Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede
EERSTE BLAD
waarin tevens opgenomen de „ONZE EILANDEN".
Zaterdag 21 Juli 1917.
No. 37
Uitgave der
Flakkeesche
Boek- en Handelsdrukkerij
te MIDDELHARNIS.
DE WIJDE, WIJDE WERELD
I7d« Jaargang.
Dit blad verschijnt eiken ZATERDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60
Iedere regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Vrijzinnige concentratie?
Het denkbeeld eener vrijzinnige Con
centratie, verdedigd in de motie onzer
Liberale Unie, wordt in een hoofdartikel
van de „N.R. C." in haar nummer van
5 dezer bestreden. Het Rotterdamsche
orgaan is van meening, dat de „concen
tratie", het indertijd noodzakelijk ge
worden tegenwicht van de „coalitie",
haar werk heeft volbracht. Het blad
voegt aan de uitspraak toe:
»De omstandigheden hebben gewild,
dat zij zelfs meer heeft kunnen ver
krijgen dan van haar werd tegemoet
gezien, want zij heeft gewild, dat er
in de binnenlandsche politiek gemaakt
kon worden schoon schip. Maar laten
dan nu ook de politieke leiders deze
gelegenheid te baat willen nemen, en
niet opnieuw, zij het onbewust, in het
oude kielwater verzeild raken.
Bij deze uitspraken moeten wij reeds
dadelijk een paar kantteekeningen ma
ken. De Cencentratie was in 1913 in
derdaad het noodzakelijk tegenwicht van
de Coalitie. Doch het is niet waar, dat
haar taak reeds is volbracht. In de eerste
plaats niet, omdat een der hoofdpunten
van het Concentratieprogram, n.l. de
Staatspensionneering, het Staatsblad nog
niet heeft bereikt. Met de grootste hard
nekkigheid heeft de Rechterzijde zich
in de Tweede Kamer tegen het ouder-
domsonlwerp-Treub—Lely verzet en het
lijdt wel geen twijfel of de Eerste Kamer
zal dit ontwerp niet tot wet verheffen.
De strijd voor dit Staatspensioen zal in
1918 opnieuw moeten worden gestreden.
Als men het in'1913 noadzakelgk achtte
mede daarvoor een vrijzinnige concen
tratie te vormen, dringt die noodzakelijk
heid dan in 1918 minder?
In het Concentratieprogram van 1913
wordt als eisch gesteld, dat het karakter
der openbare school onverzwakt zal
worden gehandhaafd. In de binnen
landsche politiek is in zake artikel '192
schoon schip gemaakl. De financieele
gelijkstelling van openbaar en bijzonder
onderwijs onder gelijke waarborgen van
deugdelijkheid, is aanvaard.
„In elke gemeente zoo zegt het
nieuwe Grondwetsartikel wordt van
Overheidswege voldoend openbaar alge
meen vormend lager onderwijs gegeven
in een genoegzaam aantal scholen. Vol
gens bij de wet te stellen regels kan
afwijking van deze bepaling worden toe
gelaten, mits tot het ontvangen van zoo
danig onderwijs gelegenheid wordt ge
geven."
De idee van dit Grondwetsartikel zal
nader moeten worden uitgewerkt en vast
gelegd in de onderwijsontwerpen, die de
komende regeering na 1918 zal brengen.
Dan zal het er op aankomen, of het
karakter der openbare school onver
zwakt zal worden gehandhaafd.
Bij alle toekomstmuziek over nieuwe
partijverhoudingen, laat het zich, gezien
de houding der Rechtsche partijen ten
opzichte van zoo gewichtig vraagpunt
als het Staatspensioen, niet aanzien, dat
in de meeningen zoodanige kentering
zal komen, dat Roomsch-Katholieken,
Anti-revolutionairen en Christelijk-
Historischen tot' voorstanders van het
Staatspensioen zullen worden bekeerd.
In 1918 zal dan ook de strijd voor de
ouderdomsrente, zooals het ontwerp-
Lely deze wil, opnieuw moeten worden
gestreden. Bovendien zullen de vrijzin
nige groepen naar een Linksche meerder
heid moeten streven om bij de uit
werking der Onderwijswetten de plaats
der openbare school te verzekeren. Want
bij alle verzoeningsgezindheid is het toch
zeker niet te verwachten, dat een Recht
sche meerderheid voor de openbare
school zooveel liefde aan den dag zal
leggen, als van Links mag worden ver
wacht.
In 1918 zal ook deze kwestie de ver
kiezing beheerschen. Zijn deze twee
uiterst belangrijke vraagstukken niet
FEUILLETON.
DOOR
ELIZABETH WETHERELL.
Getothorlseerde orerdrak ran hpt, srelfjknamfi? boek, Ter-
schenen hij de Firma D. HOLLE te Rotterdam.
102)
Mij verlaten! Voor hoelang? Waar gaat ge
heen
Naar huis.
Naar Amerika!
Haar hart stond stil. Was (lit dan het einde
van al hare verwachtingen Moest haar vertrou
wen aldus eindigen? Zij vergoot nu geen tranen.
Hjj kon zien, dat zjj buitengemeen stil werd van
hevige aandoening
Wat scheelt er aan, Ellen, zeiden de zachte
teedere tonen, die haar zoo goed bekend waren
ik Verlaat u slechts voor een tjjd. Ik moet nu
naar huis, maar indien ik in leven hljjf zult ge
mjj wederzien.
Achl ik wenschte, dat ik met u mee kon
gaan! riep Ellen uit terwjjl zij in tranen uitbarstte.
Mijne lieve Ellen, zeide haar broeder, ter-
wjji hij haar weder tot zich trok, gjj kunt
het niet vuriger wenschcn dan ik!
Ik had nooit gedacht, dat ge mjj bier zondt
laten bljjven, Jan.
voldoende om een Concentratie der vrij
zinnigen ten volle te rechtvaardigen?
Wij wenschen evenmin als de „N.R.C."
een neepjesmutspolitiek te voeren. Ook
wij hebben alle hoop, dat het er toe
komen zal, dat betere partij verhoudingen,
groepeeringen, langs andere scheidslijn
getrokken, in de toekomst zullen intre
den. Alleen maar daar zullen nog
jaren moeten verloopen, eer het zoover
komt. Door concentratie voor de twee
vraagstukken die wij noemden, snijden
wij de gelegenheid niet af, dat in de
toekomst gelijkgezinden elkaar kunnen
naderen en vinden, en ten slotte met
elkaar kunnen komen in een gemeen
schappelijk verbond. Voor die nieuwe
groepeering, als ze al ooit zal intreden,
is echter zeker thans het oogenblik nog
niet gekomen. Zou de „N. R. C." mee-
nen dat de Rechtsche partijen afstand
zullen doen van hutl voorliefde voor
tariefsverhooging? Ziedaar de derde vraag.
Zijn dan deze drie kwesties reeds niet
voldoende om vrijzinnige groepen tot
eensgezind optrekken te bewegen? O,
zeker, veel van het oude zal na den
oorlog hebben afgedaan, belangrijke pro
blemen, geheel verschillend van de
kwesties, die voor den oorlog de politiek
beheerschten, zullen zich voordoen. Doch
de door ons genoemde vraagstukken
zullen in 1918 niet zijn afgedaan en
zullen de vrijzinnigen nopen tot een
drachtig verweer, als de tegenpartijen
een oplossing zoeken in hunne richting.
De „N. R. Ct." zegt zoo terecht, dat we
wel op een goed oogenblik het verleden
kunnen afsluiten, doch niet ongedaan
kunnen maken. Volkomen juist Doch
het goede moment om het verleden af
te sluiten, zal er eerst zijn, als Staats
pensioen en onderwijshervorming in het
Staatsblad zullen zijn gebracht. Is die
inzet niet de samenwerking der vrij
zinnigen waard? Verliest het Rotter
damsche orgaan in zijn hooggestemde
beschouwing over nieuwe partij formaties
en het komen tot een politiek met per
spectief, niet geheel uit het oog, dat alle
élan bij het vrijzinnig kiezerskorps zal
uitblijven, als de drie groepen gescheiden
optrekken en elkaar fel bekampen?
Eilieve, zeg dan toch eens, wat thans
de samenwerking op vast omlijnd pro
gram, zooals de motie der Liberale Unie
die wil, in den weg zou staanIs er in
een klein land als het onze, plaats voor
drie vrijzinnige fracties op den grondslag
van Evenredige Vertegenwoordiging?
Niemand zoo schreven wij de vorige
week, denkt op dit moment aan fusie
der drie groepen.
Is het echter niet volkomen rationeel,
dat tallooze vrijzinnigen het als een
bereikbaar ideaal beschouwen, dat het
nog eenmaal tot één krachtige vrijzinnige
partij zal komen?
„Irreëel is de bestaande partijgroepee-
ring onder het oude bestel van zaken."
De „N. R. C." zegt dit terecht van de
bestaande partijverhoudingen. Wij ma
ken het woord tot het onze ten opzichte
der vrijzinnige groepen. Irreëel is het
dat drie vrijzinnige fracties, staande op
denzelfden grondslag, elkaar zullen gaan
bekampen in feilen strijd. Wij wenschen
niets te kort te doen aan de kennis en
het inzicht van den vrijzinnig stemmen-
den kiezer. Doch acht de „N. R. Ct." het
mogelijk, dat bij gescheiden optrekken
der drie vrijzinnige facties in 1918 een
voldoend enthousiasme voor de vrijzin
nigen bij de kiezers zal kunnen worden
opgewekt? Wij vermeten ons ook wel
eenig begrip van den verkiezingsarbeid
te hebben, ook in den nieuwen vorm,
waarin hij zal moeten worden verricht.
En dan meenen wij, dat deze arbeid
alleen vruchtdragend zal kunnen zijn,
als in den geest der motie onzer Liberale
Unie de samenwerking tot stand komt.
Laat men nu eerst eens trachten te
komen tot een vast omlijnd democratisch
program. De door de Unie ingestelde
Commissie zal zich in verbinding stellen
met de Vrijzinnig-democraten en de Vrij
liberalen. Eerst als haar pogingen falen,
zal de Liberale Unie nader hebben te
overwegen wat haar te doen staat. Tot
Ik ook niet, als ik er slechts iets op wist
ik zou u geen oogenblik langer hier laten,
dan eenigszins mogelijk is; doch wij moeten
beiden geduld hebben, mjjne Ellen. Schrei zoo
niet, wat ik u bidden mag!
Geduld hebben? tot hoelang? zeide Ellen
eenigszins gerustgesteld.
Ik heb nu geene vrijheid u van uwe recht
matige verzorgers te verwjjderen, en, gjj hebt
nog geen recht voor u zelve te kiezen.
En wanneer zal ik dat hebben?
Over eenige jaren.
Eenige jaren! Maar in dien tusschentjjd,
Jan, wat zal ik dan zonder u beginnen Indien
ik u slechts van tijd tot tijd kon zien, want
hier is er geen een, niet één enkele, om
mjj terecht te wjjzen; niemand spreekt zoo
tegen mjj, ais gij placht te doen; en ik vrees
gedurig, dat ik iets verkeerds zal doen; wat
moet ik beginnen?
Wat de zwakke altjjd doen moet,Ellen,
kracht zoeken, waar zjj te vinden is.
En dat doe ik ook, Jan, zeide Ellen schreiende
maar o! ik mis u zoo!
Zjjt ge hier niet gelukkig?
Ja, ik ben gelukkig, ten minste meende
ik dit een half uur geledon, zoo gelukkig
als ik zjjn kan. Ik heb alles om mjj gelukkig
te maken, bohalve hetgeen er juist toe noodig is.
Wjj moeten beiden onze toevlucht nemen
tot onze vorige hulpbron tegen droefheid en
eenzaamheid, ge hebt toch niet vergeten, er
gebruik van te maken, Ellen?
Neen, Jan, zeide Ellen, hem met tranen
in de oogen aanziende.
Zij hebben u hier toch lief, niet waar?
O, ja, veel te veel.
En gij hebt lien liefl
Ja,
Dat is een flauw „ja".
Ik houd veel van mijn vader, heel veel
en van mijn grootmoeder ook, ofschoon niet
zooveel. Ik moet hen wel liefhebben, zjj hebben
mij zoo lief. Maar zij zjjn zoo geheel anders
dan gjj
Dat doet niets tot de zaak, zeide Jan glim
lachende. Er is verschil van voortreffelijkheid
in de wereld.
O ja. maar dat bedoel ik niet; hel is niet een
verschil van voortreffelijkheid, dat ik meen. Zjj
laten injj alles doen, wat hun in de gedachten
komt, ik bedoel niet, voegde zjj er glimla
chende hjj, dat dit niet ook uwe gewoonte was,
maar gij had er altjjd een reden voor, en dal
is inct hen niet het geval. Mjjn vader dwingt mjj
nu en dan zelfs, wjjn te drinken, ik doe het
niet gaarne, en dat weet hjj wel, en dat is
geloof ik, de reden, waarom hjj er mij toe
noodzaakt.
Dat. is geene zaak van groot belang. Ellen
als zjj ii maar geene verkeerde dingen lalen
doen.
Dat kunnen zjj niet doen, hoop ik;en dan
is er nog iets anders, dat zjj mjj niet kunnen
lalen doen.
Wat is dat?
Hier te blijven, als gij mjj hier vandaan
wilt nemen.
Beiden zwegen eenige oogenblikken.
Ge zjjt grooter geworden, Ellen, zeide Jan
ge zjjt niet meer het kind, dat ik verliet.
Ik weet het niet, zeide Ellen glimlachende;
het schijnt mjj toe, dat ik nog dezelfde ben.
Laat eens zienl Kijk mij eens aan!
Zjj toonde hem haar gelaat; onder glimlachjes
en tranen was haar blik niet minder beider en
open dan de zijne doordringend was. „Volkomen
dezelfde", zeide haar broeders oog eene poos
later. Ellens gelaat verhelderde, ioen zij dat
gewaar werd.
Waarom zjjt ge niet vroeger gekomen, en
waarom hebt ge mij niel geschreven, Jan?
Ik wist niet waar ge waart. Ik hen sedert
verscheidene maanden niet in Engeland geweest
lot nu eerst onlangs, en ik kon uw adres maar
niet krijgen. Ik denk, dat mjjn vader langen
tjjd zonder uw adres geweest is; en toen hjj
liet mjj eiudeljjk toezond, raakte de brief ver
loren en kwam nimmer terecht, heteene
oponlhoudt volgde op het andere,
En toen ge hat eindelijk kreegt?
Toen vond ik het beter, naar tl loc te gaan
dan te schrjjvcn.
En lm moet go zoo spoedig naar huis!
Ik moet wel, Ellen. Mjjnc bezigheden hebben
mjj lang opgehouden, en hel is meer dan lijd,
dat ik terugkeer. Ik denk de volgende week uit
te zeilen.
Ellen zuchtte.