is zeker niet te onderschatten. Kan men
daarover lot overeenstemming komen,
dan meenen wij, dat de vrijzinnige idee
het best gediend zal worden door een
gezamenlijk optreden der fracties, zooals
in 1913 geschiedde!
Wat hebben wij vanaf 1901 kunnen
constateeren
In dat jaar scheidden de Vrijzinnig-
democraten zich ai' De vrijzinnigen waren
verdeeld. Dr. Kuyper won.
in 1905 was er op het blanco-artikel
een vleugje van samenwerking. De Lin
kerzijde triomfeerde.
In 1909 was men hopeloos verdeeld.
Heemskerk won.
In 1913 ging men samen op een tlink
omlijmd program. De Linkerzijde kreeg
de meerderheid.
Wij vreezen maar al te zeer, dat het
gedeeld optrekken in 1918 het noodza
kelijk élan bij het vrijzinnig volksdeel
zal doen ontbreken. Daarom moeten de
drie fracties er met alle kracht naar
streven op een fliuk program gezamenlijk
op te trekken. De Vrijzinnig-democraten
hebben de Concentratie verbroken. Wij
hopen van harte, dat de Commissie uit
de Liberale Unie er in zal slagen die
partij van de noodzakelijkheid en moge
lijkheid van samenwerking alsnog te
overtuigen.
Het tarief.
Oude problemen hebben afgedaan. Zoo
schreven wij in ons hoofdartikel. Under
de problemen valt zeker niet de kwestie
van het tarief. Als na den vrede de
vraag onder ongen zai moeten worden
gezien, hoe de enorme lasten, welke de
oorlogstoestand ook ons land oplegde,
zullen moeten worden gedekt, zal meer
dan één in verhooging van het tarief
van invoerrechten het middel zien om
de financiën te verstrekken. De geschied-
schijver, die na lange jaren in staat zal
zijn de oorzaken van den ontzettenden
wereldkrijg, waarvan wij getuigen zijn,
vast, te stellen, zal daarvoor o. i. in de
eerste plaats een economisch en onder
grond vinden en juist in het protec
tionistisch streven één der oorzaken
ontdekken, welke tot den wereldkrijg
leidden. Het opbouwen van slagmuren,
om eigen gebied, waardoor men den
invoer van concurreerende landen be
lette en ten kostte der eigen bevolking
industriën aan groote winsten hielp,
heeft de vijandige stemming der Euro-
peesche grootmachten ten zeerste in de
hand gewerkt en de economische con
flicten, die grondoorzaak zijn van het
wereldconflict, ten zeerste toegespitst.
Het is wel teekenend, dat „De Standaard"
van 30 Juni in een hoofdartikel „Uns
Tarief" bepleit, dat het tot verhooging
van ons tarief van invoerrechten zal
moeten komen.
Het blad van den heer Kuyper wijst
er op, hoe in 1913 de Tariefwet-Kolkman
inzet was van den verkiezingsstrijd. Het
ontziet zich niet, de herhaaldelijk weer
legde bewering te colporteeren, dat be
dreigde Duitscbe fabrikanten gelden
stortten voor de verkiezingen, üok dat
er electoraal geld van Chineezen bin
nenkwam. De „Standaard'' zou waar
schijnlijk hoogst verontwaardigd doen,
als wij er aan herinnerden, hoe aan
een Chinees door anti-revolutionairen
geld werd gevraagd om den heerRood-
buijzen in den Briel te wippen, en De
Standaard" zou uitermate boos zijn, als
wij het penninkske van den heer Leh-
gediend binnentrad, moeeten bare oogen onwille
keurig het oordeel van den knecht rechtvaardi
gen; en op de vraag, of hjj de jongejuffrouw
Lindsay zien mocht, antwoordde zij zeer beleefd
ofschoon tegen haar zin, dat de jongejuffrouw
Ellen belet had.
Mag ik zoo vrjj zjjn, te vragen, zei de vreem
deling met een flauwen glimlach, of dat belet
onoverkomelijk is? Morgen verlaat ik Schotland,
de redenen, waarom ik de jongejuffrouw Lindsay
nog vanavond wensch te zien, zijn zeer dringend.
Lady Keith kon nauwelijks hare eigen ooren
gelooven, en had moeite haar gelaat te beheer-
schen, toen zij hem betuigde, dat het haar „leed
deed, dat het de jongejuffrouw Lindsay niet
moge ijk was, het genoegen te hebben, hem dien
avond te zien."
Mag ik u dan vragen, op welk uur ik mij
vleien mag, haar morgen te zien?
Lady Keith, die schielijk het besluit nam, dat
Ellen den volgenden morgen aan eene lang ge
dane uilnoodiging zou voldoen, antwoordde, dat
zij niet in de stad zou zijn, daar zij Edinburg
reeds vroegtijdig zou verlaten.
IJo vreemdeling hoog en ging heen; dit was
alles, wat de omstanders zagen Maar Lady Keith,
die door zijne oogen, welke haar maar al te wel
doorgrond hadden, verlegen was geworden, wenk
te een bediende, die dicht bij haar stond, en
beval hem, dien heer uitgeleide te doen.
De man gehoorzaamde; doch de vreemdeling
nam zjjn mantel niet en maakte geen beweging
om te vertrekken.
man in herinnering brachten. Tegen
over die feiten zvvijge „De Standaard''
dan intusschen met haar onbewezen
beweringen over geld van bedreigde
Duitsche fabrikanten.
Dat zij terloops opgemerkt.
„De Standaard" tracht echter de voor
stelling te wekken, alsof liberale mi
nisters het tarief omhoog gekregen heb
ben, doch „zonder dat er drukte over
werd gemaakt".
Inderdaad, de opbrengst van het ta
rief is sinds 1887 zeer sterk gestegen.
Doch wat „De Standaard" had aan te
toonen, n.l. dat liberale ministers van
het in 1877 aangenomen stelsel door
verhoogiug van het percentage der in
voerrechten zijn afgeweken, laat het
blad achterwege.
De technische herziening van Spren-
ger van Eijck bracht geen enkele ver
hooging van het percentage van het ta
rief en toen de heer Pierson enkele
rechten van 5 tot 6 pCt. wilde ver-
hoogen, was het verzet in liberale krin
gen zoo groot en hield men zoo flink
aan het beginsel van den vrijhandel
vast, dat het ontwerp van den minister
het niet tot wet kon brengen. In ons
land is dan ook geen sprake van „be
scherming" zooals „De Standaard" die'
opvat.
De uitslag van 1913 heeft de anti
revolutionaire partij geleerd, van het
tarief geen „electorale qauestie" meer
te maken. De „Standaard" adviseert
thans „de kunst van het trekken aan
de koorde te verstaan".
Dat wil zeggenbij stukjes en beet
jes moet een hooger tarief worden
binnengehaald.
Hoe „De Standaard" durft argumen
teeren, blijke uit bet volgend citaat
„Steeds wezen we daarbij met
name op de 144,000 Nederlanders,
die naar de R-hijnlanden waren ge
togen, om arbeid te zoeken, en even
zoo op de 70,000 arbeiders, die in
België vertoefden. Beide groepen wa
ren immers het symbool van het
min behageiijk leven in ons eigen
land. Thans is ook hierin de kwade
noot aan het licht getreden. Hoe-
vele duizenden zijn thans niet over
de grenzen ons land weer binnenge
trokken, omdat hun positie in Duitsch-
land onhoudbaar werd, en ook, hoe
vele duizenden keerden niet uit Bel
gië huiswaarts, omdat het zoo geen
leven voor hen was. Twee feiten
waaruit opnieuw bleek, hoe onnatuur
lijk en verkeerd de positie was, die
door hier Vrijhandel en tegenover
ons de Protectie te stellen, het volk
van huis weg trok, maar in tijd van
oorlog opeens hulpeloos in ons land
terug wierp."
Men wrijft zich de oogen uit, hoe
het mogelijk is, dat zoo scherpzinnig
man als de heer Kuyper, dergelijk be
toog ter verdediging van een hoog ta
rief van invoerrechten kan neerschrij
ven. België, dat onder den druk van
het oorlogswee zijn bloeiende industrie
zag vernietigen, Duitschland, dat bij de
afsluiting zijner grenzen door zijn tegen
standers en de noodzakelijkheid, waarin
het verkeerde om tallooze fabrieken
uitsluitend te exploiteeren voor de am-
munitievoorziening, beide landen, waar
het voedingsvraagstuk ongekende, haast
onoverwinbare moeilijkheden biedt, waar
het gebaele economische leven nog meer
op zijn kop staat dan ten onzent, wor-
Neen, dezen kant niet, zeide hij barsch,
toen de bediende zjjne hand aan de deurkruk
bracht, breng mij naar de jongejuffrouw
Lindsay!
De jongejuffrouw Ellen, zei de man aarze
lend, terugkomende, daar hij dacht uit de handel
wijze van den heer Ie moeten opmaken, dat hij
Lady Keith verkeerd begrepen had; waar is
de jongejuffrouw Ellen, Arthur?
Hij, die aldus aangesproken werd, keerde het
hoofd om naar de deur, waardoor hjj zooeven
gekomen was.
Dezen kant, Mijnheer, als het u belieft,—
welken naam, Mijnheer?
Geen naam, blijf maarl zei de vreemdeling
terwijl hjj binnentrad.
Er waren verscheidene personen rondom eene
dame geschaard, die aan de piano zat te zingen
Ellen stond te midden van hen. De heer naderde
zachtjes dc groep, en stond daar zonder opge
merkt to worden; Ellens oogen waren op den
grond geslagen. De uitdrukking van haar gelaat
trof hem en was hem aangenaam; zjj was juist,
wat hg gewenscht had Ie zien. Zonder dat er
een zweem van droefheid in lag, was er in al
haar trekken een merkwaardig mengsel van ernst
en zachtheid, die men alleen daar aantreft, waar
godsdienst en tucht hun invloed uitgeoefend
hebben; wijsheid, dio alles ernstig,en liefde,die
alles hljjmoedig leert bezien, lil liet eerst, was
hg niet zeker, of zij aandachtig naar de muziek
luisterde, dan of haar geest zich inet geheel iets
anders en verafgelegens bezig hieldhij dacht
den hij den uittocht van eenige duizen
den arbeiders aangehaald als bewijs van
de zegeningen der protectie.
De lezer zal niet van ons vergen,
dat wij in een uitvoerige weerlegging
van dit betoog van „De Standaard
treden. Ieder zal voelen, dat de heer
Kuyper bij liet schrijven van zijn ar
tikel blijkbaar had vergeten, dat er een
wereldoorlog is.
Intussctien bewijst dit artikel wel,
hoezeer de voorstanders van belasting
naar draagkracht op hun hoede zullen
moeten zijn, als de vraag aan de orde
komt, hoe de staatsuitgaven in de toe
komst zullen moeien worden gedekt. De
„Standaard" zal van het tarief, door de
ervaring geleerdgeen „electorale"
kwestie meer maken. Blijkbaar koestert
bet blad alle hoop, dat tariefsverhoo-
ging bij stukjes en beetjes zal kunnen
worden verkregen. Dat moet al degenen,
die in vrijhandel voor ons land een
waarborg zien voor bloei en welvaart,
tot waakzaamheid aansporen
De drang, om door indirecte heffin
gen in de nooden van de schatkist te
voorzien, kon na den oorlog wel eens
zoo groot blijken, dat van de tegen
standers dier belastingen alle inspan
ning noodig zal zijn om zwaren druk
op de mindraagkrachtige massa te voor
komen.
Het artikel van ,,De Standaard" is
een waarschuwing, die wij ter har e
moeten nemen!
Van de Oostgrens.
Uit de verte komt weei het zware dreunen
van het geschut aan den bovenloop van de
Maas. Nu de lage regenluchten boven het
Maasdal hangen, drijft de Zuidenwind het
grommend geluid vele tientallen Kilometers
als door een tunnel voort. De menschen
hier zijn er aan gewend, 'n Enkele roept 't
eens toe aan een buurman: „huur toch'ns,
wat ze weer aan den gang zijn Maar
voor de rest trekken ze er zich niet veel
van aan; 'tis nog altijd gelegenheid om een
mazzel te maken en met alle inspanning
piekeren ze er over, hoe 't nu wel klaar te
spelen om den buk bjj mekaar te krijgen,
dien ze al op voorhand verkocht hebben
aan den oostelijken buurman. Ik geloof ook
niet, dat er vijf procent van de grensbe
volking één oogenblik zich indenkt, welke
de gevolgen kunnen zijn van Engeland's
maatregel om de blokkadelijn voor Duitsch
land zóó te trekken, dat de Nederlandsche
neutrale scheepvaart een totale onmogelijk
heid wordt.
Maar de Duitsche grenswachter glundert;
hjj is ingewijd in het groote oorlogsschaak
spel. En deze zet van Engeland is koren
op zjjn molen. „Warten Sie nur," bromt hij.
„Nog een poosje, dan zult ge Engeland
kennen, zooals wjj het kennen en zooals
België het kent en Roemenië en zooals
Griekenland het spoedig zal kennen."
Ik kan een grenswachter van de overzijde
nu eenmaal geen gelijk geven, als hij zjjn
meening zegt over België, maar een debat
draait steeds uit op hatelijkheden en ik ben
altijd wat huiverig van zoo'n gelaarsden
kerel met zijn karabijn, je kunt nooit weten
of hij na al die oorlogsellende aan het
front te hebben medegemaakt nog wel vol
komen normaal is en niet eens onverwacht
in een vlaag van opwinding zou kunnen
schreeuwen: geef acht, in postuur, pareer!
En dan zou ik 't met m'n parapluis leeljjk
moeten afleggen tegen zijn flint al is 't dan
ook maar een in Rusland buitgemaakt
schietding, zooals hij 't noemt.
Over België kan ik hem geen geljjk geven.
Maar over Roemenië, ja. En ik kan me er
levendig indenken, hoe vermakelijk m'n
Pruis het moet vinden, dat zijn land nu de
beschikking heeft over het rjjkste graanland
het laatste. En hij had gelijk. Eensklaps en, naar
het scheen geheel onwillekeurig, kwain haar het
beeld van Jan voor den geest, zooals zij hem
voor het eerst op dien avond te Carra-Carra
gezien had, toen zij van de kokende chocolade
opkeek, en hem bespeurde. hoe hij in eene
wachtende houding bij de deur stond. Ellen ver
wonderde er zich eerst over, hoe die gedachte
juist nu in haar hoofd opgekomen was; in het
volgende oogenblik sloeg zij, als door eene plotse
linge ingeving, hare oogen op. om naar de oorzaak
Ie zoeken, en zag den glimlach van Jan.
Het zou niet. gemakkelijk zijn, de verandering
in Ellens gelaat te beschrijven. Het weerlicht
verspreidt wel een snel en schitterend licht,
maar het blijft, niet lang. Met een sprong was
zij hij hem, vatte zijne beide handen, en trok
hem buiten deur, waarbij zij stonden; en zoodra
zij buiten het gezicht waren, wierp zg zich in
vervoering van blijdschap in zjjne armen. Voor
dal zij echter een van heiden een woord konden
spreken, had zjj hem weder hjj de hand gevat,
en geleidde hem de gang door naar de afzonder
lijke trap, besteeg deze vlug naar hare kamer, en
wierp zich nogmaals in zjjne armen, terwijl zjj
uitriep: „O, Janl mjjn lieve Jan! mjjn lieve
broeder
Maar glimlachen en woorden waren niet vol
doende voor hel overvolle gemoed. De vreugde
overstelpte haaf zoozeer, dat liefde en bljjdo
herinneringen haar als buiten zich zelve brachten.
Zjj kon zich niet inhouden, ging zitten, en haar
hoofd voorover op de leuning van de sofa bui-
vail Europa, alleen als gevolg van het dr jjven
eu aansporen van de Entente-landen om
Roemenië ook mede te laten doen. En
Griekenland, ja, ook daarin heeft hij een
beetje geljjk. Tenminste, als het waar is,
dat de Entente overweegt, om, nu Grieken
land zelf ook den oorlog heeft verklaard
aan Duitschland, de Engelsche en Franscbe
troepen maar terug te halen uit dien uit
hoek. Want dan is Griekenland al even
hard aan de heidenen overgeleverd als Zuid-
West Roemenie. „E dat is ook jullie deel,"
grinnikt m'n gelaarsde Feldgraue, „als je
parljj trekt voor den Englaüder, die nu je
fijne vaargeul door de Noordzee afsluit."
En dan werkt hjj met cjjfers met 5 nullen
om aan te geven, hoeveel militairen er aan
zijn kant al maanden-laag (we kunnen nu
al haast zeggen jaren-lang, want in Sep
tember 1914 ging onder de Duitsche wachten
reeds hetzelfde praatje) klaar staan om als
een vloed over ons land te stroomen, ten
einde de zeekusten te beschermen tegen
een Engelschen inval.
Brrhuiver ik dan maar eens en ik
presenteer hem een Hollandsche sigaar.
„Brr... als 't zoo ver is, dann holen Sie
mir doch nicht den feinen Schink aus der
Küche?" „Krieg ist Krieg," likkebaardt hij,
„wir nehmen uns alles, das ist einmal
Recht".
Op dit oogenblik kon ik het gesprek niet
langer voortzetten. Ik kreeg lood in m'n
beenen. Want 't eerste, waaraan ik dacht,
was; „daar gaat je inmaak! daar gaan je
flesschen met doppers en worteltjes, je
potjes gelei en jam! daar holt 'n dikke
Münchener met je prachtham de straat
over, daar kruit een Meeklecburger een
heelen kruiwagen vol van je mooiste
savoyen naar zijn bivak, terwijl 's een of
andere Berljjnsche 3traattype in je kippen
hok huishoudt, dat de veeren naar alle
kanten rondstuiven en 't daarbinnen een
geschreeuw en gekakel is, of de wereld op
zjjn kop staat
Maar laat ik niet spotten met de ellende,
't Spottershuisje zal branden, wordt weieens
gezegd. Ik meen het ook niet zoo luchtig.
Daarvoor verneem je hier teveel van de
narigheden, die zich afspelen in oorlogsland.
Een stukje echt oorlogswee vernam ik
nog dezer dageD van een meisje van een
jaar of achttien, dat uit 't bezette gebied
van Frankrijk, uit Rjjssel, was gekomen.
De familie had er een goede zaak gehad.
Maar de vader moest vechten aan Fransche
zjjde en bjj bet oprukken der Duitsche
troepen sloeg een granaat in de woning
en doodde de moeder. Eerst vele maanden
later kreeg familie in Holland het van de
Duitsche Regeering gedaan, dat de ver
weesde kinderen naar Nederland mochten
vertrekken. Al dien tjjd leefden de kinderen
onder het toezicht van het oudste meisje
in het half vernielde huis. Toen de maat
regel van het wegvoeren van arbeidskrach
ten werd ingevoerd, moest ook het oudste
meisje vertrekken, ergens naar een Werk-
statte in Duitschland. Lang behoefde ze er
niet te blijven, want de kleinen thuis konden
niet zonder hulp. Maar wat ze zag in den
vreemde en in haar half verwoeste geboorte
plaats heeft haar als achttienjarige eene
levensbeschouwing van een vrouw op leef-
tjjd gegeven. Ben huivering is mjj bijge
bleven van haar verhaal over de nachtelijke
autotransporten van dooden en gewonden
door de stad. Geheimzinnige transporten
van wagenreeksen vol soldatenlijken en
brokstukken van menschen, die men niet
te begraven wist aan het front en in 't
donkerste van den nacht werden wegge
voerd meer achterwaarts in een woedende
haast, die oorzaak was dat matineuse stads-
menschen in den vroegen ochtend soms
een uit 'n auto geslingerd hoofd in de stads
straten vonden. Gehuiverd heb ik, toen zg
bezwoer 't met eigen oogen gezien te hebben,
dat gevangenen belast waren met het trans
porteeren van honderden gedooden, zes aan
zes met touwen bijeengebonden, als betrof
het een zending miserabele handelswaar.
K.
gende, schreide zij met al de hartstochtelijkheid
van haar kinderlijken leeftijd, en beefde van
het hoofd tot de voeten. Jan kon aan die uit
barsting wel bemerken, hoezeer haar hart sedert
maanden overkropt was geweest. Hij wandelde
eenige oogenblikken de kamer op en neer; aan
deze buitengewone overspanning wilde hij echter
een einde maken. Hjj zeide niets? doch zich
nevens Ellen op de soia plaatsende, nam hjj be
daard een harer handen, en toen zjj in hare
overspanning moeite deed hare hand los te krij
gen, werd haar zulks niet toegestaan. Ellen be
greep dien wenk zeer goed, en bedwong zich
terstond. De kalme, krachtige druk zjjncrhand
bracht haar beter tot bedaren, dan woorden
zouden gedaan hebben. Het snikken hield op,
zjj wendde haar hoofd van de sofa af. en
legde het tegen hem aau, nam zjjne hand in de
hare, en drukte ze aan hare lippen, alsof zjj
half buiten zich zelve was, Dit werd haar echter
evenmin toegestaan, want lijj maakte zich spoedig
weder van hare handen meester. Er heerschte
nog sieeds slilzwjjgen. Ellen kon nog niet opften,
eu scheen evenmin te durven spreken; de op
gewondenheid van hare uitbundige vreugde
scheen langzamerhand te bedaren.
Ik dacht, dat ge nooit zoudt gekomen zjjn,
Jan, zeide zjj eindelijk, half fluisterende,
En ik kan nu niet bljjven. Ik moet u morgen
reeds verlaten, Ellen.
Ellen verschrikte; zij keek nu eerst op.
(Wordt vervolgd.)