebben geslagen. Met 22 tegen 32 stem
men moest hij de vlag strijken voor
den heer A. Colijn, den broeder des
oud-ministers. Dai. hier invloeden van
bovenaf werkzaam geweest zijn, zal
voor ieder, die de toestanden in Enkhui
Da Costa.
Als de Calvinisten ten onzent het
bewijs willen geven, hoe zij altijd
om hun geloof achteruit gezet zijn, dan
moet altijd opgeld doen de onaange
name bejegening, die da Costa van zijne
tijdgenooten heeft ondervonden. Deze
wetenschap heeft zelfs de minst onder
legde van de antirevolutionairen, om
zoo te zeggen, met den paplepel in
gekregen, al heeft hij dan ook nooit
een oog geslagen in Da Costa's „Be
zwaren tegen den geest der eeuw",
door den 25-jarigen jongeman in 1823
geschreven, ünze geleerde historicus en
fijne stylist, Mr. W. H. de Beaufort,
heeft een goed werk gedaan door in
„De Gids" van deze maand nog eens
het licht te laten vallen op de oor
zaken van de groote ontstemming, die
de „Bezwaren" in den lande veroor
zaakten. Mocht het al verbazing wek
ken, dat deze jongeman zich voor
stander betoonde van de slavernij, dat
hij adellijke afkomst hooger stelde dan
persoonlijke verdienste en dat hij een
vijand was van alle philantropische
instellingen, groote ongerustheid beving
velen, die ten onzent toch al met zeer
gemengde gevoelens het erfelijk koning
schap hadden zien instellen, over het
feit, dat in de „Bezwaren" de leer
werd verkondigd, dat de waarborgen
voor het grondwettig koningschap
waardeloos waren, omdat de koning
den door hem afgelegden eed niet be
hoefde te houden, indien dit in het
belang van de zuivere kerkleer noodig
bleek, of zelfs reeds wanneer zijn ge
weten hem dit geoorloofd deed voorko
men. Waaruit volgde, dat, indien Wil
lem I alles wat zijn macht beperkte,
Slaten Generaal, Provinciale Staten,
Baad van Slate, op znde zette en r.aar
huis zond, indien hij Remonstranten,
Doopsgezinden en alle Protestanten, die
van de Dordsche kerkleer afweken,
van hunne staatkundige rechten be
roofde, dit alles niet alleen niet on
rechtmatig was, maar zelts zijn plicht
kon geacht worden. Is het wonder, zoo
vragen Wij, dat Nederland opgeschrikt
werd door dit geschrift, dat uit de pen
van von Melternich kon gevloeid zijn,
en dat met Calvinistische beginselen
niets te maken had En toch wordt nog
altijd de ontstemming, die de „Bezwa
ren" wekte, eene ontstemming, die ook
bij Willem I zeer groot was, als zooge
naamd bewijs gebruikt, dat de Calvi
nisten ten onzent werden achteraf ge
zet 1 Met fijne ironie herinnert Mr. De
Beaufort er aan, dat, al beschouwden
de ouderwetsche rechtzinnige Calvi
nisten da Costa als hun man, Dr. Kuy
per, het algemeen erkend hoofd van de
partij, die ook da Costa in het leven
had helpen roepen, toen hij in 1901
minister werd, geen enkel van diens
„bezwaren" uit den weg ruimdede
drukpers bleef vrij, de slavernij werd
niet weder ingevoerd, onze scholieren
bleven van de kennismaking met de
roede verschoond, staatkundige rechten
aan geboorte verknocht, werden niet
verleend, de eed des Konings op de
Grondwet werd niet afgeschaft, de maat
schappijen tot Nut van't Algemeen, van
Weldadigheid en soortgelijke werden niet
afgeschaft. s
Wij hopen, dat dit weinige onze lezers
naar de keurige essay van Mr. de Beau
fort zal doen grijpen.
Vrouwenkiesrecht.
De vrouwen kunnen zeker tevreden
zijn over de vorderingen, die haar billijke
eisch maakt. Zooals men weet, nam het
Engelsche Lagerhuis eene wet aan, die
echter nog de goedkeuring van het Hoo-
gerhuis behoeft, waarbij alle vrouwen
van 30 jaar en daarboven, die het kies
recht hebben voor de gemeenteraden, of
wier mannen dit hebben, kiezers zullen
worden voor het Parlement. In de prac-
tijk zal dit neerkomen hierop, dat aan
6 millioen gehuwde en aan één millioen
ongehuwde vrouwen dat kiesrecht wordt
toegekend.
En ook in Hongarije krijgt het vrou
wenkiesrecht goede kans. Daar was in
April 1.1. het zoogenaamde „kiesrecht-
verbond" tot stand gekomen, waarvan
alle partijen, die vóór A. K. waren, deel
uitmaakten, en die partijen waren alle
deels door haar program, deels door de
uitingen van hare leiders, als voorstan
ders van vrouwenkiesrecht te beschou
wen. Toch waren Ze niet zulke warme
voorstanders, dat ze den eisch van vrou
wenkiesrecht in het gezamenlijk program
opnamen. Maar toen zijn de vrouwen
aan het werk gegaan. In de hoofdstad
werd uit het kirsrechtverbond een com
missie samengesteld uit burgers en ar
beiders der stad, die de kiesrechtformule
zou opmaken. En het slot was, dat alle
partijen naast het algemeen mannenkies-
reebt, ook direct, het algemeen vrouwen
kiesrecht eischten. Daarop gingen de
vrouwen propaganda maken door het
geheele land, waarvan eene groote demon
stralie en eene openbare vergadering,
waarin verschillende politieke leiders
zouden spreken, beide te Ruda-Pesth
gehouden, de glanspunten waren. Op die
vergadering sprak de bekende Rosa
Schwimmer over de overwinning der
vrouwen in zoovele andere landen, en
wij zagen met genoegen, dat zij de legende
Bjj deze en andere gogevens in dit artikel
is gebruik gemaakt, van hot „Maandblad van de
Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht van ID Aug.
1.1.